17

Die eerste les was ik zo gespannen als een veer, want elk moment verwachtte ik dat juffrouw Van Dop of dokter Gill naar binnen zou stormen om Derek mee te nemen voor een ‘gesprek’. Ik had mijn tante moeten vertrouwen. Toen we na het ontbijt waren teruggekomen, had ze mevrouw Talbot stilletjes terzijde genomen en gezegd dat ze even wilde bespreken hoe het met me ging. Niemand vond dat vreemd. En niemand was de klas binnen komen stormen om Derek mee te sleuren.

Tori’s woedeaanval was de enige hobbel tijdens een verder rustige ochtend. Derek volgde de lessen en negeerde me. Voor de lunch ging hij naar dokter Gill voor therapie. Toen hij naar buiten kwam, stond ik op de gang te wachten bij de badkamer. Simon was binnen, zoals altijd vlak voor het eten. Ik had nog nooit een jongen meegemaakt die zo trouw zijn handen waste voor het eten.

Ik overwoog net om even naar boven te rennen naar de meisjesbadkamer, toen de deur van dokter Gills kantoor openging en Dereks donkere gestalte de opening vulde. Hij kwam naar buiten en keek naar me. Mijn hart bonsde zo hart dat ik ervan overtuigd was dat hij het kon horen, en ik was er al evenzeer van overtuigd dat hij zojuist op zijn donder had gekregen. Onze blikken kruisten elkaar. Hij knikte, gromde iets wat klonk als ‘Hoi’ en wilde net langs me heen lopen, toen de deur van de badkamer openging.

Simon kwam met gebogen hoofd naar buiten. Zodra hij me zag, stopte hij snel iets in zijn achterzak. ‘Oeps. Ik heb zeker de badkamer te lang bezet gehouden als er zo’n rij staat.’

‘Alleen Chloe.’ Derek duwde de deur voor me open. Hij leek helemaal niet boos. Aardiger dan anders, zelfs. Kennelijk had mijn tante het uitstekend afgehandeld. Dat had ik kunnen weten.

Toen ik naar binnen liep, hoorde ik Simon tegen Derek zeggen: ‘Hé, de lunch is deze kant op.’

‘Begin maar vast. Ik moet iets van onze kamer pakken.’

Een korte stilte. Toen: ‘Wacht op mij’, en Simons voetstappen gingen achter die van Derek aan de trap op.

==

Na het eten was ik aan de beurt om het vuilnis buiten te zetten. Levenservaring, hield ik mezelf voor terwijl ik met het karretje naar de schuur reed en de vliegen wegsloeg die zoemend de boel van dichtbij kwamen bekijken. Allemaal levenservaring. Je kon nooit weten, misschien moest ik ooit wel een cruciale scène schrijven waarin de hoofdpersoon het vuilnis naar buiten bracht.

Mijn lach fladderde door de achtertuin. De zon scheen warm op mijn gezicht, de boom en de narcissen stonden in bloei, en de vage geur van pasgemaaid gras maskeerde bijna de stank van rottend afval.

Best een goed begin van mijn middag. Beter dan ik had verwacht…

Ik bleef staan. Daar, in de tuin achter die van ons, stond een geest. Een klein meisje van hooguit een jaar of vier.

Ze moest wel een geest zijn. Ze speelde in haar eentje in de tuin, gekleed in een popperig jurkje, een soort suikerspin vol strikjes en lintjes, met nog meer linten in haar pijpenkrullen en nog meer strikjes op haar glanzende leren schoentjes. Ze zag eruit als Shirley Temple op een oude filmposter.

Ik gooide de vuilniszakken in de schuur, waar ze veilig waren voor rondzwervende wasberen en stinkdieren. De zakken vielen met een bons op de houten vloer, maar het meisje, dat hooguit een meter of zeven verderop zat, keek niet eens op. Ik deed het schuurtje dicht, liep erachter langs naar de schutting en ging op mijn hurken zitten, zodat ik haar recht kon aankijken.

‘Hallo,’ zei ik.

Ze fronste haar voorhoofd, alsof ze zich afvroeg tegen wie ik het had.

Ik glimlachte. ‘Ja, ik kan je zien. Dat is een mooie jurk, zeg. Ik had er ook zo een toen ik ongeveer zo oud was als jij.’

Eén laatste, aarzelende blik over haar schouder, maar toen kwam ze iets dichterbij. ‘Mammie heeft hem voor me gekocht.’

‘Mijn moeder had die van mij ook gekocht. Vind je hem mooi?’

Ze knikte. Haar glimlach deed haar donkere ogen stralen.

‘Dat verbaast me niks. Ik vond die van mij ook prachtig. Heb…’

‘Amanda!’

Het meisje maakte een sprongetje van schrik, kwam op haar billen terecht en begon te jammeren. Een vrouw in een pantalon en een leren jas zette het op een rennen. Haar sleutels rammelden in haar hand en de achterdeur viel achter haar dicht.

‘O, Amanda, nu is je mooie jurk helemaal vies. Dan moeten we maar een andere afspraak maken voor je speciale foto’s.’ De vrouw wierp me een boze blik toe, tilde het kleine meisje op en droeg haar naar het huis. ‘Ik heb toch gezegd dat je niet in de buurt van de schutting mag komen, Amanda. Nooit met die gekke kinderen praten. Nooit, hoor je me?’

Niet met die gekke kinderen praten. Het liefst wilde ik haar naroepen dat we niet gek waren. Ik had haar kind alleen per ongeluk voor een geest aangezien.

Ik vroeg me af of er boeken waren over dit soort dingen. Vijftig manieren om de levenden van de doden te leren onderscheiden voordat je wordt opgesloten in een kamertje met matrassen tegen de muur. Ja, die titel was vast wel in de bibliotheek te vinden.

Ik kon niet de enige persoon ter wereld zijn die geesten zag. Was het iets wat ik had geërfd, net als mijn blauwe ogen? Of was het iets wat ik had opgelopen, net als een virus?

Er moesten anderen zijn. Hoe kon ik ze vinden? Kon dat wel? Moest ik dat wel doen?

Zware voetstappen vertelden me dat er iemand aankwam. Een levend iemand. Dat was een les die ik al had geleerd: geesten kunnen schreeuwen, huilen en praten, maar wanneer ze lopen, maken ze geen geluid.

Ik stond nog achter het schuurtje, aan het zicht onttrokken. Net als in de kelder, alleen zou hier niemand me horen als ik om hulp schreeuwde.

Ik schoot naar voren, precies op het moment dat er een schaduw om het schuurtje heen kwam. Simon.

Met grote passen en een gezicht dat vertrokken was van woede liep hij op me af. Ik verstijfde, maar bleef staan waar ik stond.

‘Wat heb je gezegd?’ Zijn woorden kwamen er langzaam, weloverwogen uit, alsof hij moeite moest doen om zijn stem onder controle te houden.

‘Gezegd?’

‘Tegen de verpleegkundigen. Over mijn broer. Je hebt hem ergens van beschuldigd.’

‘Ik heb helemaal niets tegen de verpleegkundigen…’

‘Dan was het je tante.’ Hij roffelde met zijn vingers tegen het schuurtje. ‘Je weet best waar ik het over heb. Jij hebt het aan haar verteld, zij heeft het aan de verpleegkundigen verteld en vervolgens heeft dokter Gill Derek vlak voor de lunch bij zich geroepen voor een gesprek en hem gewaarschuwd dat hij jou niet mag lastigvallen. Als hij dat toch doet, sturen ze hem weg.’

‘H-hè?’

‘Eén woord van jou en hij moet weg. Dan wordt hij overgeplaatst.’ Er klopte een adertje in zijn hals. ‘Het gaat perfect met hem sinds hij hier is. En nu krijgt hij opeens een officiële waarschuwing na één akkefietje met jou. Als hij je alleen maar scheef aankijkt, moet hij weg.’

‘Ik… ik… ik…’

‘Er is gisteravond iets gebeurd tussen jullie, hè? Toen Derek naar boven kwam, was hij helemaal over de zeik. Hij zei dat hij met jou had staan praten en dat hij het had verpest. Meer wilde hij niet kwijt.’

Ik overwoog hem de waarheid te vertellen: dat het helemaal niet mijn bedoeling was geweest Derek te verklikken. Ik was ongewoon stil geweest tijdens het ontbijt en daaraan had mijn tante gemerkt dat ik van streek was. Maar dan klonk het misschien alsof ik met opzet had zitten mokken, zodat ze de waarheid uit me zou lospeuteren.

En bovendien maakte Simons houding me kwaad. Hij beschuldigde me er nog net niet van dat ik verhalen uit mijn duim zoog om zijn arme, onbegrepen broer het leven zuur te maken.

‘Het was warm in het restaurant,’ zei ik. ‘Dus stroopte ik mijn mouwen op.’

‘Hè?’

Ik schoof mijn linkermouw omhoog en liet hem de vier blauwe plekken zien, donker als inktvlekken. Simon verbleekte.

‘Mijn tante wilde weten wat er was gebeurd. Toen ik het haar niet wilde vertellen, viste ze net zo lang tot ik me per ongeluk liet ontvallen dat het om een jongen ging. Ze heeft Derek vanochtend gezien en toen deed hij onbeschoft tegen haar, dus besloot ze dat hij het moest zijn geweest. Ik heb het niet bevestigd. Als hij in de problemen zit, is dat niet mijn schuld. Ik had het volste recht om het aan iemand te vertellen, en dat heb ik niet gedaan.’

‘Oké, oké.’ Hij wreef over zijn mond, nog steeds starend naar mijn arm. ‘Dus hij heeft je bij de arm gepakt. Zo ziet het eruit. Toch? Hij heeft alleen meer kracht gebruikt dan hij besefte.’

‘Hij heeft me zó door de kelder gesmeten.’

Simons ogen werden groot. Toen sloot hij ze om zijn verrassing te verbergen. ‘Maar dat was niet zijn bedoeling. Als je had gezien hoe geschrokken hij gisteravond was, zou je dat beseffen.’

‘En dus is het niet erg? Als ik mijn zelfbeheersing verlies en je een dreun verkoop, geeft dat niet, want het was niet mijn bedoeling, ik was het niet van plan.’

‘Je begrijpt het niet. Hij is gewoon…’

‘Ze heeft gelijk.’ Dereks stem kwam voor hem uit de hoek om.

Ik deinsde achteruit. Ik kon er niets aan doen. Op dat moment laaide er iets op in Dereks ogen. Berouw? Schuldgevoel? Hij knipperde het weg.

Vlak achter Simon bleef hij staan, zeker anderhalve meter bij me vandaan.

‘Ik wilde gisteravond met je praten. Toen je wilde weggaan, hield ik je tegen en…’ Hij maakte zijn zin niet af en zijn blik dwaalde weg naar opzij.

‘Je hebt me dwars door de kelder gesmeten.’

‘Nee, ik… Ja, je hebt gelijk. Zoals ik al zei. Niet goed te praten. Simon? Kom, we gaan.’

Simon schudde zijn hoofd. ‘Ze begrijpt het niet. Zie je, Chloe, Derek kan er niets aan doen. Hij is supersterk en…’

‘En jij had je ketting van kryptoniet niet om,’ zei Derek. Zijn mond vertrok in een bitter glimlachje. ‘Ja, ik ben fors. Ik ben heel snel gegroeid. Misschien ken ik mijn eigen krachten nog niet.’

‘Dat is niet…’ begon Simon.

‘Maar het is niet goed te praten, zoals je al zei. Wil je dat ik bij je uit de buurt blijf? Dan doe ik dat.’

‘Derek, zeg nou…’

‘Laat nou maar, oké? Ze heeft geen interesse. Dat heeft ze heel, heel duidelijk gemaakt. En laten we nu weggaan voordat iemand me met haar ziet praten en ik weer op mijn flikker krijg.’

Op dat moment galmde mevrouw Talbots stem door de achtertuin. ‘Chloe!’

‘Perfecte timing,’ mompelde Derek. ‘Ze is zeker helderziend.’

‘Ik kom zo,’ riep ik. Ik liep een stukje opzij zodat ze me kon zien.

‘Ga dan,’ zei Derek toen de deur van het huis met een klap dichtviel. ‘Straks ben je nog te laat voor je medicatie.’

Ik keek hem boos aan en wendde me af, zodat ik niet langs hen heen hoefde op weg naar de deur. Simon prevelde heel zachtjes iets, alsof hij het tegen Derek had.

Vlak voor me steeg rook op. Ik wankelde achteruit. Het zweefde als een lage mistbank vlak boven de grond.

‘Simon!’ siste Derek.

Ik draaide me om en wees naar de mist. ‘Wat is dat?’

‘Wat is wat?’ Derek keek naar de plek waar ik naar wees. ‘Hm. Zal wel een geest zijn. O nee, wacht even, jij ziet geen geesten. Je hallucineert. Dan zal het wel een hallucinatie zijn.’

‘Dat is niet…’

‘Het is niets, Chloe.’ Hij stak zijn handen in zijn zakken en wiebelde op zijn hakken naar achteren. ‘Je verbeeldt het je maar, net als al het andere. Ga nu maar als een braaf meisje naar binnen en neem je medicijnen in. Maak je geen zorgen, ik zal voortaan bij je uit de buurt blijven. Kennelijk heb ik me vergist. En niet zo’n beetje.’

Hij bedoelde dat hij me verkeerd had ingeschat. Dat ik zijn belangstelling niet waard was. Ik balde mijn handen tot vuisten.

‘Pas op, Chloe. Het is geen goed idee om me te slaan. Dan moet ik jou straks nog gaan verklikken.’

Simon deed een stap naar voren. ‘Hou op, Derek. Ze heeft helemaal niet…’

‘Dat weet hij best,’ viel ik hem in de rede, terwijl ik Dereks blik vasthield. ‘Hij probeert me uit mijn tent te lokken. Hij is een eikel en een pestkop en wat die “geheimen” ook zijn waar hij me mee kliert, hij mag ze houden. Hij heeft gelijk. Ik heb geen interesse.’

Ik draaide me met een ruk om, liep met grote passen naar de kar en pakte het handvat beet.

‘Wacht,’ riep Simon. ‘Die zal ik wel voor je…’

‘Ze kan het zelf wel.’

Toen ik omkeek, zag ik dat Derek zijn hand op Simons schouder had gelegd.

Simon weerde zijn broer af. ‘Chloe…’

Ik reed het karretje terug naar het huis.

==

==