9

Ik hou niet zo van romantische comedy’s. Misschien is dat net zoiets als een jongen die toegeeft dat hij niet van auto-achtervolgingen houdt, maar Rae dommelde ook een paar keer weg, dus ik vermoedde dat dit ook niet haar keuze zou zijn geweest.

Ik slaagde erin wakker te blijven door het script te analyseren, dat zo voorspelbaar was dat ik mijn schoolgeld erom durfde te verwedden dat de schrijver bij scenariogoeroe Robert McKee had gestudeerd.

Maar terwijl ik kauwend op popcorn naar die stomme film zat te kijken, kon ik me eindelijk ontspannen. Het had me goed gedaan om met Rae te praten. Zij dacht niet dat ik gek was. Ze dacht niet eens dat ik schizofreen was.

Voor het eerst sinds mijn zenuwinzinking zag ik het niet meer zo somber in. Misschien was mijn vertrouwde leventje helemaal niet geëindigd in dat klaslokaal. Misschien maakte ik van een mug een olifant en moest ik me niet zo aanstellen.

Wisten de anderen op school wat er met me was gebeurd? Een enkeling had me door de gang zien rennen. Anderen hadden gezien dat ik bewusteloos op een brancard werd afgevoerd. Lekker belangrijk. Als ik over een paar weken terugkwam, zouden de meesten waarschijnlijk niet eens beseffen dat ik weg was geweest.

Morgen ging ik Kari mailen om te melden dat ik ziek was, en dan zou ik wel zien wat ze antwoordde. Waarschijnlijk was dat precies wat ze te horen had gekregen, dat ik Pfeiffer had of zo.

Hier kwam ik wel doorheen. Wat ik ook van de diagnose vond, dit was niet het moment om me ertegen te verzetten. Ik zou mijn medicijnen innemen, liegen als het nodig was, worden ontslagen uit Lyle House en gewoon verdergaan met mijn leven.

==

‘Chloe? Chloe?’

Liz’ stem galmde door de diepe grotten van dromenland, en het duurde even voor ik de uitgang had gevonden. Toen ik mijn ogen opende, zag ik dat ze over me heen gebogen stond; ik kon haar tandpasta-adem ruiken en haar lange haar kietelde op mijn wang. De hand die ze om mijn arm had geklemd beefde nog steeds, ook al schudde ze me niet meer heen en weer.

Ik duwde me op mijn ellebogen omhoog. ‘Wat is er?’

‘Ik lig hier al uren te broeden op een manier om het je te vragen zonder dat het raar klinkt. Maar dat lukt niet. Dat lukt gewoon niet.’

Ze deed een paar passen achteruit. Haar bleke gezicht gloeide in het donker en ze plukte met beide handen aan de hals van haar nachthemd, alsof dat haar dreigde te verstikken.

Ik krabbelde overeind. ‘Liz?’

‘Ze gaan me wegsturen. Iedereen weet het, daarom doen ze zo aardig tegen me. Ik wil niet weg, Chloe. Straks sluiten ze me op en…’ Hikkend ademde ze een paar keer diep in, met haar handen voor haar mond. Toen ze me aankeek, waren haar ogen zo groot dat ik het wit rond haar irissen kon zien. ‘Ik weet dat je hier nog niet zo lang bent, maar ik heb je hulp heel hard nodig.’

‘Oké.’

‘Echt?’

Ik onderdrukte een gaap terwijl ik op de rand van het bed ging zitten. ‘Als ik iets voor je kan doen…’

‘Ja, dat kun je. Dank je. Dank je.’ Ze liet zich op haar knieën vallen en trok een tas onder haar bed vandaan. ‘Ik weet niet wat je allemaal nodig hebt, maar ik heb het vorig jaar een keer tijdens een logeerpartijtje gedaan, dus ik heb alles verzameld wat we toen hebben gebruikt. Een glas, wat specerijen, een kaars…’ Haar hand vloog naar haar mond. ‘Lucifers! O nee, we hebben geen lucifers. Die worden achter slot en grendel bewaard, vanwege Rae. Kan het ook zonder een kaars aan te steken?’

‘Waar heb je het over?’ Ik wreef met beide handen over mijn gezicht. Ik had geen slaappil genomen, maar toch had ik een raar, zweverig gevoel, alsof ik in een zee van wattenbollen zwom. ‘Wat gaan we precies doen, Liz?’

‘Een seance houden, natuurlijk.’

Mijn slaperigheid verdween als sneeuw voor de zon, en ik vroeg me af of het soms een grapje was. Maar ik kon aan haar gezicht zien dat dat niet zo was. Ik herinnerde me wat Tori tijdens de lunch had gezegd.

‘De… klopgeest?’ vroeg ik voorzichtig.

Liz vloog zo plotseling op me af dat ik me achteruit tegen de muur liet vallen, met mijn handen voor me uit om haar af te weren. Maar ze plofte met een wilde blik in haar ogen naast me neer.

‘Ja!’ zei ze. ‘Ik heb een klopgeest. Het is overduidelijk, maar ze willen me niet geloven. Ze zeggen telkens dat ik het allemaal zelf doe. Maar hoe kan ik nou zo hard met een potlood gooien? Heeft iemand gezien dat ik het deed? Nee. Ik word boos op mevrouw Wang en dat potlood vliegt door de lucht en raakt haar en meteen roept iedereen: “O, dat heeft Liz gedaan,” maar dat is niet zo. Dat soort dingen doe ik nooit.’

‘Het is de… klopgeest.’

‘Precies! Ik denk dat hij me wil beschermen, want telkens als ik boos word, vliegen er dingen door de lucht. Ik heb geprobeerd met hem te praten, hem over te halen ermee op te houden. Maar hij kan me niet horen, want ik kan niet met geesten praten. Daar heb ik jou voor nodig.’

Ik moest mijn best doen om een uitgestreken gezicht te behouden. Ik had een keer een documentaire gezien over klopgeestactiviteit. Die deed zich inderdaad vaak voor rondom meisjes als Liz, tieners die het moeilijk hadden en hunkerden naar aandacht. Sommige mensen dachten dat de meisjes gewoon een grapje uithaalden. Anderen geloofden dat de energie die de meisjes uitstraalden – veroorzaakt door hormonen en woede – daadwerkelijk voorwerpen kon verplaatsen.

‘Je gelooft me niet,’ zei ze.

‘Nee, ik heb niet gezegd…’

‘Je gelooft me niet!’ Ze ging op haar knieën zitten. Haar ogen spuwden vuur. ‘Niemand gelooft me!’

‘Liz, ik…’

Achter haar begonnen de potjes gel te wiebelen. Lege kleerhangers in de kast sloegen rinkelend tegen elkaar. Ik begroef mijn vingers in de matras.

‘O-o-oké, Liz. Ik b-b-begrijp…’

‘Nee, helemaal niet!’

Ze sloeg met beide handen op het bed. De potjes vlogen de lucht in en botsten met zoveel kracht tegen het plafond dat het plastic uiteenspatte. Het regende gel.

‘Zie je wel?’

‘J-j-ja.’

Haar handen vlogen weer omhoog, als die van een dirigent die een crescendo aangaf. Er vloog een foto van de muur. Die viel kapot op de hardhouten vloer, waardoor het glas alle kanten op spatte. Er viel er nog een. En nog een. Een glasscherfje boorde zich in mijn knie. Er welde een bloeddruppel op die over mijn been naar beneden sijpelde.

Uit mijn ooghoek zag ik de foto boven mijn bed trillen. Hij sprong van het haakje.

‘Nee!’ riep Liz.

Ik bukte razendsnel. Liz dook op me af, raakte me in mijn zij en duwde me uit de baan van de foto. Die sloeg tegen haar schouder. Ze maakte een krampachtige beweging. Samen rolden we van het bed, en we kwamen met een bons op de grond terecht.

Ik bleef op mijn zij liggen, happend naar adem.

‘Het spijt me zo,’ hijgde ze. ‘Ik wilde niet… Zie je nou wat er gebeurt? Ik kan het niet tegenhouden. Ik word boos en alles…’

‘En jij denkt dat het een klopgeest is.’

Ze knikte. Haar lip trilde.

Ik had geen idee wat er gaande was. Het was in elk geval geen klopgeest – dat sloeg nergens op – maar als zij dat geloofde, en als ze geloofde dat ik hem had verteld dat hij moest ophouden, dan hield het misschien inderdaad op.

‘Oké,’ zei ik. ‘Pak die kaars, dan gaan we…’

De deur vloog open. Het silhouet van mevrouw Talbot in haar badjas vulde de deuropening. Ze deed het licht aan. Knipperend met mijn ogen deinsde ik terug.

‘O, lieve hemel,’ verzuchtte ze nauwelijks hoorbaar. ‘Elizabeth. Wat heb je gedaan?’

Ik sprong overeind. ‘Zij was het niet. Ik… ik… ik…’

Deze keer stotterde ik niet. Ik wist gewoon niet wat ik moest zeggen. Ze liet haar blik door de kamer gaan, over het glas op de grond, de gel die van het plafond droop, de kleurige vlekken op de muur van de ontplofte make-upspullen, en ik wist dat hier geen redelijke verklaring voor was.

Haar blik bleef rusten op mijn been, en ze slaakte een verstikte kreet.

‘Nee,’ zei ik terwijl ik mijn been optrok en het bloed afveegde. ‘Dat is niks. Ik heb mezelf gesneden. Bij het scheren. Daarstraks al.’

Voorzichtig liep ze langs me heen, haar ogen strak gericht op de met glas bezaaide vloer.

‘Nee,’ fluisterde Liz. ‘Nee, toe. Dit was niet de bedoeling.’

‘Rustig maar, meisje. We zorgen dat je hulp krijgt.’

Juffrouw Van Dop kwam binnen met een injectiespuit in haar hand. Ze diende Liz een kalmeringsmiddel toe terwijl mevrouw Talbot haar tot bedaren trachtte te brengen door keer op keer te zeggen dat ze haar alleen maar overbrachten naar een beter ziekenhuis, een geschiktere instelling waar ze sneller beter zou worden.

Toen Liz buiten westen was, werd ik de kamer uit gejaagd. Terwijl ik achteruit de gang op liep, kreeg ik een harde zet in mijn rug, waardoor ik tegen de muur botste. Ik draaide me om en zag Tori, die dreigend boven me uittorende.

‘Wat heb je haar aangedaan?’ grauwde ze.

‘Niks.’ Tot mijn verbazing kwam het woord helder en duidelijk, uitdagend zelfs, over mijn lippen. Ik rechtte mijn rug. ‘Ik ben niet degene die haar heeft wijsgemaakt dat ik haar kon helpen.’

‘Helpen?’

‘Door met haar klopgeest te praten.’

Haar ogen werden groot van afschuw, net als toen Simon tegen haar had gezegd dat ze niet zo vals moest doen. Ze wendde zich af en strompelde haar kamer binnen.

==