25

Probeerde Derek me bang te maken? Een paar dagen geleden nog maar zou ik zonder aarzeling ‘ja’ hebben geantwoord. Maar nu wist ik dat hij gewoon eerlijk was. Hij had het gehoord, dus gaf hij het door, zonder te proberen de klap te verzachten, want dat kwam eenvoudigweg niet bij hem op.

Maar het maakte me alleen maar vastbeslotener om in elk geval antwoord te krijgen op één vraag, toen de verpleegkundige om de hoek keek om aan te kondigen dat het licht uitging.

‘Mevrouw Talbot?’

‘Ja, liefje?’ vroeg ze terwijl ze haar hoofd weer om de hoek stak.

‘Mogen we Liz al bellen? Ik wil heel graag met haar praten. Om uit te leggen wat er die laatste avond is gebeurd.’

‘Er valt niets uit te leggen, liefje. Liz vindt het juist vreselijk dat ze jou zo de stuipen op het lijf heeft gejaagd. In het weekend kun je haar vast wel een keer bellen.’

‘In het weekend pas?’

Ze glipte de kamer binnen en deed de deur achter zich dicht. ‘Ik heb van de andere artsen gehoord dat Liz een beetje moeite heeft om zich aan te passen.’

Rae zat opeens rechtop in bed. ‘Wat is er dan?’

‘Het heet posttraumatische stress. Die laatste avond hier was erg moeilijk voor haar. De artsen van het ziekenhuis waar ze nu is willen niet dat ze eraan wordt herinnerd.’

‘Maar als ik er nou gewoon niet over begin?’

‘Zodra ze je stem hoort, zal ze er meteen weer aan moeten denken, liefje. Maar tegen zondag gaat het als het goed is weer een stuk beter met haar. Uiterlijk volgende week.’

De angst plukte aan me als een stel koude vingers.

Nu nog niet, liefje.

Misschien komend weekend.

Misschien volgende week.

Misschien wel nooit.

Ik wierp een blik op Rae, maar zag Liz voor me, zoals ze op de rand van het bed had zitten wiebelen met haar tenen, zodat de paarse en oranje giraffen leken te dansen.

Dood.

Een geest.

Dat was natuurlijk belachelijk. Al kon ik een reden bedenken waarom de mensen van Lyle House hun patiënten wilden vermoorden, hoe zat het dan met hun familie? Dit waren geen straatkinderen of weglopers. Ze hadden ouders die het zouden merken als ze verdwenen. Die het zouden merken en stampij zouden maken.

Weet je dat wel zeker? En Rae’s ouders dan? Al die aandacht die ze níét aan haar besteedden, al die keren dat ze níét belden en langskwamen? En de vader van Simon en Derek? De Onzichtbare Man?

Ik draaide me op mijn zij en drukte mijn kussen tegen mijn oren, alsof ik het stemmetje zo het zwijgen kon opleggen.

Toen moest ik denken aan iets wat Simon had gezegd. Astrale projectie. Er bestond een soort van bovennatuurlijken die uit hun lichaam konden treden en zichzelf konden teleporteren. Konden necromancers die geteleporteerde geesten ook waarnemen? Vast wel. Die geest was dan het deel dat het lichaam verliet, hetzij bij de dood, hetzij bij astrale projectie.

Dus dat was Liz. Een… hoe noemde hij het ook alweer? Een sjamaan. Ze was uit haar lichaam getreden en hiernaartoe gekomen, en daarom kon ik haar zien. Dat zou verklaren waarom ik haar wél kon zien en horen, maar de geesten niet. Het verklaarde misschien ook die klopgeest. Liz trad zonder dat ze het in de gaten had buiten haar lichaam en smeet zo met spullen.

Dat moest de verklaring zijn. Dat moest wel.

==

‘Hé,’ fluisterde Derek terwijl hij me een lege weckpot in handen drukte. Na de les had hij me apart genomen, en we stonden onder aan de trap met de rug naar het slaapgedeelte van de jongens. ‘Neem die mee naar je kamer en verstop hem goed.’

‘Het is een… pot.’

Hij gromde, geërgerd omdat ik te stom was om meteen te snappen hoe belangrijk het was om een lege weckpot op mijn kamer te verstoppen. ‘Voor je urine.’

‘Mijn wat?’

Hij draaide met zijn ogen, en een geluid als een grom klonk tussen zijn opeengeklemde kiezen toen hij naar voren boog en in mijn oor fluisterde: ‘Je urine. Je plas. Hoe je het ook wilt noemen. Voor de tests.’

Ik hield de pot op ooghoogte. ‘Ik denk dat ze me iets kleiners zullen geven.’

Deze keer gromde hij echt. Een snelle blik om zich heen. Toen wilde hij mijn arm pakken, maar hij bedacht zich en gebaarde dat ik de trap op moest lopen. Hij rende met twee treden tegelijk naar boven en stond in een mum van tijd op de overloop, waarna hij boos naar me omkeek, alsof ik treuzelde.

‘Je hebt vandaag toch je medicijnen genomen?’ fluisterde hij.

Ik knikte.

‘Dan kun je die pot gebruiken om het in te bewaren.’

‘Bewaren?’

‘Je urine. Als je morgen wat urine van vandaag inlevert, lijkt het net of je nog netjes je medicijnen inneemt.’

‘Dus je wilt dat ik het… verdeel? Over de potjes die ze me geven?’

‘Heb jij soms een beter idee?’

‘Eh, nee, maar…’ Ik tilde de pot weer op en staarde ernaar.

‘O, jezusmina. Bewaar je pis. Of niet. Wat kan mij het schelen.’

Simon tuurde met opgetrokken wenkbrauwen om de hoek. ‘Ik wilde net vragen waar jullie mee bezig waren, maar zo te horen wil ik dat helemaal niet weten.’

Derek gebaarde dat ik weer naar beneden moest gaan. Ik stopte de pot in mijn rugzak. Ik wilde hem liever niet gebruiken, maar als ik terugschrok van de gedachte mijn urine op te slaan, zou dat alleen maar bewijzen dat ik inderdaad het wispelturige grietje was waar hij me voor aanzag.

==