3

‘Chloe! Wacht even!’

Ik had net mijn ongeopende lunchzakje weer in mijn kluisje gestopt en wilde weglopen, toen Nate me riep. Ik draaide me om en zag dat hij zich zijwaarts door een groep meisjes heen wurmde. De bel klonk en de gang stroomde vol met tieners die elkaar verdrongen als zalmen die stroomopwaarts worstelen en alles in hun pad met zich meesleurden. Nate moest grote moeite doen om me te bereiken.

‘Ik wilde je na de filmclub aanspreken, maar je was al weg. Ik wilde vragen of je naar het bal gaat.’

‘Morgen? Eh… ja.’

Hij grijnsde naar me; hij had kuiltjes in zijn wangen. ‘Mooi. Dan zie ik je daar.’

Een zwerm tieners slokte hem op. Ik bleef hem even staan nastaren. Was Nate net naar me toe gekomen om te vragen of ik naar het bal ging? Dat was niet hetzelfde als vragen of ik met hém naar het bal ging, maar toch… Ik moest nodig nog eens nadenken over wat ik ging aantrekken.

Een laatstejaars knalde tegen me op, stootte mijn rugzak van mijn schouder en mompelde iets over ‘midden in het gangpad staan’. Terwijl ik bukte om mijn tas op te rapen, voelde ik iets stromen tussen mijn benen.

Met een ruk kwam ik overeind, en als verstijfd bleef ik even staan voordat ik voorzichtig een stap naar voren deed.

O, god. Had ik echt in mijn broek geplast? Ik ademde diep in. Misschien was ik toch ziek. Mijn maag deed al de hele dag raar.

Ga kijken of je er iets aan kunt doen, en als het heel erg is, ga je met de taxi naar huis.

In de wc trok ik mijn broek naar beneden, en ik zag een bloedrode vlek.

Een paar minuten lang bleef ik op de wc zitten, grijnzend als een idioot, hopend dat er niets waar was van het gerucht dat er camera’s in de wc hingen.

Ik legde een laag wc-papier in mijn slipje, hees mijn spijkerbroek omhoog en waggelde het hokje uit. En daar hing het, het apparaat dat me al sinds de herfst leek te bespotten: de maandverbandautomaat.

Ik stak mijn hand in mijn achterzak en haalde er een briefje van vijf, een briefje van tien en twee centen uit. Terug naar het hokje. Zoeken in mijn rugzak. Resultaat: één stuiver.

Steels nam ik het apparaat op. Iets dichterbij. Ik bestudeerde het bekraste slot, dat je volgens Beth met een lange nagel open kon peuteren. Mijn nagels waren niet lang, maar met mijn huissleutel lukte het ook.

Een prima week voor mij. Ik stond op de shortlist van regisseurs. Nate had gevraagd of ik naar het bal ging. Mijn eerste menstruatie. En nu mijn eerste misdrijf.

Toen ik klaar was, wilde ik mijn borstel uit mijn rugzak halen, maar in plaats daarvan kreeg ik het tubetje haarverf te pakken. Ik hield het omhoog. Mijn spiegelbeeld beantwoordde mijn grijns.

Als ik nou eens ‘voor het eerst spijbelen’ en ‘voor het eerst mijn haar verven’ aan het lijstje toevoegde? Het zou niet meevallen om mijn haar te kleuren boven de wastafel op school, maar het zou waarschijnlijk gemakkelijker zijn dan thuis, waar Annette me in de gaten hield.

Het kostte me twintig minuten om een stuk of tien rode strepen in mijn haar te maken. Mijn shirt had ik uitgetrokken om te voorkomen dat er verf op zou komen, dus stond ik in mijn beha en spijkerbroek over de wastafel gebogen. Gelukkig kwam er niemand binnen.

Ik depte de laatste lok droog met een papieren handdoekje, haalde diep adem, keek in de spiegel… en glimlachte. Kari had gelijk. Het stond me inderdaad goed. Annette zou een rolberoerte krijgen. Mogelijk zou het mijn vader opvallen. Misschien zou hij zelfs boos worden. Maar ik was er vrij zeker van dat niemand me nog een kindermenu zou toestoppen.

De deur piepte. Ik propte de papieren handdoekjes in de afvalbak, greep mijn shirt en schoot een hokje in. Ik had maar net genoeg tijd om de deur op slot te doen voordat het andere meisje begon te huilen. Ik keek opzij en zag een paar Reebokschoenen in het hokje naast me.

Moest ik vragen hoe het met haar ging? Of zou ze dat gênant vinden?

De wc werd doorgespoeld en de schaduw aan mijn voeten kwam in beweging. Het slot van het wc-hokje ging met een klik open. Maar toen de kraan aan ging, werd haar gesnik nog luider.

Het water stopte. De houder met papieren handdoekjes piepte. Er werd papier verfrommeld. De deur ging open. En weer dicht. Het gehuil ging verder.

Het was of er een koude vinger over mijn ruggengraat gleed. Ik hield mezelf voor dat ze van gedachten was veranderd en hier bleef tot ze zichzelf weer in de hand had, maar het gehuil klonk pal naast me. In het aangrenzende hokje.

Ik balde mijn handen tot vuisten. Ik beeldde het me vast in.

Langzaam bukte ik. Geen schoenen te zien onder de scheidingswand. Ik bukte nog verder. In de andere hokjes ook geen schoenen. Het gehuil hield op.

Snel trok ik mijn shirt aan, en ik rende de wc uit voordat het weer begon. Toen de deur achter me dichtviel, was het opeens doodstil. Een lege gang.

‘Jij daar!’

Ik draaide me met een ruk om en zag dat er een conciërge op me afliep; ik slaakte een zucht van verlichting.

‘D-de wc,’ zei ik. ‘Ik moest alleen even naar de wc.’

Hij liep gewoon door. Ik herkende hem niet. Hij was misschien net zo oud als mijn vader, had een stekeltjeskapsel en droeg het conciërge-uniform van onze school. Een uitzendkracht die voor meneer Teitlebaum inviel.

‘I-ik ga nu naar d-de les.’

Ik wilde weglopen.

‘Hé, jij daar! Kom terug. Ik wil je spreken.’

Het enige andere geluid was dat van mijn voetstappen. Míjn voetstappen. Waarom kon ik die van hem niet horen?

Ik versnelde mijn pas.

Iets vaags passeerde me. Een meter of drie voor me zinderde de lucht en verscheen een gestalte die het overhemd en de broek van een conciërge aanhad. Ik draaide me met een ruk om en zette het op een rennen.

De man slaakte een grauw die door de gang galmde. Er kwam een leerling de hoek om, en we botsten bijna tegen elkaar op. Ik stamelde een verontschuldiging en wierp een snelle blik over mijn schouder. De conciërge was verdwenen.

Ik slaakte een diepe zucht en sloot mijn ogen. Toen ik ze weer opendeed, bevond het blauwe uniform zich op een paar centimeter van mijn gezicht. Ik keek op… en slaakte een hoge kreet.

Hij zag eruit als een paspop die te dicht bij het vuur had gestaan. Het gezicht was verbrand. Gesmolten. Eén oog puilde uit, lag bloot. Het andere oog was naar beneden gegleden en hing ter hoogte van zijn jukbeen, zijn wang en lippen hingen er slap bij, zijn huid was glanzend en mismaakt en…

De misvormde lippen weken vaneen. ‘Misschien besteed je nu wel aandacht aan me.’

Ik rende zo hard als ik kon de gang in. Toen ik in vliegende vaart de deur van een klaslokaal passeerde, ging die open. ‘Chloe?’

Ik rende door.

‘Praat met me!’ grauwde de afschuwelijke, vervormde stem. Hij kwam steeds dichterbij. ‘Weet je hoe lang ik hier al vastzit?’

Ik stoof door de deur naar de trap en rende naar boven.

Naar boven? Dómme heldinnen gaan ook altijd naar boven!

Op de overloop slingerde ik me de bocht om en nam de volgende trap. De conciërge strompelde vlak achter me aan, met zijn vingers om de balustrade, gesmolten vingers waar het bot doorheen piepte…

Ik smeet de deur open en rende de gang op.

‘Luister naar me, egoïstisch kreng. Vijf minuten, meer vraag ik niet…’

Ik ging het eerste het beste lege lokaal in en smeet de deur achter me dicht. Terwijl ik achteruit naar het midden van het lokaal liep, kwam de conciërge door de deur naar binnen. Dwars door de deur heen. Dat afschuwelijke gesmolten gezicht was verdwenen, en hij zag er weer normaal uit.

‘Is het zo beter? Wil je nu ophouden met krijsen en naar me luis…’

Ik snelde naar het raam en ging op zoek naar een manier om het open te krijgen, maar toen zag ik hoe ver het was naar beneden. Zeker tien meter… tot aan de stoep.

‘Chloe!’

De deur vloog open. Het was de conrector, mevrouw Waugh, met mijn wiskundeleraar, meneer Travis, en een muziekdocent wiens naam ik me niet kon herinneren. Toen ze me bij het raam zag staan, stak mevrouw Waugh haar beide armen uit om de twee mannen tegen te houden.

‘Chloe?’ vroeg ze zachtjes. ‘Liefje, ik wil dat je bij dat raam vandaan gaat.’

‘Ik wilde alleen…’

‘Chloe…’

Verward keek ik weer naar het raam.

Meneer Travis schoot langs mevrouw Waugh heen en tackelde me. Samen tuimelden we op de grond, en de lucht werd uit mijn longen gedreven. Toen hij overeind wilde krabbelen, gaf hij me per ongeluk een knietje in mijn buik. Ik liet me achterovervallen en trok happend naar adem mijn benen op.

Toen ik mijn ogen opende, zag ik dat de conciërge over me heen gebogen stond. Gillend wilde ik opstaan, maar meneer Travis en de muziekleraar hielden me tegen, terwijl mevrouw Waugh snel in een mobieltje praatte.

De conciërge boog dwars door meneer Travis heen. ‘Wil je nu met me praten, meisje? Je kunt geen kant meer op.’

Ik worstelde, schopte naar de conciërge en probeerde me los te rukken uit de greep van de leraren. Maar ze hielden me alleen maar steviger vast. Vaag hoorde ik mevrouw Waugh roepen dat er hulp onderweg was. De conciërge bracht zijn gezicht vlak bij dat van mij en het veranderde weer in dat afschuwelijke, gesmolten masker, zo dichtbij dat ik recht in het uitpuilende oog staarde dat bijna uit de kas rolde.

Ik beet op mijn tong om het niet uit te gillen. Mijn mond vulde zich met bloed. Hoe heviger ik me verzette, hoe steviger de leraren me vasthielden. Ze draaiden mijn armen om, en een steek van pijn trok door mijn lichaam.

‘Zien jullie hem dan niet?’ schreeuwde ik. ‘Daar is hij, daar! Alsjeblieft. Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft. Haal hem bij me weg. Haal hem weg!’

Ze wilden niet luisteren. Ik bleef tegenstribbelen, bleef schreeuwen, maar ze hielden me stevig vast terwijl de verbrande man me kwelde.

Na een tijdje kwamen er twee mannen in uniform haastig naar binnen. Een van hen hielp de leraren me in bedwang te houden, terwijl de andere achter me uit mijn blikveld verdween. Vingers klemden zich om mijn onderarm. Toen een speldenprik. IJs gleed door mijn aderen.

De kamer begon te bewegen. De conciërge vervaagde, begon te flakkeren.

‘Nee!’ riep hij. ‘Ik moet met haar praten. Begrijpen jullie het dan niet? Ze kan me horen. Ik wil alleen maar…’

Zijn stem stierf weg terwijl de ambulanceverplegers me op een brancard legden. Wiegend ging hij omhoog. Wiegend… als een olifant. Ik had in de dierentuin een keer op een olifant gezeten, samen met mijn moeder, en ik ging op in de herinnering: mama’s armen om me heen, haar lach…

Het woedende gebrul van de conciërge doorkliefde mijn herinnering. ‘Neem haar nou niet mee. Ik heb haar nodig!’

Wiegen. Het wiegen van de olifant. De lach van mijn moeder…

==