24

Ik wist dat Rae teleurgesteld was over wat we hadden gevonden… of eigenlijk wat we niet hadden gevonden. Ik voelde me vreemd genoeg een beetje schuldig, als een goochelaar die zijn publiek niet weet te vermaken. Maar ze twijfelde er geen moment aan dat ik een geest had gezien en dat hij me had opgedragen die deur open te maken, en daar was ik haar dankbaar voor.Æ

Ik legde de sleutels terug, waste me en zocht mevrouw Talbot op om tegen haar te zeggen dat ik voor wiskundebijles naar Derek ging en dat Simon erbij zou blijven. Ze aarzelde, heel eventjes maar, en liet me toen gaan.

Ik haalde mijn pas gearriveerde wiskundeboek op uit mijn kamer en liep naar de jongenskant. De deur stond open. Simon lag languit op het bed een stripboek te lezen. Derek zat over het te kleine bureautje gebogen zijn huiswerk te maken.

De kamer was hetzelfde als die van ons, maar dan in spiegelbeeld, en bevond zich aan de achterkant van het huis in plaats van aan de voorkant. Aan Simons kant waren de muren behangen met bladzijden die zo te zien uit stripalbums waren gescheurd, maar toen ik mijn ogen samenkneep, besefte ik dat ze met de hand waren getekend. Sommige waren in zwart-wit, maar de meeste waren in kleur, en ze varieerden van schetsen van personages en panelen tot paginagrote tekeningen, in een stijl die tussen manga en de klassieke strip in lag. Meer dan eens had Simon op z’n kop gekregen omdat hij tijdens de les zat te tekenen. Nu zag ik waar hij aan had zitten werken.

Dereks muren waren kaal. Op zijn ladekast lagen stapels boeken en op zijn bed opengeslagen tijdschriften. Op het achterste hoekje van zijn bureau stond een of ander apparaatje, een en al draden en katrollen. Een schoolproject, nam ik aan; als ik volgend jaar zoiets ingewikkelds moest bouwen, was ik de pineut.

Ik klopte op de deurpost.

‘Hoi.’ Simon wierp het stripboek op het bed terwijl hij rechtop ging zitten. ‘Ik wilde net tegen Derek zeggen dat we maar even naar beneden moesten gaan om te kijken of de verpleegkundigen soms moeilijk deden. Nee, toch?’

Ik schudde mijn hoofd.

Derek legde zijn wiskundeboek op het nachtkastje bij wijze van rekwisiet, met zijn ringband erbovenop. ‘Ik ga onder de douche. Begin maar vast.’

‘Horen de verpleegkundigen dan het water niet stromen?’

Hij haalde zijn schouders op en veegde het haar uit zijn gezicht, dat slap en piekerig om zijn gezicht hing en in het lamplicht dof glansde van het vet. ‘Dan zeg je maar dat ik er al onder stond. Ik ben binnen een paar minuten klaar.’

Hij liep naar de deur, waarbij hij met een zo groot mogelijke boog om me heen liep, wat me deed afvragen hoe erg hij eigenlijk aan een douche toe was. Maar ik was niet van plan aan hem te ruiken.

Als hij altijd ’s avonds douchte, was dat misschien wel deels het probleem. Kari zei dat ze altijd ’s avonds in bad ging, maar na een tijdje voelde ze zich gedwongen ’s ochtends te douchen omdat haar haar anders tegen etenstijd al hartstikke vet was. Ik zou niet durven om daar iets over tegen Derek te zeggen, maar toen hij voorbijliep, kon ik een onschuldige opmerking niet laten: ‘Waarom douche je je niet gewoon ’s ochtends?’

‘Doe ik ook,’ mompelde hij terwijl hij doorliep.

Simon borg zijn stripboek op. ‘Kom maar binnen. Ik bijt niet.’

Hij ging achterover midden op zijn bed liggen, waardoor de veren piepten, en klopte op de rand. ‘Als ik het niet zo erg vond om over te komen als een volslagen loser, zou ik zeggen dat dit de eerste keer is dat ik een meisje bij me in bed heb.’

Ik boog naar voren om mijn boeken op het nachtkastje te leggen en mijn blos te verbergen. Toen ik mijn wiskundeboek opensloeg om de indruk te wekken dat we hard aan het werk waren, duwde ik per ongeluk de ringband van Dereks wiskundeboek af. Ik wierp een blik op de titel en staarde er ongelovig naar.

Algebra en trigonometrie voor academici.

Ik bladerde het kort door.

‘Als je daar iets van begrijpt, ben je al veel verder dan ik,’ zei Simon.

‘Ik dacht dat Derek in de tweede zat.’

‘Ja, maar niet met algebra. Of meetkunde. Of scheikunde, natuurkunde en biologie, al zit hij met die vakken pas op vierdeklasniveau.’

Pás op vierdeklasniveau?

Toen Derek zei dat niemand er raar van zou opkijken als we samen wiskundeopdrachten gingen maken, bedoelde hij dus helemaal niet dat hij zelf hulp nodig had. Geweldig. Het was al erg genoeg dat Derek dacht dat ik een wispelturig blondje was dat van het minste of geringste schrok. Nu dacht hij kennelijk ook nog dat ik niet al te slim was.

Ik legde de ringband weer op Dereks wiskundeboek.

‘Tori… ze heeft het je toch niet al te moeilijk gemaakt?’ vroeg hij. ‘Vanwege gisteren?’

Ik schudde mijn hoofd.

Hij slaakte een zucht van verlichting en legde zijn hoofd op zijn gekruiste armen. ‘Mooi. Ik snap niet wat ze heeft. Ik heb heel duidelijk gemaakt dat ik geen belangstelling heb. Aanvankelijk probeerde ik nog aardig te zijn en haar te ontmoedigen. Maar toen ze het niet leek te snappen, heb ik haar op de man af verteld dat ik geen interesse in haar heb. Tegenwoordig ben ik ronduit onbeschoft tegen haar, maar ze wil me nog steeds niet met rust laten.’

Ik draaide me een stukje om om hem beter te kunnen zien. ‘Dat lijkt me best moeilijk, als iemand je heel erg leuk vindt terwijl jij diegene helemaal niet ziet zitten.’

Hij lachte. ‘De enige die Tori heel erg leuk vindt is Tori zelf. Ik ben maar een zoethoudertje tot ze zich weer met de aanvoerder van het footballteam kan bezighouden. Meisjes als Tori willen een vriendje – maakt niet uit wie – en hier ben ik haar enige optie. Peter was veel te jong, en Derek… Derek is haar type niet. Geloof me, zodra er een nieuwe jongen binnenkomt, is ze mij vergeten.’

‘Dat weet ik nog zo net niet. Volgens mij vindt ze je echt…’

‘Doe me een lol, zeg. Zie ik eruit alsof een diva op mij zou vallen?’ Hij draaide zich op zijn zij en ondersteunde zijn hoofd met zijn hand. ‘Ja, natuurlijk, als Derek en ik weer eens naar een nieuwe school gaan, krijg ik best wat aandacht van de populaire meisjes. Zo van’ – hij zette een hoog stemmetje op – ‘“Hoi, Simon, ik, eh, vroeg me, zeg maar, af of je me na school misschien, je weet wel, zou willen helpen met mijn huiswerk. Want het is, zeg maar, wiskunde, en jij bent toch, je weet wel, Chinees? Dus je bent er vast hartstikke goed in.”’

Hij draaide met zijn ogen. ‘Ten eerste is mijn vader Koreaans en was mijn moeder Zweeds. Ten tweede bak ik helemaal niks van wiskunde. En ik hou ook niet van koekoeksklokken of skiën of dure chocola.’

Ik proestte van de lach. ‘Volgens mij is dat allemaal Zwitsers, hoor.’

‘O. Wat is er dan Zweeds?’

‘Eh, weet ik niet. Gehaktballen?’

‘Tja, die vind ik op zich best lekker. Maar Zweedse waarschijnlijk niet.’

‘Wat vind je dan wel leuk?’

‘Qua schoolvakken, bedoel je? Geschiedenis. Niet lachen. En ik ben ook best goed in Engels. Ik kan uitstekend haiku’s schrijven. Die zijn trouwens Japans.’

‘Wist ik wel.’ Ik wierp een blik op de tekeningen aan de muur. ‘Je haalt vast alleen maar tienen voor tekenen. Die zijn echt schitterend.’

Zijn gezicht klaarde op en er verscheen een warme, gele vonk in zijn donkerbruine ogen. ‘Schitterend is misschien een beetje overdreven, maar toch bedankt. Maar ik haal helemaal geen tienen voor tekenen. Vorig jaar had ik net een voldoende. De lerares was pissig op me omdat ik telkens alleen maar striptekeningen inleverde. Ik maakte de opdrachten wel, alleen ik paste de technieken toe in mijn eigen werk. Ze vond me een betweter.’

‘Dat is niet eerlijk.’

‘Nou ja, zelfs na een of twee waarschuwingen bleef ik gewoon mijn eigen werk inleveren, dus dat was inderdaad wel een beetje betweterig van me. Of gewoon koppig. Maar goed, over het algemeen ben ik geen uitblinker op school. Ik grossier in zesjes en zeventjes. Derek is het genie. Ik ben nog het beste in gym. Ik hou van veldlopen, hordelopen, basketbal, voetbal…’

‘O, ik heb ook gevoetbald.’ Ik zweeg even. ‘Nou ja, dat is al een tijdje geleden. In de tijd dat we nog als een zwerm bijen met z’n allen achter de bal aan renden.’

‘Die tijd kan ik me nog levendig herinneren. Ik zal je een beetje bijspijkeren, dan kunnen we een team oprichten. De vv Lyle House.’

‘Een heel klein team.’

‘Nee, een heel exclusief team.’

Ik leunde op mijn ellebogen achterover op het bed. Ik had niet meer een op een met een jongen gepraat sinds… nou, waarschijnlijk sinds het moment dat ik was begonnen jongens als jongens te beschouwen in plaats van gewoon als andere kinderen.

‘Over exclusieve teams gesproken,’ zei ik, ‘ik hoop dat je me hiernaartoe hebt laten komen om mijn vragen te beantwoorden.’

‘Is mijn gezelschap dan niet genoeg?’ Quasi-verontwaardigd trok hij zijn wenkbrauwen op, maar het effect werd bedorven door de schittering in zijn ogen. ‘Oké, je bent geduldig genoeg geweest. Wat wil je weten?’

‘Alles.’

We grijnsden naar elkaar.

‘Oké, jij bent een necromancer en ik ben een magiër. Jij kunt met de doden praten en ik kan bezweringen uitspreken.’

‘Is dat de reden dat je hier bent? Heb je iets uitgehaald?’

‘Nee.’ Hij zweeg, en er trok een schaduw over zijn gezicht. ‘Nou ja, in zekere zin wel, maar het had niets met magie te maken. Er is wel iets gebeurd. Met De…’ Hij kapte zijn zin af. Uit Dereks dossier wist ik inmiddels waarom híj hier was, maar ik was niet van plan dat toe te geven. ‘Hoe dan ook, er is iets voorgevallen, en toen verdween mijn vader en het is een lang verhaal, maar de korte versie is dat we hier vastzitten totdat ze weten wat ze met ons aan moeten.’

En tot Derek ‘genezen’ was, veronderstelde ik. Daarom had Simon geen dossier en hoefde hij niet naar therapie. Hij was hier niet omdat er iets met hem aan de hand was. Toen hun vader verdween, hadden de instanties Derek hiernaartoe gebracht en besloten Simon maar gewoon mee te sturen.

‘Oké, wat is er verder nog? Wat zijn de soorten…’ Ik zocht verwoed naar een woord.

‘Bovennatuurlijken. De verschillende soorten heten rassen. Er zijn er niet zoveel. De belangrijkste zijn necromancers, magiërs, heksen. Ook tovenaars, maar dan meisjes. Vergelijkbaar, maar een afzonderlijk ras, en niet zo sterk als magiërs. Dat wordt tenminste beweerd. Wat nog meer? Halfdemonen, maar daar moet je me niets over vragen, want daar weet ik bijna niets van af. Derek weet er meer van. O, en sjamanen. Dat zijn goede genezers en zij zijn in staat tot astrale projectie.’

‘Astrale wat?’

‘Ze kunnen buiten hun lichaam treden. Als geesten rondzwerven. Vet als je wilt afkijken tijdens een proefwerk of de meisjeskleedkamer binnen wilt glippen… voor jongens die zoiets zouden doen…’

‘Ja, ja. Je zei dat Derek meer over halfdemonen weet. Is hij er zelf een?’

Hij wierp een vluchtige blik in de richting van de gang en draaide zijn hoofd een beetje, alsof hij wilde controleren of de kraan nog liep. ‘Je hebt dit uit me moeten trékken, oké?’

‘Hè?’

Hij schoof zo dicht naar me toe dat hij mijn been raakte en dempte zijn stem. ‘Over Derek. Wat hij is. Als hij ernaar vraagt, heb je het uit me moeten trekken.’

Een beetje geërgerd rechtte ik mijn rug. ‘Dus Derek wil niet dat ik weet wat hij is? Dezelfde jongen die me botweg vertelde dat ik een necromancer ben en verwachtte dat ik dat klakkeloos zou accepteren? Als hij niet wil…’

‘Jawel. Uiteindelijk vast wel. Het is alleen nogal… ingewikkeld. Als je het niet vraagt, zal hij het je niet vertellen. Maar als je het wel vraagt…’

Hij keek naar me op, met een blik alsof hij me smeekte het hem gemakkelijk te maken.

Ik zuchtte. ‘Ja, goed, ik zal het wel vragen. Wat is Derek voor iets? Zo’n halfdemon?’

‘Nee. Er bestaat niet echt een naam voor wat hij is. Je zou het het Superman-gen kunnen noemen, maar dat klinkt nogal afgezaagd.’

‘Zeg dat wel.’

‘En daarom wordt het ook niet zo genoemd. Mensen als Derek hebben… van alles iets extra’s, zou je kunnen zeggen. Extra kracht, zoals je al hebt gemerkt. En scherpere zintuigen. Dat soort dingen.’

Ik wierp een blik op het wiskundeboek. ‘Zijn ze ook slimmer?’

‘Nee, dat is Derek gewoon van zichzelf. Dat beweert mijn vader tenminste.’

‘Dan zal je vader ook wel… magiër zijn, neem ik aan. Dus hij kent er nog meer… zoals wij?’

‘Ja. Bovennatuurlijken vormen een soort gemeenschap. Netwerk is misschien een beter woord. Je leert lotgenoten kennen, kunt met hen praten, vindt bij hen iets wat je in de gewone wereld moet missen, zoiets. Mijn vader was er altijd intensief bij betrokken. Maar tegenwoordig niet meer. Er zijn dingen… gebeurd.’

Even werd hij stil en plukte hij aan een los draadje van zijn sprei, waarna hij het losliet en zich weer op zijn rug draaide. ‘Daar hebben we het later nog wel over. Ingewikkeld verhaal. Kort en bondig: ja, mijn vader maakte vroeger deel uit van het netwerk van bovennatuurlijken. Hij werkte voor een researchbedrijf, waar bovennatuurlijke artsen en wetenschappers manieren probeerden te bedenken om het leven van andere bovennatuurlijken te vergemakkelijken. Pa is advocaat, maar dergelijke mensen konden ze ook goed gebruiken. Maar goed, zo hebben we Derek gekregen.’

‘Gekrégen?’

Simon trok een gezicht. ‘Dat kwam er niet zo handig uit. Alsof mijn vader een zwerfhond in huis haalde. Maar zo was het eigenlijk wel een beetje. Zie je, mensen zoals Derek, die zijn zeldzaam. We zijn allemaal zeldzaam, maar hij is echt heel erg zeldzaam. Hij werd opgevoed door de mensen voor wie mijn vader werkte. Als baby’tje was hij wees geworden of in de steek gelaten of zoiets, en ze wilden voorkomen dat hij in een kindertehuis terecht zou komen, wat problemen zou geven als hij een jaar of twaalf werd en mensen dwars door de kamer heen begon te smijten en zo. Alleen was het bedrijf waar mijn vader werkte er niet echt op ingericht om een kind op te voeden. Derek praat niet veel over hoe het was om daar te wonen, maar ik denk dat het net zoiets was als opgroeien in een ziekenhuis. Dat vond mijn vader maar niks, dus mocht hij Derek mee naar huis nemen. Het was… raar. Alsof hij nooit buiten de deur was geweest. Dingen als school of een winkelcentrum of zelfs een snelweg maakten hem doodsbang. Hij was niet aan mensen gewend, al dat kabaal…’

Hij viel stil en draaide zijn hoofd in de richting van de gang. De leidingen galmden toen de kraan werd uitgezet.

‘Een andere keer,’ zei hij geluidloos.

‘Hij is net onder de douche uit. Hij kan toch niet horen…’

‘Jawel, dat kan hij wel.’

Ik moest denken aan wat Simon had gezegd over Dereks scherpere zintuigen. Nu begreep ik waarom Derek altijd van alles leek op te vangen wat niet voor zijn oren bestemd was. Ik nam me voor om in het vervolg voorzichtiger te zijn.

Ik schraapte mijn keel en zei op normale toon: ‘Oké, dus we hebben magiërs, heksen, halfdemonen, necromancers, sjamanen en andere zeer zeldzame soorten, zoals Derek. Maar dat is alles, toch? Ik bedoel, ik ga toch geen weerwolven of vampiers tegenkomen, hè?’

Hij lachte. ‘Dat zou vet zijn.’

Ja, misschien wel, maar ik liet weerwolven en vampiers toch liever aan Hollywood over. Ik wilde best geloven in magie en geesten, en zelfs in uittreding, maar in een dier veranderen of bloed zuigen, dat vergde te veel van mijn fantasie.

Tientallen vragen kwamen bij me op. Waar was hun vader gebleven? En hoe zat het met de mensen voor wie zijn vader werkte? Waarom was hij bij hen weggegaan? En wat voor rol speelde Simons moeder? Maar Simon had gezegd dat hij daar ‘een andere keer’ op zou ingaan. Als ik nu toch naar hun persoonlijke geschiedenis vroeg, zou dat erg bemoeizuchtig overkomen.

‘Dus we zijn met z’n drieën? In hetzelfde huis? Dat moet iets betekenen.’

‘Derek denkt dat het komt doordat sommige bovennatuurlijke krachten – zoals die van jou en die van hem – niet kunnen worden verklaard en daarom maar worden toegeschreven aan een psychische stoornis. Mogelijk zijn sommige jongeren in opvanghuizen bovennatuurlijk. Maar de meesten niet. Dat kun je beter aan hem vragen. Hij kan dingen veel beter uitleggen.’

‘Oké, laten we het dan weer even over mij hebben. Wat willen die geesten van me?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Hulp, lijkt me.’

‘Waarmee? En waarom van mij?’

‘Omdat jij ze kunt horen,’ zei Derek, die de kamer binnenliep terwijl hij met een handdoek zijn haar droogwreef. ‘Het heeft weinig zin om tegen iemand aan te kletsen die je niet kan verstaan.’

‘Ja, duh.’

‘Blij dat je het zelf zegt.’

Ik keek hem boos aan, maar hij had me zijn rug toegekeerd om netjes zijn handdoek op te vouwen en over de bureaustoel te hangen.

Hij ging verder: ‘Hoeveel necromancers denk je dat hier rondlopen?’

‘Hoe moet ik dat weten?’

‘Nou, als het antwoord “heel veel” was, denk je dan niet dat je er iets over zou hebben gehoord?’

‘Kalm aan, broer,’ prevelde Simon.

‘We hebben het over misschien een paar honderd, verspreid over het hele land.’ Ruw haalde Derek een kam door zijn haar. ‘Heb je wel eens een albino ontmoet?’

‘Nee.’

‘Statistisch gezien is de kans dat je een albino tegenkomt drie keer zo groot als de kans dat je een necromancer tegenkomt. Dus stel je voor, je bent een geest. Als je dan een necromancer treft, is het net of je op een onbewoond eiland zit en een vliegtuig ziet overvliegen. Probeer je dan de aandacht te trekken? Ja, natuurlijk. En wat ze willen?’ Hij draaide de bureaustoel om en ging er schrijlings op zitten. ‘Wie zal het zeggen? Als jij een geest was en de enige levende ziel tegenkwam die je kon verstaan, zou je vast wel iets van haar willen. Om te weten wat, zul je ernaar moeten vragen.’

‘Gemakkelijker gezegd dan gedaan,’ mompelde ik.

Ik vertelde hun over de geest in de kelder.

‘Misschien ligt er wel iets belangrijks. Iets wat je nog niet hebt gevonden. Iets wat belangrijk is voor hem.’ Hij krabde afwezig aan zijn wang, kromp ineen en trok zijn hand terug. ‘Misschien een document of een voorwerp waarvan hij wil dat je het aan zijn nabestaanden geeft.’

‘Of een aanwijzing over wie hem heeft vermoord,’ zei Simon. ‘Of een verborgen schat.’

Derek keek hem strak aan en schudde zijn hoofd. ‘Let maar niet op hem… Waarschijnlijk is het iets stoms, een brief die hij vergeten is aan zijn vrouw te geven of zoiets. Iets onbelangrijks.’

Ik vond het anders helemaal niet stom klinken. Of onbelangrijk. Eigenlijk best wel romantisch. De geest blijft jarenlang rondhangen omdat hij wil dat die onbezorgde brief terechtkomt bij zijn vrouw, inmiddels een oud vrouwtje in een verpleegtehuis… Niet mijn soort film, maar stom zou ik het niet willen noemen.

‘Wat het ook is,’ zei ik, ‘het doet er niet toe, want zolang ik die pillen moet slikken, kan ik geen contact maken en het vragen.’

Derek veegde een druppeltje bloed van zijn wang, waar hij een puistje had opengekrabd. Hij trok een geërgerd gezicht, een ergernis die ook in zijn stem doorklonk toen hij snauwde: ‘Dan moet je die pillen niet nemen.’

‘Graag. Als dat kon. Maar na wat er gisteravond is gebeurd, moet ik telkens urine inleveren.’

‘Jemig. Wat klote.’ Simon zweeg even, maar knipte toen met zijn vingers. ‘Hé, ik heb een idee. Het is een beetje smerig, maar als je nou die pillen vermaalt en ze met, je weet wel, je urine vermengt?’

Derek staarde hem aan.

‘Wat nou?’

‘Had jij vorig jaar écht een voldoende voor scheikunde?’

Simon stak zijn middelvinger op. ‘Oké dan, slimmerik, heb jij een beter plan?’

‘Ik zal erover nadenken. Maar ze moet van die medicijnen af. Het kan mij weinig schelen wat die geest wil, maar misschien hebben we nog iets aan hem. Zolang we een bereidwillig slachtoffer hebben, moet Chloe daar gebruik van maken, dan leert ze nog wat. Het zit er niet in dat ze hier binnenkort weggaat… tenzij ze wordt overgeplaatst.’

Simon wierp hem een blik toe. ‘Niet grappig, broer.’

Derek haalde zijn vingers door zijn vochtige haar. ‘Het was ook niet grappig bedoeld. Als je geesten ziet, is dat niet gemakkelijk te verbloemen. Het is iets anders dan bezweringen uitspreken. Na dat gesprek met dokter Davidoff en Gill vanochtend, ving ik iets op van wat ze tegen elkaar zeiden…’ Derek keek me kort aan. ‘Ik liep toevallig langs en ik hoorde…’

‘Ze weet van je scherpe gehoor, broer.’ Derek keek Simon boos aan, maar die haalde zijn schouders op en zei: ‘Ze heeft het zelf uitgevogeld. Ze is niet dom. Maar goed, jij hoorde ze dus…’

Hij zweeg en hief zijn hoofd. ‘Er komt iemand aan.’

‘Jongens? Chloe?’ riep mevrouw Talbot vanaf de trap. ‘Tijd voor een tussendoortje. Komen jullie naar beneden?’

Simon riep dat we eraan kwamen.

‘Wacht even,’ zei ik. ‘Je hoorde de artsen praten. Waarover?’

‘Over jou. En of je in Lyle House wel op je plaats bent.’

==