35

Derek trok zich terug in de schaduw en liet me alleen achter, weer in kleermakerszit, met de zaklantaarn voor me op de grond. Het liefst zou ik hem als een soort kaars hebben gebruikt om de duisternis op afstand te houden, maar ik had hem plat neergelegd, gericht op de plek waar de lichamen waren begraven, in de hoop dat als de aarde zelfs maar een beetje trilde, Derek me zou kunnen waarschuwen voordat ik de doden tot leven wekte.

Om de geesten uit hun lichaam te bevrijden had ik een visualisatietechniek gebruikt, dus besloot ik dat opnieuw te doen. Ik stelde me voor dat ik de geesten uit de ether trok, als een goochelaar die een eindeloze reeks gekleurde zakdoeken uit zijn mouw haalt.

Een paar keer ving ik een flakkering op, maar die verdween meteen weer. Ik bleef het proberen, langzaam en gestaag, en weerstond de aandrang om me nog dieper te concentreren.

‘Wat moet je?’ snauwde een vrouwenstem, zo dichtbij en zo duidelijk dat ik de zaklantaarn van de grond griste, ervan overtuigd dat een van de verpleegkundigen ons had betrapt.

In plaats daarvan verlichtte de zaklantaarn een vrouw in een deux-pièces van tricot. Voor zover ik kon zien, tenminste. Ze stond rechtop, maar haar hoofd raakte het lage plafond, wat inhield dat ze tot halverwege haar bovenbenen in de aarden vloer was ‘begraven’. Ze was misschien een jaar of dertig en had blond haar dat in een bob was geknipt. Haar scherpe gelaatstrekken waren verstrakt van ergernis.

‘Nou, necromancer, wat moet je van me?’

‘Zeg dat ze ons met rust moet laten,’ klonk een zeurderige mannenstem in het donker.

Ik scheen met de zaklantaarn in de richting van het geluid, maar zag alleen een vage gestalte vlak bij de achterste muur.

‘Ik w-wil alleen even met u praten,’ zei ik.

‘Dat snap ik ook wel,’ snauwde de vrouw. ‘Anders had je niet net zo lang geroepen, getrokken en geklierd tot we tegen onze zin verschenen.’

‘Het w-was helemaal niet mijn bedoeling…’

‘Moet dat nou allemaal? Was het nog niet genoeg dat je ons terugstopte in ons lichaam? Heb je enig idee hoe dat is? Je zit lekker te genieten van een mooie middag, en opeens ben je terug in je lichaam, begraven, en probeer je je wanhopig uit te graven, doodsbang dat je bent opgeroepen door een of andere gestoorde necromancer die op zoek is naar zombieslaven.’

‘Het was niet mijn bedoeling…’

‘O, hoor je dat, Michael? Het was niet haar bedoeling.’ De vrouw kwam dichterbij. ‘Dus als ik per ongeluk een storm van hellevuur op je loslaat, geeft dat niet, zolang het maar niet mijn bedoeling was? Je hebt een talent, meisje, en je kunt maar beter leren er fatsoenlijk mee om te gaan, voordat iemand besluit je een lesje te leren. Als je me nog een keer ontbiedt, doe ík het.’

Ze begon te vervagen.

‘Wacht! U bent…’ Ik probeerde me verwoed te herinneren hoe Simon vrouwelijke tovenaars had genoemd. ‘Een heks, nietwaar? Wat is er hier met u gebeurd?’

‘Ik ben vermoord, voor het geval dat nog niet duidelijk was.’

‘Omdat u een heks bent?’

Ze dook zo snel weer op dat ik ervan schrok. ‘Wil je soms beweren dat ik dit over mezelf heb afgeroepen?’

‘N-nee. Samuel Lyle, de vroegere eigenaar van dit huis, heeft die u vermoord? Omdat u een heks bent?’

Haar lippen krulden om in een venijnige glimlach. ‘Ongetwijfeld maakte het feit dat ik een heks was het nog een tikje plezieriger voor hem. Ik had beter moeten weten dan een magiër te vertrouwen, maar ik was een dwaas. Een wanhopige dwaas. Sam Lyle beloofde ons een gemakkelijker leven. Dat willen we toch allemaal? Macht zonder nadelige gevolgen. Sam Lyle handelde in dromen. Een luchtkastelenbouwer was hij. Of een gek.’ Weer die verwrongen glimlach. ‘We hebben het nooit precies geweten, hè, Michael?’

‘Een gek,’ fluisterde de man achter in de kruipruimte. ‘De dingen die hij met ons deed…’

‘Ja, maar we deden vrijwillig mee. In het begin, althans. Zie je, meisje, alle wetenschappelijke vooruitgang hangt af van experimenten, en voor experimenten heb je proefpersonen nodig. Dat waren Michael en ik. Laboratoriumratten, overgeleverd aan de dromen van een gek.’

‘En ik?’

‘Hoezo, en jij?’ sneerde ze.

‘Heeft het iets te maken met mijn aanwezigheid hier? Nu? Er zijn er meer zoals wij. Bovennatuurlijken. In een opvanghuis.’

‘Worden er experimenten met jullie uitgevoerd? Worden jullie op bedden vastgebonden en met elektriciteitsdraden bewerkt tot jullie je tong afbijten?’

‘N-nee. D-dat niet.’

‘Tel dan je zegeningen, meisje, en val ons niet lastig. Sam Lyle is dood, en als schikgodinnen rechtvaardig zijn, rot hij nu ergens weg in een helse dimensie.’

Ze vervaagde weer.

‘Wacht! Ik moet weten…’

‘Zoek het dan uit!’ Ze dook weer op. ‘Als jij denkt dat je hier bent vanwege een dode magiër, dan ben je net zo gek als hij was, maar ik kan je geen antwoord geven. Ik ben een schaduw, geen orakel. Waarom zijn er hier, op de plek waar ik ben gestorven, snotneuzen zoals jullie? Hoe moet ik dat weten? Wat kan mij het schelen?’

‘Ben ik in gevaar?’

Haar lip krulde omhoog. ‘Je bent een bovennatuurlijke. Je bent altijd in gevaar.’

==

‘Missie volbracht, maar het heeft niets opgeleverd. Behalve nog meer vragen,’ zei ik terwijl we in de wasruimte het vuil van onze kleren klopten. ‘Nu kun je eindelijk naar bed.’

Derek schudde zijn hoofd. ‘Laat maar. Ik slaap toch niet meer.’

‘Door dit gedoe? Sorry. Het was niet mijn bedoeling om…’

‘Ik kon al niet slapen toen je me kwam halen.’ Hij trok zijn schoen uit en liet het zand eruit lopen, in de wasbak. ‘Die koorts of wat het ook is. Die maakt me gespannen. Rusteloos.’ Alsof het een afgesproken teken was, begonnen de spieren in zijn onderarm weer te bewegen. ‘Het probleem is deels dat ik niet genoeg beweging krijg. Een balletje gooien met Simon is gewoon niet voldoende. Ik heb meer… ruimte nodig. Meer lichaamsbeweging. Ik denk dat dit daardoor komt.’ Hij wreef stevig over de rimpelende spieren.

‘Kun je niet om fitnessapparatuur vragen? Over dat soort dingen lijken ze niet moeilijk te doen.’

Hij keek me schuins aan. ‘Je hebt mijn dossier gelezen. Denk je echt dat ze voor mij gewichten en een stootzak willen aanschaffen?’ Hij keek om zich heen naar de wasruimte. ‘Ben jij moe?’

‘Na al dat gedoe? Nee.’

‘Zin in frisse lucht? Even naar buiten, wandelen?’

Ik lachte. ‘Natuurlijk, maar er is één klein probleempje: de alarminstallatie.’

Hij haalde zijn hand door zijn haar om het zand eruit te schudden dat van het plafond van de kruipruimte was gevallen. ‘Ik weet de code.’

‘Hè?’

‘Denk je echt dat ik Simon zo onder druk zou zetten om weg te gaan als ik de code niet wist? We kunnen zó naar buiten, en het zou geen slecht idee zijn om even rond te lopen, ontsnappingsroutes en schuilplaatsen te inventariseren. Ik ga zelden mee op uitstapjes, dus ik heb de buurt nog niet goed kunnen bekijken.’

Ik sloeg mijn armen over elkaar. ‘Dus jij kunt op elk gewenst moment weg. De lichaamsbeweging krijgen die je nodig hebt. Maar je hebt het nooit gedaan.’

Hij verplaatste zijn gewicht. ‘Nooit zo bij stilgestaan…’

‘Natuurlijk wel. Maar mogelijk wordt er een waarschuwingssignaal afgegeven wanneer het alarm wordt uitgezet. Of een melding opgeslagen in een logboek. Dus heb je nooit het risico durven nemen. Maar nu moet het wel. Als we worden betrapt, nou, dan zal iedereen denken dat we weer aan het zoenen waren. Dan komen we in de problemen omdat we naar buiten zijn geglipt, maar niet zo erg als hoe Simon en ik in de problemen zouden komen als we werden betrapt terwijl we probeerden te ontsnappen.’

Hij krabde aan zijn kin. ‘Goed bedacht.’

‘En het is nooit bij je opgekomen?’

Hij zei niets. Ik zuchtte en liep naar de trap.

‘Chloe,’ zei hij, ‘wacht nou even. Ik…’

Ik keek over mijn schouder. ‘Kom je nog?’

==