39

Ik propte Liz’ trui in mijn tas. Hij nam meer plaats in beslag dan ik me kon veroorloven, maar ik had hem nodig. Hij kon het broodnodige antwoord geven op een belangrijke vraag… Alleen moest ik nog genoeg moed verzamelen om die te stellen.

Toen Derek verkondigde dat we diezelfde avond nog moesten vertrekken, was mijn eerste gedachte: dan hebben we te weinig tijd, maar we hadden eerder te veel tijd. We maakten huiswerk dat we nooit zouden inleveren, hielpen mevrouw Talbot met het bedenken van maaltijden die we nooit zouden opeten, terwijl we vochten tegen de aandrang om ertussenuit te knijpen en de plannen nog eens door te nemen. Zowel Rae als Tori had mijn ‘overlegjes’ met de jongens opgemerkt, en als we ermee doorgingen, zouden de verpleegkundigen misschien gaan vermoeden dat er meer aan de hand was dan alleen opspelende tienerhormonen.

Ik waarschuwde de anderen voor Tori, maar niemand leek zich zorgen te maken. Het was zoals ik al tegen haar had gezegd: we hielden ons helemaal niet met haar bezig. Ik vermoedde dat dat haar nog het meest kwetste.

==

’s Avonds keken we een film. Tegen mijn gewoonte in besteedde ik er weinig aandacht aan, en als je me tien minuten na de aftiteling had gevraagd om een samenvatting had ik je die niet kunnen geven.

Derek voegde zich niet bij ons. Simon zei dat zijn broer doodmoe was van de afgelopen nacht en even wilde slapen, zodat hij vannacht, wanneer hij ons moest helpen, helder zou kunnen denken. Ik vroeg me af of hij weer koorts had.

Toen mevrouw Talbot naar Derek informeerde, zei Simon dat die zich ‘niet zo best’ voelde. Ze maakte een afkeurend geluidje en trok zich vervolgens met mevrouw Abdo terug om een potje te kaarten. Ze ging niet eens naar boven om bij hem te kijken. Zo ging het altijd met Derek. De verpleging leek hem aan zijn lot over te laten, alsof ze door zijn grootte vergaten dat hij nog maar een tiener was. Of misschien wilden ze, gezien zijn verleden en zijn diagnose, hun contact met hem tot een minimum beperken.

Merkte hij hoe hij werd behandeld? Vast wel. Niets ontging Derek, en ik vermoedde dat het hem alleen maar sterkte in zijn overtuiging dat hij hier moest blijven.

Terwijl de film zich voortsleepte, piekerde ik bezorgd over hem. Hij had ontzettend zijn best gedaan om niet aan Simon te laten blijken dat hij ziek was. Als Simon nu aan hem kon zien dat hij zich ‘niet zo best’ voelde, dan betekende dat kennelijk dat hij te ziek was om het te kunnen verbergen.

Ik glipte de vrijetijdsruimte uit, pakte vier aspirines en een glas water en liep ermee naar boven.

Ik klopte op de deur. Geen reactie. Er scheen licht onder de deur door, maar het kon zijn dat hij onder het lezen in slaap was gevallen.

Of dat hij te ziek was om open te doen.

Ik klopte opnieuw aan, iets harder deze keer.

‘Derek? Ik ben het. Ik heb water en aspirines voor je meegenomen.’

Nog steeds niets. Ik legde mijn hand op de deurknop, die koud aanvoelde. Waarschijnlijk sliep hij. Of negeerde hij me.

‘Ik zet het hier wel neer.’

Toen ik me bukte om het glas op de grond te zetten, ging de deur open, net zo ver dat ik Dereks blote voet kon zien. Ik kwam overeind. Weer had hij alleen een boxershort aan, en mijn blik vloog naar een veilige zone, zijn gezicht, maar toen had ik het laagje zweet op zijn borst al gezien. Zijn vochtige haar kleefde aan zijn voorhoofd en zijn ogen stonden koortsig. Hij ademde moeizaam door zijn mond.

‘G-gaat het…?’ begon ik.

‘Komt wel goed.’

Hij streek met zijn tong over zijn droge lippen en knipperde verwoed met zijn ogen, alsof hij niet scherp kon zien. Toen ik hem het glas voorhield, stak hij zijn arm door de kier om het te pakken en nam een grote slok.

‘Dank je.’

Ik gaf hem de aspirines. ‘Weet je zeker dat het wel gaat?’

‘Goed genoeg.’

Hij zette de deur klem met zijn voet en krabde aan zijn rug.

‘Misschien moet je een bad nemen,’ zei ik. ‘Een koud bad, tegen de koorts. Zuiveringszout helpt vaak tegen jeuk. Ik kan wel even…’

‘Welnee, het gaat wel.’

‘Als je iets nodig hebt…’

‘Alleen slaap. Ga maar weer naar beneden voordat iemand je hier ziet.’

Ik liep naar de trap.

‘Chloe?’

Ik keek over mijn schouder. Hij leunde om de hoek.

‘Niks tegen Simon zeggen, oké? Over hoe slecht het met me gaat?’

‘Hij weet al dat je je niet lekker voelt. Misschien kun je het hem beter…’

‘Het gaat prima.’

‘Het gaat helemaal niet prima. Daar komt hij heus wel achter…’

‘Welnee. Daar zorg ik wel voor.’

Hij trok zich terug en de deur viel met een klik dicht.

==

Die avond in bed kon Rae haar mond niet houden. Ze wilde praten over haar rugzak en wat ze erin had gestopt en of ze de juiste keuzes had gemaakt en of ze niet iets was vergeten…

Ik zei dat ze stil moest zijn, hoe vreselijk ik het ook vond. Ze was zo opgewonden als een kind dat voor het eerst op kamp mag, en dat was raar, want na wat er met haar vriendin was gebeurd zou ze toch moeten weten dat het leven op straat geen fantastisch, vrijblijvend avontuur zou zijn.

Maar ik vermoedde dat dit in haar ogen iets heel anders was. Ze ging met mij en Simon mee, en de kans dat jongeren als wij de Bonnie en Clyde zouden gaan uithangen, was te verwaarlozen. Dit was geen misdaad, het was een missie. En trouwens, zoals Simon en Derek al hadden gezegd, de oude regels golden voor ons niet meer.

‘Want we zijn bijzonder.’ Ze lachte klaterend. ‘Jemig, wat klinkt dat suf. Maar dat wil toch iedereen? Bijzonder zijn?’

O, ja? Ik kon veel bedenken wat ik zou willen zijn. Slim, zelfverzekerd. Getalenteerd, dat zeker. Mooi? Oké, ja, ik geef het toe. Maar bijzonder?

Ik was in mijn leven al veel te vaak bijzonder geweest. Het rijkeluiskind dat haar moeder was kwijtgeraakt. Het nieuwe meisje in de klas. De dramastudente die geen actrice wilde worden. In mijn ogen stond ‘bijzonder’ gelijk aan anders, en niet in de positieve zin van het woord. Ik wilde juist normaal zijn, en het was ironisch dat ik al die tijd dat ik van een gewoon leven droomde ook een gewoon leven had gehad… of in elk geval gewoner dan het ooit nog zou zijn.

Maar nu keek ik naar Rae, die op haar buik lag met een stel lucifers in haar hand, het puntje van haar tong tussen haar tanden, terwijl ze met een vastberadenheid die grensde aan wanhoop probeerde er een met haar vingertoppen aan te steken, en ik besefte hoe graag ze een bovennatuurlijke kracht wilde hebben. Ik had er een, en ik gaf er zo weinig om dat ik hem met alle plezier aan haar zou hebben gegeven.

Het was net als op school, waar andere meisjes zich vergaapten aan designerjeans, uitrekenden hoeveel uur ze nog moesten babysitten om er een te kunnen kopen, terwijl ik er al een droeg en er thuis nog vier in de kast had liggen. En met goedkope spijkerbroeken zou ik net zo tevreden zijn geweest. Ik voelde me schuldig omdat ik niet waardeerde wat ik had.

Maar necromantie was niet hetzelfde als een dure spijkerbroek, en ik was er vrij zeker van dat ik zonder een veel fijner leven zou hebben. Gemakkelijker zeker. Maar toch, als ik morgen wakker werd en niet meer met geesten kon praten, zou ik dan teleurgesteld zijn?

‘Volgens mij wordt hij warm,’ zei ze met het luciferkopje tussen haar vingers.

Ik stapte uit bed. ‘Laat eens voelen.’

‘Nee.’ Ze trok zich terug. ‘Nog niet. Pas als ik het zeker weet.’

Was Rae een halfdemon? Derek zei dat ze inderdaad dingen met hun handen konden laten branden. Op haar leeftijd zou Rae zonder moeite die lucifer moeten kunnen aansteken. Aan de andere kant had hij ook nog nooit gehoord van een necromancer die op een ochtend wakker was geworden en opeens overal geesten zag. Gewoonlijk was het een geleidelijk proces.

Was dat niet kenmerkend voor ontwikkeling in het algemeen? In boeken stond zoiets als ‘op twaalfjarige leeftijd beginnen kinderen aan het proces dat puberteit heet en dat rond het achttiende levensjaar voltooid is’, maar dat was een generalisatie. Er waren altijd meisjes zoals ik en jongens zoals Derek, die niet aan het gemiddelde voldeden.

Misschien was Rae een laatbloeier wat haar kracht betrof, net als ik met mijn menstruatie. En misschien was mijn kracht net als Dereks puberteit en kwamen alle veranderingen in één keer.

Halfdemonen schenen een menselijke moeder en een demonische vader te hebben, die een menselijke gedaante had aangenomen om haar te bevruchten. Dat klopte met Rae’s geschiedenis: een moeder die haar na de geboorte had afgestaan, een vader over wie niets bekend was.

‘Rook!’ gilde ze, waarop ze snel haar hand voor haar mond hield. Ze zwaaide met de lucifer. ‘Ik zag rook. Ik zweer het. Ja, ik weet het, ik moet eens wat nuttigs gaan doen met mijn leven, maar het was echt hartstikke vet. Hier, kijk maar.’

Ze haalde nog een lucifer uit het boekje.

Was Rae een halfdemon?

Ik hoopte het oprecht.

==