20

Ik liet mijn hand over de muur glijden, op zoek naar een lichtknopje, maar hield daar al snel mee op. Was dat wel zo’n goed idee? Als ik pech had, zou Tori naar de wc gaan, zien dat het licht op de zolder aan was en op onderzoek uitgaan… om mij daarboven in mezelf pratend aan te treffen.

Ik liet het licht uit.

Met één hand op de leuning en één hand op de muur ertegenover liep ik de trap op, en het donker in.

Mijn hand gleed van het uiteinde van de trapleuning, en bijna viel ik voorover. Ik was boven. Door een piepklein zolderraampje kwam een straaltje maanlicht naar binnen, maar zelfs nadat ik even was blijven staan om mijn ogen aan het donker te laten wennen, kon ik alleen maar vage vormen onderscheiden.

Ik liep met mijn handen voor me uit gestoken, op de tast. Ik botste ergens tegenaan, waardoor er een stofwolk opstoof. Mijn handen gingen naar mijn neus om een nies te dempen.

‘Meisje…’

Ik verstijfde. Het was de geest uit de kelder, degene die telkens maar wilde dat ik de deur open zou maken die op slot zat. Ik ademde diep in. Wie het ook was, hij kon me geen pijn doen. Zelfs die conciërge kon niet méér doen dan me de stuipen op het lijf jagen, hoezeer hij ook zijn best had gedaan.

Ik had hier de macht in handen. Ik was de necromancer.

‘Wie ben je?’ vroeg ik.

‘… contact… moet erdoor…’

‘Ik versta je niet.’

‘… tegengehouden…’

Iets weerhield hem ervan om contact te maken? De sporen van medicijnen in mijn bloed misschien?

‘… kelder… proberen…’

‘Nog een keer proberen die deur open te maken? Mooi niet. Ik ga niet meer naar de kelder. En ik kom ook niet meer naar de zolder. Als je met me wilt praten, doe je dat maar op een andere verdieping. Begrepen?’

‘… kan niet… tegengehouden…’

‘Ja, je wordt tegengehouden. Ik denk dat het komt door iets wat ik heb ingenomen, maar morgen zal het beter gaan. Je komt op mijn kamer maar met me praten. Als ik alleen ben. Oké?’

Stilte. Ik herhaalde het, maar hij antwoordde niet. Rillend bleef ik minstens vijf minuten staan voordat ik het nog één keer probeerde. Toen hij niet antwoordde, draaide ik me om naar de trap.

‘Chloe?’

Ik draaide me zo snel om dat ik tegen iets aan botste wat zich ter hoogte van mijn knieën bevond. Mijn blote benen schraapten langs hout, mijn handen kwamen met een bons boven op het voorwerp terecht en ik werd in een stofwolk gehuld. Ik nieste.

‘Gezondheid.’ Gegiechel. ‘Weet je waarom we dat zeggen?’

Het bloed gonsde in mijn oren toen ik de stem herkende. Ik kon Liz net onderscheiden, iets meer dan een meter verderop, gekleed in haar Minnie Mouse-nachthemd.

‘Als we niezen, vliegt onze ziel door onze neus naar buiten, en als er dan niemand “gezondheid” zegt, kan de duivel hem weggrissen.’ Opnieuw gegiechel. ‘Dat beweerde mijn oma tenminste altijd. Grappig, hè?’

Ik opende mijn mond, maar kon geen woord uitbrengen.

Met opgetrokken neus keek ze om zich heen. ‘Is dit de zolder? Wat doen we hier eigenlijk?’

‘I-i-i-ik…’

‘Even diep inademen. Dat helpt bij mijn broertje altijd.’ Weer keek ze om zich heen. ‘Hoe zijn we hier terechtgekomen? O, ja. De seance. We zouden een seance houden.’

‘Een seance?’ Ik aarzelde. ‘Weet je het dan niet meer?’

‘Wat dan?’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Gaat het wel, Chloe?’

Nee, helemaal niet. ‘Je… laat ook maar. Ik… ik stond net met een man te praten. Zie jij hem ergens? Is hij er nog?’

‘Eh, nee. Er is verder niemand, alleen wij.’ Haar ogen werden groot. ‘Zie je soms geesten?’

‘G-geesten?’

‘Chloe?’

Deze stem klonk scherp, en toen ik me met een ruk omdraaide, zag ik dat mevrouw Talbot op de tast op me af liep. Ik draaide me weer om naar Liz. Er was niemand.

‘Chloe, wat doe je hier?’

‘I-i-i-ik dacht dat ik… een muis hoorde. Of een rat. Er bewoog iets hierboven.’

‘En dus besloot je er maar mee te gaan praten?’ Tori kwam door de deur van de zolder naar binnen.

‘N-nee, i-ik…’

‘O, ik ben er vrij zeker van dat ik je het woord “geesten” hoorde zeggen. En je stond zeker weten met iemand te praten. Kennelijk ben je niet zo volledig genezen als je doet voorkomen.’

==

Mevrouw Talbot kwam me een slaappil brengen en wachtte terwijl ik hem innam. De hele tijd zei ze geen woord tegen me, maar ik hoorde dat ze twee keer zo snel als gewoonlijk de trap afliep, en ik wist dat ze dokter Gill en dokter Davidoff heel wat te vertellen had.

Ik had het verknald.

Tranen brandden in mijn ogen. Boos veegde ik ze weg.

‘Je kunt echt geesten zien, hè?’ fluisterde Rae.

Ik zei niets.

‘Ik heb gehoord wat er is gebeurd. Maar je wilt het nu zelfs niet tegenover mij toegeven, of wel?’

‘Ik wil hier alleen maar weg.’

‘Goh, echt waar? Dat willen we allemaal, hoor.’ Haar stem kreeg iets scherps. ‘Ik vind het prima als je tegen hen liegt. Maar ik dacht al dat je geesten kon zien voordat je het zelf in de gaten kreeg. Wie heeft je op het idee gebracht om die man die je op school hebt gezien op te zoeken? Je hebt hem gevonden, hè? Je hebt alleen niet de moeite genomen het me te vertellen.’

‘Dat is niet…’

Ze draaide zich om, keerde haar rug naar me toe. Ik wist dat ik iets moest zeggen, maar ik kon niets bedenken.

Toen ik mijn ogen dichtdeed, zag ik Liz weer voor me, en mijn maag kneep samen.

Had ik haar echt gezien? Met haar gepraat? Ik zocht verwoed naar een andere verklaring. Ze kon geen geest zijn, want ik kon haar duidelijk zien en horen, in tegenstelling tot de geest die me naar boven had geroepen. En ze kon niet dood zijn. De verpleging had beloofd dat we met haar mochten praten.

Maar wanneer dan?

Ik vocht om overeind te komen, want opeens wilde ik het weten. Maar ik was zo moe dat ik niet helder kon denken, dus hing ik daar maar een beetje op mijn ellebogen terwijl de slaappil begon te werken.

Iets over Liz. Ik wilde controleren…

Mijn hoofd viel op het kussen.

==