30

Nadat de artsen ons hadden weggestuurd, liepen Derek en ik samen de gang op. Ik treuzelde, wreef over een denkbeeldig vlekje op mijn shirt en bood hem zo de gelegenheid om voor me uit te lopen en een gênante situatie te vermijden. Maar hij ging pal voor me staan, met zijn armen over elkaar geslagen, en tikte ongeduldig met zijn vingers op zijn bovenarmen.

Ik hielp mezelf eraan herinneren dat hij me had gered. Ik zou hem dankbaar moeten zijn. En dat was ik ook. Maar op dat moment… ik weet niet. Mijn hoofd deed pijn en ik voelde me nog steeds gekwetst door de afwijzing van mijn tante, en dat hij niet eens had geprotesteerd toen ik had aangeboden me te laten overplaatsen, stak me behoorlijk. Ik wilde het helemaal niet, maar het stak toch.

‘Wat sta je nou te wrijven?’ fluisterde hij uiteindelijk.

‘Ik heb een vlek.’

‘Ik zie helemaal geen vlek.’

Ik rechtte mijn rug en trok mijn shirt recht. ‘Nee, omdat ik hem heb weggeveegd.’

Ik wilde langs hem heen lopen. Hij bleef gewoon staan.

‘We moeten praten,’ fluisterde hij.

‘Is dat nou wel zo’n goed idee?’

‘Simon is erbij,’ zei hij. ‘Over vijf minuten. In de achtertuin.’

==

Het leek me niet echt verstandig om samen met Derek te worden gesignaleerd, ook niet als Simon erbij was. Dus hing ik vijf minuten later in de vrijetijdsruimte op de kleine tweezitter te luisteren naar mijn iPod en probeerde op te gaan in de muziek.

Toen er een schaduw over me heen viel, schoot ik verschrikt overeind.

Daar stond Rae, met uitgestoken handen. ‘Rustig. Ik ben het maar.’

Ik trok de dopjes uit mijn oren.

Ze hing haar trui over een stoel. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Niet wat iedereen denkt.’

‘Ja, duh.’

Ze maakte het zich gemakkelijk op de andere helft van het bankje, met haar voeten onder zich en een kussentje op haar schoot, klaar voor het echte verhaal. Ze kende me nog geen week, maar zij wist wel dat ik niet in de kruipruimte met Derek had liggen zoenen.

‘Ik vertel het je straks wel,’ mompelde ik, ‘als we op onze kamer zijn.’

‘Maar je vertelt het me wel, hè?’

Ik knikte.

‘Mooi. En, hoe is het gegaan?’

Ik vertelde haar over het gesprek met de artsen en over tante Lauren. ‘Als een vreemde denkt dat je iets hebt gedaan wat je nooit zou doen, is dat tot daaraan toe. Zo iemand kent je immers niet. Maar als het gaat om iemand die je wél hoort te kennen? Iemand van wie je ook dacht dat ze je kende?’ Ik schudde mijn hoofd.

‘Ja, dat is mij ook vaak genoeg overkomen. Als ik op school iets verkeerds deed, werd ik bij de decaan op het matje geroepen, en dan stak hij een preek af over de verleidingen van de straat en hoe belangrijk het was om op school te blijven. Ik bedoel, hallo! Staat er ook maar iets in mijn dossier wat erop wijst dat ik ooit ook maar in de buurt ben geweest van een bende? Of dat ik school niet belangrijk vind? Ik haal allemaal zevens en achten, en ik spijbel nooit. Hou toch op.’

Ze drukte het kussentje tegen haar borst. ‘Dan zeg ik tegen mezelf dat het niet erg is, ze kennen me immers niet. Maar mijn moeder is al net zo erg. Telkens als we ruzie hebben, begint ze over mijn vriendin Trina. Op haar veertiende weggelopen, bij een bende verzeild geraakt en vanuit een auto doodgeschoten. Hallo! Wat heeft dat met mij te maken? Trina en ik waren niet voor niets geen vriendinnen meer. Zo ben ik niet.’

‘Ze bedoelen het goed, dat wel. Maar het steekt.’

‘En het ergste is nog…’ Haar blik gleed af naar een punt boven mijn hoofd. ‘Wat moet je?’

Derek kwam voor me staan en tikte op zijn horloge. ‘Vijf minuten, zei ik toch?’

‘Ja. En toen zei ik dat me dat geen goed idee leek.’

‘We moeten je spreken.’

Rae wilde opstaan. ‘Zal ik de verpleging erbij halen?’

Ik gebaarde dat ze moest blijven zitten en draaide me om naar Derek. ‘Nee.’

Hij stopte zijn handen in de zakken van zijn spijkerbroek, wiebelde op zijn hakken heen en weer en zei: ‘Simon wil je spreken.’

‘Heeft Simon soms geen voeten?’ vroeg Rae. ‘En geen mond? Of ben jij zijn trouwe sint-bernard die braaf rondsjokt om de berichten van zijn baasje te bezorgen?’

Hij keerde Rae zijn rug toe. ‘Chloe?’ Er klonk een smekende ondertoon door in zijn stem die mijn vastberadenheid aan het wankelen bracht. ‘Chloe, als…’ Hij hield die s vast, rekte hem, en heel even dacht ik dat hij werkelijk ‘alsjeblieft’ ging zeggen, en als hij dat had gedaan, zou ik hebben toegegeven, ondanks mijn twijfels of het wel verstandig was om samen met hem te worden gezien. Maar al snel kapte hij het woord af en liep met grote passen weg.

‘Dag!’ riep Rae hem na. ‘Altijd leuk je te spreken!’ Ze draaide zich naar me om. ‘Je gaat me toch wel vertellen wat dat allemaal te betekenen heeft, hè?’

‘Dat beloof ik. Hoe was het zwemmen?’

‘Ach, ging wel. Fijn om er even uit te zijn, maar het was niet echt leuk. Simon ging baantjes trekken, en ik kan alleen maar een beetje als een hondje rondkrabbelen, dus zijn we allebei onze eigen gang gegaan. Dat is niks nieuws. Maar er is wel een gave glijbaan en…’

Ze keek weer achter me en knikte waarschuwend.

‘Hoi,’ zei Simon.

Hij ging op de armleuning van het bankje zitten. Ik schoof op om hem wat ruimte te geven, maar Rae zat pal naast me, dus ik kon niet veel verder opzij, en zijn heup raakte mijn schouder.

‘Ik…’ begon ik.

‘Wil liever niet naar buiten,’ maakte hij mijn zin voor me af. ‘Geeft niks. We kunnen ons hier verstoppen voor Derek, kijken hoe lang het duurt voor hij ons vindt.’

‘Ik laat jullie wel even…’ begon Rae, en ze wilde opstaan.

‘Nee, blijf maar,’ zei Simon. ‘Ik wilde jullie niet storen.’

‘Doe je ook niet. Maar ik moet nog een paar klusjes doen, dus ik ga maar eens.’

Zodra ze weg was, schoof ik op. Simon liet zich naast me op de bank zakken. Ik gaf hem meer dan genoeg ruimte, maar hij bleef dichtbij, al raakte hij me net niet aan, en ik staarde naar het gat tussen ons in, die twee lege centimeters. Ik staarde ernaar omdat ik, nou ja, omdat ik niet wist wat ik anders moest doen, moest zeggen.

De afschuwelijke gebeurtenissen in de kruipruimte hingen boven mijn hoofd als een zwaard van Damocles, slechts op zijn plaats gehouden door de schrik, de verwarring en de stress vanwege de gesprekken met de artsen en tante Lauren. Maar nu begon het draadje te rafelen, dreigde het zwaard te vallen en keerden mijn herinneringen terug.

‘Ik vind het zo erg,’ zei hij. ‘Van Tori. Ik wist dat ze boos was omdat ze ons samen had gezien, dus ik heb geprobeerd het haar uit te leggen, maar volgens mij heb ik het alleen maar erger gemaakt.’

‘Het is jouw schuld niet. Ze heeft problemen.’

Een korte, scherpe lach. ‘Ja, zo kun je het ook omschrijven.’ Na een korte stilte wierp hij me een vluchtige blik toe. ‘Gaat het wel?’

Ik knikte.

Hij boog naar me toe, zodat zijn schouder tegen die van mij drukte en ik zijn warme adem tegen mijn oor kon voelen. ‘Als het mij was overkomen, zou het helemaal niet goed met me gaan. Dan zou ik doodsbang zijn.’

Ik boog mijn hoofd, en er viel een lok haar voor mijn ogen. Hij stak zijn vrije hand uit, alsof hij hem uit mijn gezicht wilde vegen, maar bedacht zich. Hij kuchte even, maar zei niets.

‘Het was wel… interessant,’ zei ik na een tijdje.

‘Dat geloof ik. In de film ziet het er allemaal heel vet uit, maar in het echt…’ Onze blikken kruisten elkaar. ‘Dan is het minder leuk, hè?’

Ik knikte. ‘Veel minder leuk.’

Hij kroop achteruit naar het hoekje van de bank. ‘Wat is eigenlijk je favoriete zombiefilm?’

Ik proestte het uit, en de lach die in mijn keel omhoog borrelde verjoeg de ergste angst. Het was alsof mijn gedachten een stap achteruit deden, zodat ik ze van een afstandje kon interpreteren. Ik had geprobeerd te vergeten wat er was gebeurd, het achter me te laten, sterk te zijn, dapper te zijn, net als Derek. Per ongeluk de doden tot leven gewekt? Geen punt. Gewoon terugsturen, de lichamen begraven, volgende probleem.

Maar dat lukte me niet. Ik zag ze telkens voor me, kon ze nog ruiken, hun aanraking voelen. Steeds weer kreeg ik een knoop in mijn buik als ik dacht aan die nachtmerrie, maar ook aan wat ik hen had aangedaan, aan hún nachtmerrie. De beste manier om er nu mee om te gaan was er wat afstand van te nemen. Ik hoefde het niet te vergeten, zolang ik het maar een tijdje met veilige filmbeelden kon verdrijven.

Dus praatten we over zombiefilms en bespraken we de voors en tegens van films die we gezien onze leeftijd niet eens hadden mogen zien.

‘Die heeft de beste special effects,’ zei Simon, ‘verreweg.’

‘Ja, als je maar genoeg dingen laat ontploffen, kun je zelfs gaten in het verhaal verbloemen waar je een vrachtwagen in kunt laten keren.’

‘Hoezo, verhaal? Het is een zombiefilm.’

Inmiddels lag hij languit op de grond, omdat hij zojuist een wel heel slappe ‘doodsscène’ van een zombie had nagespeeld. Ik lag op de bank naar hem te kijken.

‘Laat me raden,’ zei hij. ‘Jij gaat als allereerste een filmhuis-zombiefilm schrijven en op het Sundown-festival presenteren.’

‘Sundance. En nee. Als ik ooit een filmhuisfilm moet regisseren…’ Ik huiverde theatraal. ‘Schiet mij maar af dan.’

Hij grijnsde en ging rechtop zitten. ‘Helemaal mee eens. Ik heb niks met filmhuisfilms. Niet dat ik ooit een film zal schrijven of regisseren. Maar wat wil jij eigenlijk het liefste doen? Schrijven of regisseren?’

‘Allebei, als dat kan. Het verhaal ontstaat natuurlijk tijdens het schrijven, maar als je het tot leven wilt zien komen, moet je regisseren, want in Hollywood is de regisseur koning. Scriptschrijvers? Die zijn zowat onzichtbaar.’

‘Dus de regisseur staat bovenaan in de pikorde.’

‘Nee, dat is de studio. De regisseur is koning. De studio is God. En die wil gewoon iets wat goed verkoopt, iets wat alle vier de kwadranten aanspreekt.’

‘Kwadranten?’

‘De vier belangrijkste demografische groepen. Jongens en meisjes, onderverdeeld in jong en oud. Als je ze alle vier aanspreekt, heb je een kaskraker… en een overgelukkige studio. Maar dat zal nooit gebeuren met een zombiefilm, hoe vet die ook is.’

Hij draaide zich op zijn buik. ‘Hoe weet je dat allemaal?’

‘Ik mag dan vastzitten in Buffalo, ik hou alles in de gaten. Ik heb een abonnement op Variety, Creative Screenwriting, ik lees een hele reeks gespecialiseerde websites, ik hou de blogs bij… Als ik hier mijn vak van wil maken, moet ik weten hoe dat vak in elkaar steekt. Hoe sneller, hoe beter.’

‘Jemig. Ik weet nog niet eens wat ik wil worden.’

‘Ik kan je inhuren om alle misteffecten voor me te verzorgen.’

Hij lachte, en keek toen achter me. ‘Hoi, broer. Genoeg frisse lucht opgesnoven?’

‘Ik wilde je spreken.’ Nu richtte hij zijn boze blik op mij. ‘Jullie allebei.’

‘Nou, trek een stoel bij. Op het moment hebben we het over zombiefilms.’ Simon keek mij even aan. ‘We hebben het toch nog over zombiefilms?’

‘Volgens mij wel.’

‘Zombiefilms?’ vroeg Derek langzaam, alsof hij het verkeerd had verstaan. Zijn gezicht betrok en hij liet zijn stem dalen. ‘Zijn jullie soms vergeten wat er vandaag is gebeurd?’

‘Welnee. Daarom praten we er ook over.’ Simon wierp me een grijns toe. ‘In zekere zin.’

Derek liet zijn stem nog verder dalen. ‘Chloe verkeert in gevaar. Ernstig gevaar. En jullie hangen hier maar een beetje rond om over zombiefilms te kletsen?’

‘Hangen? Kletsen? Uitstekende woordkeuze. Zeer beeldend. Wil je soms iets duidelijk maken? Ik weet donders goed wat er is gebeurd en wat dat voor Chloe zou kunnen betekenen. Maar de wereld vergaat heus niet als we het er niet meteen over hebben, doemdenker.’ Hij rekte zich uit. ‘Ik denk dat we op dit moment allemaal wel wat ontspanning kunnen gebruiken.’

‘Ontspanning? Daar heb je de laatste tijd erg veel behoefte aan, hè?’ Derek liep op Simon af. ‘Sterker nog, met iets anders hou je je niet meer bezig.’

Ik stond op. ‘I-ik denk dat ik maar even ga kijken of ik Rae kan helpen. Met haar klusjes.’

Simon ging zitten. ‘Wacht, ik ga mee. We zijn hier toch bijna klaar.’ Hij wendde zich tot Derek. ‘Of niet soms?’

‘Ja, hoor. Ga je gang. Doe maar rustig aan. Pa kan vast elk moment binnenkomen om ons te redden. En als hij in de problemen zit? Als hij hulp nodig heeft? Jammer, want dan moet je je inspannen, en je hebt juist behoefte aan… ontspanning.’

Simon sprong overeind. Derek verzette geen poot. Even bleven ze als kemphanen tegenover elkaar staan, maar toen duwde Simon me in de richting van de deur. ‘Kom, we gaan.’

Toen ik aarzelde, voegde hij er geluidloos aan toe: ‘Alsjeblieft.’ Ik knikte en we gingen weg.

==