13

Voorzichtig verliet ik de vrijetijdsruimte, want ik verwachtte dat Derek vlak om de hoek op me stond te wachten, klaar om toe te slaan.

Zijn diepe bromstem maakte me aan het schrikken, maar het geluid kwam uit de eetkamer, waar hij aan mevrouw Talbot vroeg wanneer hij naar dokter Gill toe kon. Haastig liep ik het klaslokaal binnen. Ze waren nog niet klaar met wiskunde, en mevrouw Wang gebaarde dat ik het tafeltje naast de deur moest nemen.

Toen de les eindelijk voorbij was, sjokte Derek naar binnen. Ik deed mijn best om hem te negeren. Rae gebaarde dat ik aan het tafeltje naast haar moest komen zitten. Ik stoof erop af. Derek keek niet eens mijn kant op. Hij ging op zijn vaste plek zitten, naast Simon, en ze gingen met gebogen hoofden en gedempte stemmen zitten praten.

Simon lachte. Ik spande me in om te kunnen verstaan wat Derek zei. Zat hij Simon soms te vertellen over de ‘grap’ die hij had uitgehaald? Of werd ik echt paranoïde?

==

Na Engels waren de lessen voor die dag achter de rug. Derek verdween met Simon, en ik liep achter Rae aan naar de eetkamer, waar we ons huiswerk gingen maken.

Met de grootste moeite wist ik een opdracht over zinsontleding af te krijgen. Het was alsof ik een vreemde taal moest ontcijferen.

Ik zag geesten. Echte geesten.

Misschien zou het anders zijn voor iemand die al in geesten geloofde. Maar dat deed ik niet.

Mijn religieuze opleiding was beperkt gebleven tot sporadische bezoekjes met vrienden aan kerken en bijbellessen; verder had ik een tijdje op een christelijke privéschool gezeten toen mijn vader me niet op een openbare school kon krijgen. Maar ik geloofde in God en een leven na de dood zoals ik geloofde in zonnestelsels die ik nooit had gezien: ik erkende dat ze bestonden, ook al had ik nooit echt over de details nagedacht.

Als geesten bestonden, betekende dat dan dat de hemel níét bestond? Waren we allemaal gedoemd om voor eeuwig als schaduwen rond te zwerven over de wereld in de hoop iemand te vinden die ons kon zien of horen, en…

Ja, en verder? Wat wilden die geesten van mij?

Ik dacht aan de stem in de kelder. Ik wist wat die wilde: dat ik een deur openmaakte. Dus die geest had na jaren te hebben rondgezworven eindelijk iemand gevonden die hem kon horen, en zijn wereldschokkende vraag was: ‘Hé, wil je die deur even voor me openmaken?’

En Liz dan? Dat moest ik hebben gedroomd. Iedere andere mogelijkheid… Ik kon het gewoon niet bevatten.

Maar één ding was zeker. Ik moest meer te weten zien te komen, en als de pillen ervoor zorgden dat ik de geesten niet meer duidelijk kon zien en horen, dan moest ik ze niet meer innemen.

==

‘Jou overkomt dat niet.’

Ik wendde me af van het raam in de woonkamer toen Rae binnenkwam.

‘Wat er met Liz is gebeurd, dat ze werd overgeplaatst, dat zal jou niet overkomen.’ Ze ging op de bank zitten. ‘Daar maak je je toch zorgen over? Dat is toch de reden dat je de hele dag nog geen tien woorden hebt gezegd?’

‘Sorry. Ik ben gewoon…’

‘Ontzettend geschrokken.’

Ik knikte. Dat was zo, ook al was het om een andere reden dan zij dacht. Ik ging op een van de schommelstoelen zitten.

‘Zoals ik gisteravond al zei, Chloe, als je het slim aanpakt, ben je hier zo weg.’ Ze dempte haar stem. ‘Wat je ook vindt? Van die etiketjes van hen? Gewoon knikken en glimlachen. Gewoon zeggen: “Ja, dokter Gill. U zegt het maar, dokter Gill. Ik wil alleen maar beter worden, dokter Gill.” Als je dat doet, loop je voor je het weet net als Peter door de voordeur naar buiten. En ik ook. Dan stuur ik je daarna wel de rekening voor mijn adviezen.’

Moeizaam glimlachte ik. Afgaand op wat ik tot nu toe had gezien, was Rae een voorbeeldige patiënt. Wat deed ze hier dan nog?

‘Hoe lang blijven ze hier gemiddeld?’ vroeg ik.

Ze ging languit op de bank liggen. ‘Iets van twee maanden, denk ik.’

‘M-maanden?’

‘Zo lang is Peter hier geweest. Tori iets langer. Derek en Simon een maand of drie.’

‘Drie maanden?’

‘Volgens mij wel. Maar ik kan het mis hebben. Voordat jij kwam, waren Liz en ik de nieuwelingen. We waren hier allebei ongeveer drie weken, ik een paar dagen langer dan zij.’

‘Ik… Mij is verteld dat ik hier maar twee weken hoefde te blijven.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Dan zal het voor jou wel anders zijn, geluksvogel.’

‘Of bedoelden ze dat twee weken het minimum was?’

Ze stak haar been uit en duwde met haar voet tegen mijn knie. ‘Kijk niet zo somber. Het gezelschap is toch prima?’

Ik glimlachte moeizaam. ‘Deels.’

‘Vertel mij wat. Nu Peter en Liz er niet meer zijn, zitten wij opgescheept met Frankenstein en de diva’s. En nu we het daar toch over hebben, koningin Victoria is weer op de been… tot op zekere hoogte.’

‘Hmm?’

Ze liet haar stem nog wat verder dalen. ‘Ze zit tjokvol medicijnen en is helemaal van de wereld.’ Kennelijk keek ik geschrokken, want ze haastte zich te zeggen: ‘O, dat is niet de gewoonte, hoor. Dat doen ze alleen maar met Tori, en zij wil het graag. Ze is de pillenprinses. Als ze die van haar niet op tijd krijgt, vraagt ze erom. In het weekend waren ze een keer op en moesten ze dokter Gill oppiepen voor een herhaalrecept, en sjongejonge…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Tori rende naar haar kamer, deed de deur op slot en weigerde naar buiten te komen tot iemand haar de medicijnen kwam brengen. Vervolgens vertelde ze alles aan haar moeder en ontstond er een rel van jewelste. Haar moeder heeft connecties met het bestuur van Lyle House. Maar goed, vandaag zit ze onder de kalmeringsmiddelen, dus als het goed is hebben we geen last van haar.’

Toen mevrouw Talbot ons bijeenriep voor het avondeten besefte ik dat ik Rae niet eens had verteld dat ik haar advies had opgevolgd en de dode conciërge had opgezocht.

==

Tori voegde zich bij ons voor het avondeten, lichamelijk althans. De hele maaltijd lang leek ze te solliciteren naar een rol in de eerstvolgende zombiefilm. Ze bracht werktuiglijk haar vork naar haar mond, en soms zat er zelfs eten op. Het ene moment had ik medelijden met haar, het volgende moment vond ik het gewoon griezelig.

Ik was niet de enige die niet wist wat ze met de situatie aan moest. Bij elke hap verstrakte Rae, alsof ze verwachtte dat de oude, vertrouwde Tori boven water zou komen en een stekelige opmerking zou maken over haar eetgewoonten. Simon probeerde halfslachtig een gesprek met mij aan te knopen en stelde af en toe voorzichtig een vraag aan Tori, alsof hij bang was dat ze deed alsof en gewoon op aandacht uit was.

Na die eindeloze maaltijd namen we allemaal dankbaar onze toevlucht tot onze klusjes: Rae en ik moesten de tafel afruimen en afwassen, en de jongens hadden afval en recyclingdienst. Later moest Rae nog aan een project werken, en mevrouw Wang had de verpleegkundigen gewaarschuwd dat ze niet wilde dat iemand haar erbij hielp.

Ik zei tegen juffrouw Van Dop dat ik zo terug was, en liep naar boven om mijn iPod uit mijn kamer te halen. Toen ik de deur opendeed, trof ik op de grond een opgevouwen briefje aan.

==

Chloe,

We moeten praten. Kom om 19.15 uur naar de wasruimte.

Simon

==

Ik vouwde het briefje in vieren. Had Derek Simon hiertoe aangezet toen ik niet boos werd omdat hij me een necromancer noemde? Hoopte hij soms dat zijn broer een bevredigender reactie uit me zou loskrijgen?

Of wilde Simon het gesprek voortzetten dat we in de keuken waren begonnen toen hij en Derek naar Liz hadden geïnformeerd? Misschien was ik niet de enige die zich zorgen om haar maakte.

==

Kort na zevenen ging ik naar beneden, en ik gebruikte de extra tijd om op geestenjacht te gaan. Ik sloop door de wasruimte, aandachtig luisterend en kijkend. Nu wílde ik een keer een geest zien of horen en lukte het niet.

Kon ik zelf contact opnemen met een geest? Of was het eenrichtingsverkeer en moest ik wachten tot er een verkoos mij aan te spreken? Ik wilde het uitproberen door te roepen, maar Derek had me al een keer betrapt terwijl ik in mezelf stond te praten. Dat risico wilde ik met Simon niet lopen.

Dus dwaalde ik gewoon wat rond, en uit automatisme stelde ik me voor dat ik door de lens van een camera keek.

‘… hier…’ fluisterde een stem, zo zacht en droog dat hij klonk als wind die door hoog gras strijkt. ‘… praten…’

Er doemde een schaduw achter me op. Ik zette me schrap voor een afschuwelijk visioen, maar toen ik opkeek zag ik… Dereks gezicht.

‘Ben je altijd zo schrikachtig?’ vroeg hij.

‘W-waar kom jij opeens vandaan?’

‘Van boven.’

‘Ik wacht op iem…’ Ik brak mijn zin af en bestudeerde zijn gezicht. ‘Dat was jij, hè? Jij hebt Simon dat briefje laten…’

‘Simon heeft helemaal geen briefje geschreven. Ik wist dat je voor mij niet zou komen. Maar voor Simon…’ Hij wierp een blik op zijn horloge. ‘Voor Simon ben je zelfs te vroeg. En, heb je het opgezocht?’

Dus daar ging het om. ‘Dat woord bedoel je? Nec…’ Ik klemde mijn lippen op elkaar en probeerde het nog een keer. ‘Necromancer? Spreek je het zo uit?’

Hij maakte een afwerend gebaar. De uitspraak was onbelangrijk. Hij leunde tegen de muur, in een poging nonchalant, misschien zelfs ongeïnteresseerd over te komen. Maar zijn krampachtig bewegende vingers verrieden zijn gretigheid om mijn antwoord te horen. Mijn reactie te peilen.

‘Heb je het opgezocht?’ vroeg hij weer.

‘Ja. En, tja, ik weet niet zo goed wat ik ervan moet zeggen.’

Hij wreef met zijn handen over zijn spijkerbroek, alsof hij ze wilde drogen. ‘Oké. Dus je hebt het opgezocht en…’

‘Het was niet wat ik verwachtte.’

Weer wreef hij over zijn spijkerbroek, waarna hij zijn handen tot vuisten balde. Zijn armen over elkaar sloeg. Zijn armen weer langs zijn zij liet hangen. Ik keek om me heen om het moment te rekken, en hij boog naar voren, bijna stuiterend van ongeduld.

‘En…’ zei hij.

‘Nou, ik moet toegeven…’ Ik ademde diep in. ‘Dat ik niet zoveel heb met computerspelletjes.’

Zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes, zijn gezicht betrok. ‘Computerspelletjes?’

‘Avonturenspelletjes? rpg’s? Die heb ik wel eens gespeeld, maar niet het soort dat jij bedoelt.’

Hij keek me achterdochtig aan, alsof hij dacht dat ik echt in een opvanghuis voor gestoorde jongeren thuishoorde.

‘Maar als jullie er zo enthousiast over zijn…’ Ik schonk hem een stralende glimlach. ‘Dan ben ik best bereid om het een keer te proberen.’

‘Om wat te proberen?’

‘Zo’n computerspel. Rollenspellen, toch? Maar ik geloof niet dat de necromancer iets voor mij is, al stel ik de suggestie wel op prijs.’

‘Suggestie…’ zei hij langzaam.

‘Dat ik als necromancer zou kunnen meespelen? Daarom moest ik het toch van je opzoeken?’

Zijn lippen weken vaneen en zijn ogen ontspanden toen hij het opeens begreep. ‘Nee, ik bedoelde niet…’

‘Het lijkt me op zich best wel cool om een personage te spelen dat de doden tot leven kan wekken, maar het is gewoon niet echt iets voor mij. Een beetje te duister. Te emo, snap je? Ik speel liever een tovenares.’

‘Ik bedoelde niet…’

‘Dus ik hoef geen necromancer te zijn? Dank je. Ik waardeer het echt dat je zo je best doet om me het gevoel te geven dat ik hier welkom ben. Dat vind ik héél lief van je.’

Terwijl ik hem met een suikerzoet glimlachje aankeek, besefte hij eindelijk dat ik hem voor de gek hield. Zijn blik werd duister. ‘Ik wilde je niet uitnodigen voor een spelletje, Chloe.’

‘Niet?’ Ik sperde mijn ogen open. ‘Waarom stuur je me dan naar websites over necromancers? Met afbeeldingen van krankzinnige mannen die een leger rottende zombies oproepen? Vind je dat soms leuk, Derek? Het nieuwe meisje de stuipen op het lijf jagen? Nou, je hebt je lolletje gehad, en als je me nog één keer in een hoek drijft of naar de kelder lokt…’

‘Naar de kelder lokt? Ik wilde alleen maar met je praten.’

‘Nee.’ Ik keek hem recht in de ogen. ‘Je wilde me bang maken. Als je dat nog één keer doet, zeg ik het tegen de verpleging.’

Toen ik die woorden had bedacht, klonken ze ferm en vastberaden, passend bij een nieuweling die de plaatselijke pestkop wilde ontmoedigen. Maar toen ik ze uitsprak, klonk ik als een verwend nest dat dreigde te gaan klikken.

Dereks ogen verhardden zich tot groene glasscherven en zijn gezicht vertrok tot het iets onmenselijks kreeg. Het straalde zoveel razernij uit dat ik wankelend achteruitdeinsde en als een haas naar de trap wilde rennen.

Hij greep me vast, klemde zijn vingers om mijn onderarm. Hij gaf er zo’n harde ruk aan dat ik het uitschreeuwde, en ik verdraaide mijn schouder toen mijn voeten onder mijn lichaam vandaan schoten. Hij liet me los en ik viel met een klap op de grond.

Even bleef ik stil liggen, met mijn benen opgetrokken, mijn hand om mijn pijnlijke arm en knipperend met mijn ogen. Het drong nog niet helemaal tot me door wat er zojuist was gebeurd. Toen viel zijn schaduw over me heen en krabbelde ik snel overeind.

Hij stak zijn hand naar me uit. ‘Chloe, ik…’

Ik wankelde achteruit voordat hij me kon aanraken. Hij zei iets. Ik hoorde het niet. Keek hem niet eens aan. Ik rende naar de trap.

Ik hield pas op met rennen toen ik op mijn kamer was. Daar ging ik in kleermakerszit op mijn bed zitten, happend naar adem. Mijn schouder schrijnde. Toen ik mijn mouw opstroopte, zag ik dat elk van zijn vingers een rode plek op mijn huid had achtergelaten.

Ik staarde ernaar. Nooit eerder had iemand me pijn gedaan. Mijn ouders hadden me nooit geslagen. Hadden me nooit billenkoek gegeven of er zelfs maar mee gedreigd. Ik was niet het soort meisje dat met anderen vocht, of die anderen nu jongens of meisjes waren. Natuurlijk had ik wel eens een duw, een por of een elleboogstoot gekregen… maar dat iemand me vastpakte en door de kamer heen smeet?

Ik rukte mijn mouw naar beneden. Was ik verbaasd? Derek had me al vanaf die eerste ontmoeting bij de voorraadkast nerveus gemaakt. Toen ik besefte dat hij dat briefje had geschreven, had ik meteen naar boven moeten gaan. En als hij had geprobeerd me tegen te houden, had ik moeten gillen. Maar nee, ik moest zo nodig cool doen. Bijdehand zijn. Hem opjutten.

Maar ik had geen bewijs, afgezien van de afdrukken op mijn arm, en die begonnen al weg te trekken. Zelfs als ze er nog zaten wanneer ik het aan de verpleging ging vertellen, kon Derek zeggen dat ik hem naar de kelder had gelokt en was doorgedraaid, en dat hij me bij mijn arm moest pakken om me tegen te houden. Ik was immers schizofreen. Hallucinaties en paranoia hoorden erbij.

Ik moest dit zelf afhandelen.

Ik wilde het ook zelf afhandelen.

Tot nu toe had ik het spreekwoordelijke beschermde leventje geleid. Ik had altijd al geweten dat het me aan voldoende levenservaring ontbrak om scenarioschrijver te worden. Dit was mijn kans om die ervaring op te doen.

Ik zou dit zelf afhandelen. Maar dan moest ik wel eerst precies weten waar ik mee te maken had.

==

Ik nam Rae terzijde.

‘Wil je nog steeds de dossiers van Derek en Simon inzien?’ vroeg ik.

Ze knikte.

‘Dan help ik je. Vanavond.’

==