5

Ik werd wakker van het gerinkel van metalen kleerhangers. Een blond meisje bekeek kleren waarvan ik vrij zeker wist dat ze van mij waren en dat ze gisteravond door mevrouw Talbot waren opgehangen.

‘Hallo,’ zei ik.

Ze draaide zich om en glimlachte. ‘Mooie spullen. Goede merken.’

‘Ik ben Chloe.’

‘Liz. Net als Lizzie McGuire.’ Ze gebaarde naar een oud, verbleekt knipsel uit een tijdschrift aan de muur. ‘Alleen wil ik niet dat mensen me Lizzie noemen, want ik vind dat het nogal’ – ze dempte haar stem alsof ze de Lizzie op de foto niet wilde beledigen – ‘kinderachtig klinkt.’

Ze bleef praten, maar het drong niet tot me door, want het enige wat ik kon denken was: wat mankeert haar? Als ze in Lyle House woonde, moest er iets met haar aan de hand zijn. Een of ander ‘psychologisch probleem’.

Ze zag er niet uit alsof ze gek was. Haar lange, geborstelde haar zat in een glanzende paardenstaart. Ze droeg een spijkerbroek van Guess en een t-shirt van Gap. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat ik op een kostschool wakker was geworden.

Ze bleef maar praten. Misschien was dat een aanwijzing.

Ze leek anders tamelijk ongevaarlijk. Dat moest ook wel, of niet? Gevaarlijke mensen zouden hier nooit naartoe worden gestuurd. Zwaargestoorde mensen ook niet.

O, nee hoor, Chloe. Zwaargestoorde mensen worden hier niet naartoe gestuurd. Alleen degenen die stemmen horen en verbrande conciërges zien en met leraren vechten.

Ik kreeg buikpijn.

‘Kom mee,’ zei ze. ‘Over vijf minuten begint het ontbijt, en ze doen heel bits als je te laat bent.’ Liz stak haar hand op toen ik een la wilde opentrekken. ‘Je mag in je pyjama ontbijten. De jongens eten tussen de middag en ’s avonds met ons mee, maar ze ontbijten later, zodat wij wat privacy hebben.’

‘De jongens?’

‘Simon, Derek en Peter.’

‘Is dit een gemengd opvanghuis?’

‘M-hm.’ Met getuite lippen keek ze in de spiegel, en ze peuterde een droog velletje los. ‘Zij zitten aan de andere kant. Er is niet eens een verbindingsdeur. Alsof we daar ’s nachts naartoe zouden sluipen als we de kans kregen.’ Ze giechelde. ‘Nou ja, Tori zou dat wel doen. En ik misschien ook wel, als er iemand was die het besluipen waard was. Tori heeft Simon al voor zich opgeëist.’ Ze keek me via de spiegel aan. ‘Misschien vind je Peter wel leuk. Hij is best knap, maar veel te jong voor me. Hij is dertien. Bijna veertien, denk ik.’

‘Ik ben vijftien.’

Ze beet op haar lip. ‘O, jeetje. Eh, maar goed, Peter is binnenkort waarschijnlijk toch weg. Ik heb gehoord dat hij naar huis mag.’ Ze zweeg even. ‘Vijftien, hm? In welke klas zit je?’

‘Eerste klas van high school.’

‘Net als Tori. Ik zit in de tweede, net als Simon, Derek en Rae. Maar volgens mij zijn Simon en Rae nog maar vijftien. En heb ik al gezegd dat ik je haar heel mooi vind? Zo wilde ik het ook hebben, met blauwe strepen, maar mijn moeder zei…’

==

Liz ging maar door met haar geklets terwijl we naar beneden liepen; alle personages kwamen aan bod. Zo was er dokter Gill, de psycholoog, maar die was er alleen tijdens kantooruren, net als de docent, mevrouw Wang.

Twee van de drie verpleegkundigen had ik al ontmoet. Mevrouw Talbot, de oudere vrouw, over wie Liz verkondigde dat ze ‘echt heel aardig’ was, en de jongere juffrouw Van Dop, die, zo fluisterde ze, ‘niet zo aardig’ was. De derde verpleegkundige, mevrouw Abdo, werkte in het weekend, zodat de anderen allebei een dag vrij hadden. Ze waren intern en zorgden voor ons. Zo te horen leken ze nog het meest op de huismoeders over wie ik kostschoolkinderen wel eens had horen praten, maar Liz noemde hen verpleegkundigen.

Onder aan de trap werd ik overvallen door de overweldigende citroengeur van schoonmaakmiddel. Het rook net als bij oma thuis. Zelfs pap leek zich nooit helemaal op zijn gemak te voelen in het onberispelijke huis van zijn moeder, onder die boze blik die duidelijk maakte dat je niet op verjaardagsgeld hoefde te rekenen als je frisdrank op de witleren bank morste. Eén blik op deze woonkamer en ik slaakte een zucht van verlichting. Het was er net zo schoon als bij oma – de vloerbedekking was smetteloos, het hout glansde – maar het vertrek ademde een versleten, gerieflijke sfeer die uitnodigde om lekker met opgetrokken benen op de bank te gaan zitten.

De muren waren geschilderd in de huisstijl van Lyle House: lichtgeel deze keer. Kussens bedekten de donkerblauwe bank en twee schommelstoelen. In de hoek tikte een antieke staande klok. Op elk bijzettafeltje stond een vaasje margrieten of narcissen. Zonnig en vrolijk. Te zonnig en vrolijk, eigenlijk, net als dat pensionnetje in de buurt van Syracuse waar ik de afgelopen herfst met tante Lauren had gelogeerd: de kamer had zo wanhopig graag huiselijk willen lijken dat hij meer op een toneeldecor leek.

Dit was net zoiets, eigenlijk – een bedrijf dat je er naarstig van probeerde te overtuigen dat het geen bedrijf was, dat je je er thuis kon voelen. Zodat je kon vergeten dat je in een opvanghuis voor gestoorde tieners zat.

Vlak bij de eetkamer hield Liz me staande, zodat we naar binnen konden gluren.

Aan de ene kant van de tafel zat een lang meisje met kort donker haar. ‘Dat is Tori. Eigenlijk Victoria, maar ze vindt Tori mooier. Met een i. Ze is mijn beste vriendin. Soms wordt ze somber, en ik heb gehoord dat ze daarom hier zit, maar ik vind dat het wel meevalt.’ Met een rukje van haar kin wees ze de andere persoon aan tafel aan, een aantrekkelijk meisje met een koperkleurige huid en lange donkere krullen. ‘Dat is Rachelle. Rae. Ze heeft iets met vuur.’

Ik staarde naar het meisje. Iets met vuur? Betekende dat dat ze brand stichtte? En ik maar denken dat het hier veilig was.

En de jongens? Waren die soms agressief?

Ik wreef over mijn buik.

‘Zo te zien heeft er iemand honger,’ kwetterde iemand.

Ik keek op en zag mevrouw Talbot met een melkkan in haar hand een vertrek uit komen, vermoedelijk de keuken. Ze glimlachte naar me. ‘Kom, Chloe. Dan zal ik je aan de anderen voorstellen.’

==

Vóór het ontbijt gaf juffrouw Van Dop ons allemaal een pilletje en controleerde of we hem echt innamen. Het was griezelig. Niemand zei iets. De meisjes staken gewoon hun hand uit, slikten de pil met wat water door en gingen verder met hun gesprek.

Toen ik naar de mijne staarde, zei juffrouw Van Dop dat de dokter straks alles zou uitleggen, maar dat ik hem nu gewoon moest innemen. Dat deed ik dan maar.

Na het eten gingen we met z’n allen naar boven om ons aan te kleden. Rae liep voorop, gevolgd door Liz en Tori. Daarna ik.

‘Rachelle?’ riep Tori.

Rae’s schouders verstrakten en ze draaide zich niet om. ‘Ja, Victoria?’

Tori liep nog twee treden op om de afstand tussen hen te overbruggen. ‘Je hebt de was toch wel gedaan, hè? Jij bent aan de beurt, en ik wil dat nieuwe shirtje aan dat mijn moeder voor me heeft gekocht.’

Langzaam draaide Rae zich om. ‘Mevrouw T. zei dat ik vandáág de was mocht doen, omdat we uit de buurt moesten blijven tot’ – haar blik bleef op mij rusten en ze schonk me een flauw, bijna verontschuldigend glimlachje – ‘Chloe gesetteld was.’

‘Dus je hebt de was niet gedaan.’

‘Dat zeg ik net.’

‘Maar ik wil…’

‘Je shirtje. Dat had ik begrepen. Trek het dan gewoon aan. Het is gloednieuw.’

‘Ja, en waarschijnlijk hebben tientallen mensen het gepast. Dat vind ik smerig.’

Rae gooide haar handen in de lucht en liep de gang in. Tori keek me over haar schouder boos aan, alsof het mijn schuld was. Toen ze zich omdraaide, flitste er iets tussen ons, en ik gleed achteruit van de trede en moest me aan de leuning vasthouden.

Haar boze gezicht vertrok. ‘Jemig, ik ga je heus niet slaan, hoor.’

Achter haar schouder verscheen een hand, met bleke vingers die kronkelden als wormen.

‘Chloe?’ vroeg Liz.

‘Ik… ik… ik…’ Ik rukte mijn blik los van de lichaamsloze hand. ‘Ik s-struikelde.’

Een mannenstem fluisterde in mijn oor: ‘Meisje… luister…’

Liz liep twee treden naar beneden en legde haar hand op mijn arm. ‘Gaat het wel? Je bent lijkbleek.’

‘Ik d-d-dacht alleen dat ik iets h-h-hoorde.’

‘Waarom praat ze zo raar?’ vroeg Tori aan Liz.

‘Dat heet stotteren.’ Liz kneep in mijn arm. ‘Geeft niks, hoor. Mijn broertje stottert ook.’

‘Je broertje is vijf, Liz. Kleine kinderen stotteren wel vaker. Maar tieners niet.’ Tori keek met samengeknepen ogen op me neer. ‘Ben je een beetje traag?’

‘Hè?’

‘Je weet wel, ga je gewoon naar school of met het busje?’

Liz werd rood. ‘Tori, dat is niet…’

‘Nou ja, ze praat als een klein meisje, en ze ziet er ook uit als een klein meisje, dus…’

‘Ik heb een spraakgebrek,’ zei ik zorgvuldig articulerend, alsof zij traag was. ‘Ik werk eraan.’

‘Je doet het geweldig,’ zei Liz overdreven opgewekt. ‘Je hebt die hele zin gezegd zonder te stotteren.’

‘Meisjes?’ Mevrouw Talbot keek beneden om de hoek van de deur de hal in. ‘Jullie weten best dat jullie niet op de trap mogen spelen. Straks raakt er iemand gewond. Over tien minuten begint de les. Chloe, we wachten nog op informatie van je leraren, dus jij hebt vandaag geen les. Zodra je aangekleed bent, zullen we je schema bespreken.’

==

In Lyle House hielden ze van schema’s zoals ze in een militair trainingskamp van discipline hielden.

We stonden om 7.30 uur op. Dan gingen we eten, douchen en aankleden, en om 9.00 uur zaten we in de klas, waar we individuele taken afwerkten die we van onze vaste leraren hadden opgekregen, onder begeleiding van de docent, mevrouw Wang. Om 10.30 pauze en een tussendoortje – een voedzaam tussendoortje, uiteraard. Terug naar de klas. Lunchpauze om klokslag 12.00 uur. Terug naar de klas van 13.00 tot 16.30 uur met om 14.30 uur een pauze van twintig minuten. Op een bepaald moment tijdens de les – het precieze tijdstip varieerde nogal eens – was het tijd voor ons individuele therapie-uurtje met dokter Gill; vandaag na de lunch had ik mijn eerste afspraak. Van 16.30 tot 18.00 hadden we vrij… tot op zekere hoogte. Naast lessen en therapie kregen we ook klusjes. Heel veel klusjes, aan de lijst te zien. Die moesten in onze vrije tijd voor en na het avondeten worden afgewerkt. Verder moesten we ook nog een halfuur vrij zien te maken voor lichaamsbeweging. Dan kregen we nog een snack en moesten we om 21.00 uur naar bed; om 22.00 uur ging het licht uit.

Voedzame tussendoortjes? Therapie? Corveelijsten? Verplicht bewegen? Om negen uur naar bed?

Opeens leek een militair trainingskamp zo slecht nog niet.

Hier hoorde ik niet thuis. Echt niet.

==

Na ons gesprekje moest mevrouw Talbot snel weg om de telefoon op te nemen, maar ze riep me over haar schouder toe dat ze zo zou terugkomen met mijn takenlijst. Jippie.

Ik ging in de woonkamer zitten omdat ik wilde nadenken, maar de onontkoombare zonnigheid was als een felle lamp die in mijn ogen scheen, waardoor ik moeite had me te concentreren. Nog een paar dagen gele verf en margrieten en ik zou veranderen in een opgewekte zombie, net als Liz.

Ik voelde een steek van schaamte. Liz had me het gevoel gegeven dat ik welkom was en was meteen voor me in de bres gesprongen toen haar vriendin vervelend tegen me deed. Als opgewekt zijn een psychische stoornis was, dan was dat zo erg nog niet – in elk geval beter dan het zien van verbrande mensen.

Ik wreef in mijn nek en sloot mijn ogen.

Lyle House viel eigenlijk best mee. Het was stukken beter dan kamertjes met matrassen tegen de muren en eindeloze gangen vol echte zombies, schuifelende psychiatrische patiënten die zo onder de medicijnen zaten dat ze niet eens de moeite namen om zich aan te kleden, laat staan om een bad te nemen. Misschien was het de illusie van huiselijkheid die me stoorde. Misschien zou ik het in sommige opzichten fijner hebben gevonden als de banken lelijk waren geweest en de muren wit, en als er tralies voor de ramen hadden gezeten, want dan was er ook geen sprake van valse beloftes. Maar dat ik toevallig geen tralies zag, betekende niet dat je zomaar in en uit kon lopen. Dat kon nooit.

Ik liep naar het raam aan de voorkant. Dat was dicht, hoewel het een zonnige dag was. Er zat een gat op de plek waar ooit een klink moest hebben gezeten waarmee je het open kon zetten. Ik keek naar buiten. Veel bomen, een rustige straat, nog meer oude huizen op grote percelen. Geen elektrische hekken. Geen bord op het gazon met de tekst lyle house voor gestoorde tieners. Alles zag er doodnormaal uit, maar ik vermoedde dat er, als ik een stoel pakte en er het raam mee insloeg, een alarm zou afgaan.

Waar was dat alarm dan?

Ik liep de hal in, wierp een blik op de voordeur en zag het, knipperend en wel. Er was geen enkele poging gedaan om het te verbergen. Een geheugensteuntje, denk ik. Dit ziet er misschien uit als een thuis, maar probeer vooral niet door de voordeur naar buiten te lopen.

En achter?

Ik ging naar de eetkamer en keek door het raam naar een grote achtertuin met net zoveel bomen als aan de voorkant. Er was een schuurtje, er stonden tuinstoelen en er waren bloembedden. De voetbal op een van de houten stoelen en de basketbalring boven een betonnen paadje suggereerden dat we naar buiten mochten – waarschijnlijk voor dat halfuur lichaamsbeweging. Was er toezicht? Ik zag nergens camera’s, maar er waren genoeg ramen waardoor de verpleegkundigen eventuele aanwezigen in de tuin in de gaten konden houden. Ook de twee meter hoge schutting werkte ontmoedigend.

‘Op zoek naar een uitweg?’

Ik draaide me met een ruk om naar juffrouw Van Dop. In haar ogen glinsterde iets wat leek op geamuseerdheid, maar haar gezicht stond ernstig.

‘N-nee. Ik k-keek alleen even rond. O, en terwijl ik me aan het aankleden was, zag ik dat mijn ketting weg was. Ik denk dat ik hem in het ziekenhuis heb laten liggen, en ik wil hem graag terug hebben. Hij is nogal speciaal voor me.’

‘Ik zal het doorgeven aan je vader, maar zolang je hier bent, zullen we hem voor je moeten bewaren. We hebben liever niet dat onze meisjes sieraden dragen. Wat dat rondkijken van je betreft…’

Met andere woorden: leuk geprobeerd, maar als je me wilt belazeren, moet je van betere huize komen. Ze schoof een eetkamerstoel naar achteren en gebaarde dat ik moest gaan zitten. Dat deed ik.

‘Je hebt het beveiligingssysteem bij de voordeur vast al gezien,’ zei ze.

‘Ik… ik wilde niet…’

‘Ontsnappen. Weet ik.’ Nu speelde er een glimlach om haar lippen. ‘Onze bewoners zijn meestal geen tieners die snel zullen weglopen, tenzij ze iets duidelijk willen maken. Ze zijn slim genoeg om te beseffen dat het daarbuiten altijd nog erger is dan hierbinnen. En hierbinnen is het zo slecht nog niet. Het is niet bepaald Disney World, maar het is ook geen gevangenis. We hebben hier wel eens met ontsnappingspogingen te maken gehad, maar dan ging het altijd om tieners die ertussenuit wilden knijpen om hun vrienden te zien. Geen halszaak dus, maar de ouders verwachtten betere beveiliging van ons, en hoewel we er prat op gaan dat we een huiselijke omgeving bieden, vind ik het belangrijk om je in een vroeg stadium op de beperkingen te wijzen.’

Ze wachtte op een reactie. Ik knikte.

‘De ramen zijn voorzien van sirenes, net als de buitendeuren. Je mag alleen in de achtertuin komen, en er is geen poort. Vanwege het alarm moet je het ons melden als je naar buiten wilt, zodat we het kunnen uitzetten en ja, zodat we je in de gaten kunnen houden. Als je vragen hebt over wat wel en niet mag, kom dan naar me toe. Ik ga het niet mooier maken dan het is, Chloe. Ik geloof dat eerlijkheid de eerste stap is naar vertrouwen, en vertrouwen is cruciaal in een opvanghuis als dit.’

Weer keek ze me aan met die indringende blik, onderzoekend, alsof ze zich ervan wilde vergewissen dat ik de schaduwzijde van die uitspraak begreep – dat vertrouwen van twee kanten moest komen en dat van mij werd verwacht dat ik meewerkte.

Ik knikte.

==