37

Ik ontbeet samen met Tori. Ik wist zeker dat ze gisteren nog had gehoopt dat ik op een brancard het huis uit zou worden gedragen, raaskallend, gek geworden na al die uren vastgebonden en gekneveld in het donker te hebben gelegen. Maar vanochtend zat ze gewoon te eten, strak voor zich uit kijkend en met een uitdrukkingsloos gezicht, alsof ze het had opgegeven.

Als ik de artsen had verteld wat ze had gedaan, zou ze eruit zijn geschopt, hoe invloedrijk haar moeder ook was. Maar nu ik niet had geklikt nadat ik uit de kruipruimte was ontsnapt, besefte ze misschien hoe weinig het had gescheeld of ze was overgeplaatst. Misschien besefte ze dat die stunt van haar fataal had kunnen aflopen.

Misschien had ze er zelfs spijt van. Dat was waarschijnlijk te optimistisch gedacht, maar afgaand op haar gezicht vanochtend was de vete tussen ons voorbij. Ze had wraak genomen en ingezien hoe weinig het had gescheeld of ze had een verschrikkelijke fout begaan. Hoe moeilijk ik het ook vond om bij haar in de buurt te zijn na wat ze me had aangedaan, ik was niet van plan iets te laten merken. Dat gunde ik haar niet. Dus ging ik zitten en deed mijn best om te doen alsof er niets was gebeurd.

Elke hap havermout die ik naar binnen werkte, viel als een steen op mijn maag. Niet alleen was ik gedwongen samen te ontbijten met iemand die mijn dood had kunnen veroorzaken, maar bovendien moest ik bedenken wat ik met Rae aanmoest. Hoe zou ik het de jongens vertellen? Derek zou mij meteen de schuld geven.

Ik ging zo op in mijn eigen gedachten dat ik pas weer aan onze proefontsnapping van de afgelopen nacht werd herinnerd toen ik na het douchen beneden kwam en de weekendverpleegkundige, mevrouw Abdo, iets hoorde zeggen over een deur en een nieuw slot. Waren we betrapt?

‘Dokter Davidoff wil een nachtslot,’ antwoordde mevrouw Talbot. ‘Ik weet niet eens of er wel nachtsloten bestaan voor binnendeuren, maar als je er bij die doe-het-zelfzaak geen kunt vinden, bellen we Rob wel en laten we hem de hele deur vervangen. Na wat er gisteren is gebeurd, wil dokter Davidoff niet dat de kinderen nog in die kruipruimte kunnen komen.’

De deur in de kelder. Ik slaakte een zucht van verlichting en liep verder naar beneden. Toen ik onder aan de trap was, gluurde Simon net om de hoek van de eetkamer.

‘Ik dacht al dat ik je hoorde. Vangen.’ Hij wierp me een appel toe. ‘Ik weet dat je die groene lekker vindt. Derek heeft een hele voorraad.’ Hij wenkte me naar binnen. ‘Kom, eet een hapje met ons mee. Je zult de energie hard nodig hebben. Het is zaterdag, en hier betekent dat de hele dag alleen maar klusjes doen.’

Terwijl ik langs hem heen liep, boog hij naar me toe en fluisterde: ‘Gaat het?’

Ik knikte. Hij deed de deur dicht. Ik keek naar de lege tafel.

‘Hoe gaat het met Derek?’ vroeg ik zachtjes.

‘Die is in de keuken, het een en ander halen. Ik heb gehoord dat jullie vannacht een avontuur hebben beleefd.’

Derek stond erop tegen Simon te zeggen dat het zijn idee was geweest om contact op te nemen met de geesten van de zombies, zodat Simon hem de schuld zou geven als hij zich buitengesloten voelde. Ik dacht dat hij met de eer wilde gaan strijken en wilde doen alsof hij zelf had bedacht wat mijn geest van me wilde. Maar Simons gezicht vertelde me dat hij inderdaad het gevoel had dat hij iets had gemist. Dus eigenlijk was ik best wel blij dat hij niet dacht dat ik degene was die hem had laten slapen.

Op het moment dat ik aan tafel ging zitten, kwam Derek binnen met een glas melk in de ene hand en een glas sap in de andere. Simon wilde er een pakken, maar Derek zette ze allebei naast zijn eigen bord en bromde: ‘Ga zelf maar halen.’ Simon stond op, gaf Derek een klopje op zijn rug en slenterde de keuken binnen.

‘Gaat het wel?’ fluisterde ik.

Dereks blik schoot naar de keukendeur, die juist dichtviel. Hij wilde niet dat Simon wist dat hij ziek was geweest. Ik wist niet of ik dat wel zo leuk vond, en we keken elkaar even boos aan, maar zijn verstrakte kaak vertelde me dat dit niet bespreekbaar was.

‘Prima,’ bromde hij na een korte stilte. ‘De aspirines hielpen uiteindelijk.’

Hij had donkere wallen onder zijn ogen en ze waren een beetje bloeddoorlopen, maar dat gold voor die van mij ook. Hij was bleek, waardoor zijn puistjes roder leken dan normaal. Moe, maar herstellende. Er lag geen koortsige blik in zijn ogen en afgaand op de manier waarop hij op zijn havermout aanviel, had zijn eetlust niets te lijden gehad.

‘Kan ik ermee door, dokter Saunders?’ mompelde hij zachtjes.

‘Nou, vooruit dan.’

Een brom terwijl hij nog wat bruine suiker in zijn kom schepte. ‘Een of andere allergische reactie, zoals ik al zei.’ Hij werkte drie volle lepels pap weg. Toen vroeg hij, zonder zijn blik van zijn ontbijt af te wenden: ‘Wat is er?’

‘Ik zeg toch niks?’

‘Er is iets aan de hand. Zeg het maar.’

‘Nee, niks.’

Hij draaide zijn hoofd en keek me recht aan. ‘Nee?’

‘Nee.’

Snuivend richtte hij zijn aandacht weer op zijn kom, op het moment dat Simon terugkwam.

‘Hebben jullie de corveelijst voor vanochtend al gezien?’ vroeg hij terwijl hij me een glas sinaasappelsap gaf. Hij ging zitten en pakte de suikerpot. Derek pakte die af, wachtte even en schepte toen nog meer suiker op zijn havermout. Ze wisselden een blik. Simon nam een grote slok sinaasappelsap en zei: ‘We moeten bladeren harken. Van Dop wil de dode bladeren van afgelopen herfst weg hebben…’

Terwijl hij praatte, sloeg Derek nogmaals zijn ogen naar me op, onderzoekend. Ik wendde mijn blik af en beet in mijn appel.

==

Zaterdag was inderdaad corveedag. Gewoonlijk zou ik bij de gedachte alleen al hebben gekreund – en hebben gewenst dat er les was – maar vandaag kwam het heel goed uit. Nu dokter Gill, mevrouw Wang en juffrouw Van Dop weg waren, mevrouw Abdo boodschappen was gaan doen en mevrouw Talbot de administratie bijwerkte, konden we in huis gaan en staan waar we wilden en had ik een excuus om Simon buiten alleen te spreken te krijgen, namelijk door aan te bieden hem te helpen met harken terwijl Derek boven de bedden verschoonde.

==

‘Je twijfelt,’ zei Simon zodra we zo ver bij het huis vandaan waren dat niemand ons kon horen.

‘Hè?’

Hij bukte om de veters van zijn sportschoenen opnieuw te strikken en keek niet op. ‘Of je wel wilt weglopen. En je durft het niet tegen Derek te zeggen omdat hij moeilijk zou doen, boos zou worden.’

‘Dat is niet…’

‘Nee, geeft niet. Het verbaasde me dat je het überhaupt aanbood. In positieve zin, hoor, maar… als je van gedachten bent veranderd, is dat helemaal niet erg en neem ik het je niet kwalijk.’

Ik liep verder in de richting van het schuurtje. ‘Ik wil nog steeds mee… tenzij jij twijfelt of je me wel wílt meenemen.’

Hij maakte de schuurdeur open en gebaarde dat ik moest blijven staan terwijl hij in de donkere krochten ervan verdween en er een wolk van vuil en stof onder zijn voeten opstoof. ‘Waarschijnlijk hoor ik nu te zeggen dat ik geen hulp nodig heb. Maar, eerlijk?’ Zijn woorden werden onderbroken door gerammel en gerinkel terwijl hij zocht naar bladharken. ‘Ik verwacht niet echt problemen, maar een tweede paar ogen zou wel handig zijn terwijl ik op de vlucht ben.’

‘Dan ben ik liever dat tweede paar ogen dan dat ik hier ga zitten wachten tot ik word gered,’ zei ik, toen hij met twee harken naar buiten kwam.

‘Zoals Derek, bedoel je?’

‘Nee, het was niet neerbuigend bedoeld.’ Ik sloot de deur en deed het veerslot erop. ‘Vannacht heeft hij me verteld waarom hij wil blijven. Vanwege wat hij heeft gedaan. Wat ik eigenlijk al wist, omdat ik, nou ja…’

‘Zijn dossier al had gelezen?’

‘Ik… ik wilde…’

‘Hem natrekken nadat hij je in de kelder had vastgepakt. Dat dacht hij al. Slimme zet.’ Hij gebaarde dat we in de verste hoek moesten blijven, waar een laag rottend blad van vorig jaar de grond bedekte. ‘Laat je niet door hem op je kop zitten. Hij heeft jouw dossier ook gelezen.’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Dat is alleen maar eerlijk, lijkt me.’

‘Hij heeft dat van jou gelezen vóórdat jij dat van hem las. Dat heeft hij vast niet verteld toen jij je zonden opbiechtte.’

‘Nee, inderdaad.’

We begonnen te harken. Minstens een minuut lang zei Simon niets, maar toen wierp hij me een vluchtige blik toe. ‘Hij heeft er vast ook niet bij verteld hoe het is gegaan. Die ruzie, bedoel ik.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Hij vertelde alleen dat die jongen geen pistool had of zoiets. Verder wilde hij er niets over zeggen.’

‘Het is afgelopen herfst gebeurd. We waren naar een of ander achterlijk dorp vlak bij Albany verhuisd. Op zich heb ik niks tegen dorpen, je kunt er vast heel aangenaam wonen… als je tot een bepaald slag mensen behoort. Multiculturele smeltkroezen zijn het bepaald niet. Maar mijn vader kon een baan krijgen in Albany en dat was de enige plaats waar hij nog voor het begin van het schooljaar iets in onderhuur kon vinden.’

Hij harkte bladeren op de stapel die ik inmiddels had gemaakt. ‘Ik hing een beetje rond achter het schoolgebouw terwijl Derek met de wiskundeleraar praatte. Ze probeerden een speciaal lesprogramma voor hem samen te stellen. Kleine school, niet gewend aan jongens zoals Derek. Of jongens zoals ik, bleek algauw.’

Er scharrelde een muis onder een boomwortel vandaan, en Simon hurkte om in het holletje te kijken om te zien of er niet nog meer naar buiten kwamen, voor hij de bladeren eromheen weg harkte. ‘Maar goed, ik ben dus een balletje aan het schieten op de basket als er drie jongens uit de hoogste klas op me af komen slenteren. Ze dragen legerschoenen en van die maashemdjes, en ze lopen nonchalant op me af en ik kan voelen dat ze stennis willen schoppen. Ik ben echt niet van plan zomaar weg te rennen, maar als ze de basket voor zichzelf willen, maak ik wel plaats, snap je?’

Een windvlaag blies de bovenste laag van onze berg bladeren. Ik zuchtte verslagen. Terwijl ik ze weer bijeenharkte, gebaarde ik dat hij moest doorgaan.

‘Alleen waren ze niet geïnteresseerd in het veld. Ze waren geïnteresseerd in mij. Het schijnt dat de moeder van een van die jongens bij een supermarkt heeft gewerkt, die werd overgenomen door een Vietnamese familie, waarop zij werd ontslagen. Dat was al zeker een jaar eerder gebeurd, maar natuurlijk moest ik wel familie van hen zijn. Dus ik merk op dat niet alle Aziaten aan elkaar verwant zijn, schokkend genoeg, en dat we niet allemaal een supermarkt hebben.’

Hij hield op met harken. ‘Ik zeg dat ik niet eens Vietnamees ben, waarop een van die jongens vraagt wat ik dan wel ben. Amerikaans, zeg ik, maar uiteindelijk vertel ik ze wat ze willen horen en geef ik toe dat mijn opa oorspronkelijk uit Zuid-Korea kwam. En heel toevallig is de oom van een van die jongens in Korea gesneuveld. Als die jongen ooit geschiedenis heeft gehad, heeft hij in de klas zitten pitten. Hij was ervan overtuigd dat de Koreanen de Amerikanen de oorlog hadden verklaard. Dus corrigeerde ik hem. En ja, ik deed nogal pedant. Pa zegt altijd dat ik moet leren mijn klep te houden of anders maar beter goed kan oefenen op mijn verdedigende spreuken. En die dag…’ Hij ging verder met harken en liet zijn stem dalen. ‘Die dag kreeg hij gelijk.

Ik deed wel pedant, maar ik probeerde het luchtig te houden, snap je? Alsof het een geintje was. Opeens trekt een van die jongens een stiletto. Alleen is hij nog ingeklapt, en ik sta er als een debiel naar te staren en me af te vragen wat het is. Een mobieltje? Een mp3-speler? En flits, opeens schiet het lemmet eruit. Ik probeer nog weg te rennen, maar veel te laat. Een andere gozer schopt mijn benen onder mijn lijf vandaan en ik klap op de grond. De jongen met het mes staat over me heen gebogen, en ik bereid net een stootspreuk voor, als Derek de hoek om komt rennen. Hij grijpt de jongen met het mes, smijt hem opzij, geeft de tweede jongen een stomp, en de derde gaat ervandoor. De tweede jongen staat op – niets aan de hand – en rent achter zijn vriend aan. Maar die eerste gozer? Die ene die hij heeft weggesmeten?’

‘Die staat niet meer op,’ fluister ik.

Simon spietste een blad aan de punten van zijn hark. ‘Derek had gelijk. Niemand had een pistool. Maar zal ik je eens wat vertellen?’ Hij keek me aan. ‘Als iemand met een pistool op Derek was afgekomen, zou hij zich hebben beheerst en het slim hebben afgehandeld. Maar hij was niet degene die in gevaar verkeerde. Dat was ik. Wat Derek betreft wordt het dan een heel ander verhaal. Dat zit in zijn karakter, zegt pa, die…’ Fel harkte hij verder, dwars door het nieuwe gras en de aarde heen. ‘Dus zo is het gebeurd. Ik deed pedant en weigerde op de loop te gaan voor een stel boerenkinkels en nu zit Derek…’

Hij maakte zijn zin niet af en ik besefte dat Derek niet de enige was die zichzelf de schuld gaf van wat er was gebeurd.

‘Maar goed,’ zei hij na een poosje, ‘je bent niet met me meegegaan om daarover te praten, en als ik blijf door ratelen, heeft Derek ons zo gevonden. Ik heb het gevoel dat er iets is wat je liever niet met hem bespreekt.’

‘Dat klopt.’

Ik vertelde hem over Rae. ‘Ik wist niet wat ik moest zeggen, en daardoor maakte ik het alleen maar erger, maar ze verraste me volkomen. Straks denkt Derek nog dat ik mijn mond voorbij heb gepraat of dat ik gezellig met mijn vriendin heb zitten kletsen en haar toen al mijn geheimen heb toevertrouwd, maar dat is niet zo, dat zweer ik…’

‘Weet ik. Zo ben jij niet.’ Hij leunde op zijn hark. ‘Rae heeft gelijk over Brady. Ik heb een stootspreuk tegen hem gebruikt. Het was dom en onvoorzichtig, maar na wat er met die andere jongens was gebeurd, vond ik dat ik snel moest ingrijpen, snap je? Toen ik zag dat Brady een ruzie probeerde uit te lokken met Derek, heb ik gewoon… gereageerd.’

‘Je wilde de lont uit het kruitvat trekken.’

‘Ja. En als Rae jullie tweeën heeft betrapt toen jullie vannacht terugkwamen, dan is dat Dereks schuld. Hij had alerter moeten zijn. Hij heeft er de oren en de…’ Hij zweeg even. ‘De ogen voor. Hij kan behoorlijk goed zien in het donker, beter dan wij. Normaal gesproken zou hij Rae meteen hebben opgemerkt, maar kennelijk was hij met zijn gedachten bij de ontsnapping.’

Nee, hij was niet elders met zijn gedachten, hij was ziek en had koorts. Maar dat kon ik niet zeggen.

Simon praatte verder. ‘En hij is niet te genieten de laatste tijd. Nog chagrijniger dan anders. Hij heeft onze douche kapotgemaakt. Heb je dat al gehoord?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Hij heeft de knop zó van de kraan af gebroken, dus moest ik tegen Talbot zeggen dat hij al een tijdje loszat. Maar wat Rae betreft, dat zullen we hem moeten vertellen.’

‘Denk je dat ze net zo is als wij? Een bovennatuurlijke?’

‘Het kan zijn dat ze een halfdemon is. Maar zo ja, wat betekent het dan dat we allemaal hier zijn? Vier van de vijf tieners? En misschien Liz, als zij inderdaad een sjamaan is? Dat is geen toeval meer. Dat kan niet.’ Nadenkend zweeg hij. ‘Daar maken we ons later wel druk om. Op dit moment vind ik het vooral heel vervelend dat Rae op de hoogte is van ons plan.’

‘Dat is nog niet alles. Ze wil meedoen.’

Hij vloekte binnensmonds.

‘Misschien zou het wel goed zijn,’ zei ik. ‘Ze is veel gehaaider dan ik.’

‘En dan ik. Alleen…’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet zeker dat Rae een goeie meid is, maar ik zou het niet erg hebben gevonden als het bij ons tweeën was gebleven.’

Hij wierp me een vluchtige blik toe. Mijn hart klopte opeens twee keer zo snel.

‘Er is heel veel wat ik met je wil bespreken.’ Hij raakte de rug van mijn hand aan en boog zich zo dicht naar me toe dat ik zijn adem langs mijn haar voelde strijken.

‘Wat zeiden jullie net over Rae?’ vroeg iemand dwingend. We draaiden ons om en zagen Derek over het gazon op ons aflopen.

Simon slaakte een verwensing. ‘Heeft iemand je wel eens verteld dat je een beroerd gevoel voor timing hebt?’

‘Daarom speel ik geen drums. Maar wat is er nou?’

Ik vertelde het hem.

==