Een passende straf

Het had geregend, nog niet zo lang geleden, maar nu was het droog. De keien op het Maarschalkplein begonnen te drogen, de plaveistenen waren licht rondom de randen en nog donker van het vocht in het midden. Een waterig zonnetje was eindelijk door de wolken gebroken en glinsterde op het glanzende metaal van de kettingen aan het raamwerk, op de klingen, haken en bekken van de instrumenten aan het rek. Mooi weertje ervoor, neem ik aan. Het zal me nogal een evenement worden. Behalve als je Tulkis heet, natuurlijk, dan is het een evenement dat je liever zou missen.

De menigte was beslist voorbereid op iets spannends. Het grote plein gonsde van hun geroezemoes, een onstuimige mengeling van opwinding en woede, blijdschap en haat. Het openbare gedeelte stond volgepakt en er kwamen nog steeds mensen bij, maar hier in de omheining voor de regering was nog meer dan genoeg ruimte, binnen de goed met wachters afgeschermde hekken recht voor het schavot. De groten en goeden moeten immers het beste uitzicht hebben. Over de schouders van de voorste rij zag hij de stoelen waar de leden van de Gesloten Raad zaten. Als hij op zijn tenen ging staan, iets wat hij niet te vaak durfde te proberen, kon hij nog net de witte bos haar van de hoofdlector zien, die sierlijk in beweging werd gezet door de wind.

Hij keek opzij naar Ardee. Ze keek grimmig op naar het schavot en kauwde langzaam op haar onderlip. En dan te bedenken dat ik vroeger jonge vrouwen meenam naar de beste etablissementen in de stad, naar de tuinen op de heuvel, naar concerten in de Fluisterzaal, of rechtstreeks naar mijn kamer, natuurlijk, als ik dacht dat het kon. Nu neem ik ze mee naar terechtstellingen. Hij voelde een heel lichte glimlach aan zijn mondhoeken trekken. Nou ja, alles verandert.

‘Hoe gaan ze het doen?’ vroeg ze hem.

‘Hij wordt opgehangen en leeggehaald.’

‘Hè?’

‘Hij wordt opgetild aan kettingen om zijn polsen en nek, net niet strak genoeg om hem te wurgen. Dan wordt hij opengesneden met een mes en geleidelijk van zijn ingewanden ontdaan. Die ingewanden worden aan de toeschouwers getoond.’

Ze slikte. ‘Leeft hij dan nog?’

‘Mogelijk. Moeilijk te zeggen. Hangt ervan af of de beulen hun werk goed doen. Hoe dan ook, lang zal hij niet leven.’ Niet zonder zijn darmen.

‘Lijkt me nogal… extreem.’

‘Dat is ook de bedoeling. Het was de afgrijselijkste straf die onze woeste voorouders konden bedenken. Voorbehouden aan diegenen die een lid van het koninklijk huis probeerden kwaad te doen. Ik heb begrepen dat het al tachtig jaar niet meer is gebeurd.’

‘Vandaar die menigte.’

Glokta haalde zijn schouders op. ‘Het is iets nieuws, maar er is altijd een grote opkomst bij een terechtstelling. Mensen zien graag anderen sterven. Het herinnert ze eraan dat hoe ordinair, hoe laag, hoe vreselijk hun leven ook is… zij er althans een hebben.’

Glokta voelde een klopje op zijn schouder en keek met enige pijn om. Severards gemaskerde gezicht zweefde vlak achter hem. ‘Ik heb dat geregeld. Dat met Vitari.’

‘Huh. En?’

Severards ogen gleden argwanend naar Ardee, toen boog hij zich naar voren en fluisterde in Glokta's oor. ‘Ik ben haar gevolgd naar een huis, beneden bij Galts Park, bij de markt.’

‘Ik ken het daar. En?’

‘Ik heb door een raam naar binnen gegluurd.’

Glokta trok zijn wenkbrauw op. ‘Dit vind je leuk, hè? Wat zag je daar?’

‘Kinderen.’

‘Kinderen?’ mompelde Glokta.

‘Drie kindertjes. Twee meisjes en een jongen. En wat voor kleur denkt u dat hun haar had?’

Je meent het. ‘Toch niet toevallig heel erg rood?’

‘Net als hun moeder.’

‘Heeft ze kinderen?’ Glokta likte nadenkend langs zijn tandvlees. ‘Wie had dat gedacht?’

‘Ik weet het. Ik dacht dat die teef een blok ijs tussen d'r benen had.’

Dat verklaart waarom ze zo dolgraag uit het zuiden weg wilde. Al die tijd zaten er drie kleintjes op haar te wachten. Het moederinstinct. Wat verschrikkelijk roerend. Hij veegde wat vocht onder zijn prikkende linkeroog weg. ‘Goed gedaan, Severard, hier hebben we misschien iets aan. En dat andere? De lijfwacht van de prins?’

Severard tilde zijn masker even op en krabde eronder, terwijl zijn ogen nerveus heen en weer schoten. ‘Dat is een vreemde zaak. Ik heb het geprobeerd, maar… hij schijnt te zijn verdwenen.’

‘Verdwenen?’

‘Ik heb zijn familie gesproken. Ze hadden hem al niet meer gezien sinds de dag voordat de prins overleed.’

Glokta fronste zijn voorhoofd. ‘De dag ervóór?’ Maar hij was daar… Ik heb hem gezien. ‘Haal Vorst, en ook Vitari. Maak een lijst van iedereen die die nacht in het paleis was. Iedere heer, elke dienaar, elke soldaat. Ik wil dit uitzoeken.’ Hoe dan ook.

‘Heeft Sult u dat opgedragen?’

Glokta keek scherp om. ‘Hij heeft niet gezegd dat ik het niet moest doen. Regel het gewoon.’

Severard mompelde iets, maar zijn woorden gingen ten onder in een plotseling aanzwellend, woest gejoel van de menigte. Tulkis werd naar het schavot geleid. Hij schuifelde erheen, met rammelende kettingen om zijn enkels. Hij huilde of jammerde niet, en hij schreeuwde ook niet opstandig. Hij zag er alleen maar verslagen uit, en droevig, en alsof hij enige pijn had. Er zaten lichte blauwe plekken op zijn gezicht, sporen van vurige rode plekken op zijn armen en benen en op zijn borst. Hete naalden laten altijd sporen na, maar hij ziet er goed uit, gezien de omstandigheden. Hij was naakt, op een doek om zijn middel na. Om de gevoeligheden van de aanwezige dames te sparen. De ingewanden van een man naar buiten zien komen is schitterend vermaak, maar de aanblik van zijn pik, dat zou obsceen zijn.

Een klerk stapte naar de voorste rand van het schavot en begon hardop de naam van de gevangene, de aanklacht, de voorwaarden van zijn bekentenis en zijn straf voor te lezen, maar zelfs op deze afstand was hij amper te verstaan door het norse gemompel van de menigte, met af en toe een woedende schreeuw ertussendoor. Glokta grimaste en draaide langzaam met zijn been om de verkrampte spieren wat soepeler te maken.

De gemaskerde beulen stapten naar voren en pakten de gevangene met zorgvuldige deskundigheid vast. Ze trokken een zwarte zak over het hoofd van de afgevaardigde, sloegen boeien om zijn nek, zijn polsen en zijn enkels. Glokta zag het canvas voor zijn mond naar binnen en naar buiten bewegen. De wanhopige laatste ademteugen. Bidt hij nu? Vloekt en tiert hij? Wie weet, en wat maakt het uit?

Ze hesen hem omhoog, met armen en benen gespreid op het raamwerk. Het meeste gewicht hing aan zijn armen. Genoeg gewicht op de kraag om zijn nek om hem de adem af te snijden, maar niet genoeg om te doden. Hij verzette zich enigszins, uiteraard. Volkomen natuurlijk. Een dierlijk instinct om te klimmen, te kronkelen, zich los te wurmen om vrij te kunnen ademen. Een instinct dat niemand kan weerstaan. Een van de beulen liep naar het rek, trok er een groot zwaard uit en toonde het met een zwaai aan de menigte, waarbij de ijle zon even op de rand fonkelde. Hij draaide het publiek de rug toe en begon te snijden.

De menigte zweeg. Een bijna doodse stilte, op hier en daar een fluistering na. Het was een straf die geen geroep duldde. Een straf die een ontzagvolle stilte vereiste. Een straf waarop geen andere reactie mogelijk was dan een afgrijzend, gefascineerd staren. Zo is hij ook bedoeld. Dus was er alleen stilte, en misschien het vochtige gorgelen van de ademhaling van de gevangene. Aangezien de kraag schreeuwen onmogelijk maakt.

‘Een passende straf, neem ik aan,’ fluisterde Ardee toen ze de bloedige ingewanden van de afgevaardigde uit zijn lichaam zag glibberen, ‘voor de moord op de kroonprins.’

Glokta boog zijn hoofd en fluisterde in haar oor. ‘Ik ben er vrij zeker van dat hij helemaal niemand heeft vermoord. Ik vermoed dat hij alleen schuldig is aan het feit dat hij moedig is, dat hij naar ons toe kwam met de waarheid en een in vrede uitgestoken hand.’

Haar ogen werden groot. ‘Waarom wordt hij dan opgehangen?’

‘Omdat de kroonprins is vermoord. Iemand moet hangen.’

‘Maar… wie heeft Raynault dan wél vermoord?’

‘Iemand die geen vrede wil tussen Gurkhul en de Unie. Iemand die wil dat de oorlog tussen ons aanhoudt en groter wordt en nooit eindigt.’

‘Wie zou dat nou willen?’

Glokta zei niets. Inderdaad, wie?

Die Braakland is onuitstaanbaar, maar hij heeft wel verstand van stoelen. Glokta zakte met een zucht achterover in de zachte bekleding, strekte zijn voeten uit naar het vuur en draaide zijn pijnlijke enkels in knakkende cirkels rond.

Ardee leek minder op haar gemak. Maar het vermaak van vanochtend was dan ook niet bepaald een geruststellend spektakel. Ze keek fronsend uit het raam, peinzend, terwijl ze nerveus aan een haarlok plukte. ‘Ik heb een borrel nodig.’ Ze liep naar de kast, opende die en haalde er een fles en een glas uit. Ze hield stil en draaide zich om. ‘Ga je niet zeggen dat het nog een beetje vroeg is?

Glokta haalde zijn schouders op. ‘Je weet hoe laat het is.’

‘Ik heb iets nodig, na dat…’

‘Neem dan iets. Je hoeft geen verantwoording aan mij af te leggen. Ik ben je broer niet.’

Ze keek abrupt met een harde blik om, opende haar mond alsof ze iets wilde zeggen, schoof toen boos de fles en het glas terug in de kast en sloeg de deuren dicht. ‘Tevreden?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ongeveer zo tevreden als maar kan, als je het dan toch wilt weten.’

Ardee liet zich in de stoel tegenover hem vallen en staarde zuur naar haar schoen. ‘Wat gebeurt er nu?’

‘Nu? Nu vermaken we elkaar een rustig uurtje met humoristische bespiegelingen, en dan maken we een wandelingetje naar de stad?’ Hij grimaste. ‘Langzaam, natuurlijk. Dan misschien een late lunch, ik zat te denken aan…’

‘Ik bedoelde met de troonopvolging.’

‘O,’ mompelde Glokta, ‘dat.’ Hij stak zijn arm naar achteren en verschoof het kussen achter zijn rug een stukje, waarna hij zich met een tevreden grom wat verder uitstrekte. Ik zou bijna kunnen doen, in deze warme en comfortabele kamer, met zulk aantrekkelijk en aangenaam gezelschap, alsof ik nog een soort leven had. Hij glimlachte bijna toen hij vervolgde: ‘Er zal een stemming worden gehouden in de Open Raad. Wat ongetwijfeld betekent dat er een orgie van chantage, omkoperij, corruptie en verraad zal uitbreken. Een circus van onderhandse afspraken, verraden bondgenootschappen, intrige en moord. Een olijke dans van gekonkel, valsspelerij, dreigementen en beloften. Dat zal doorgaan totdat de koning overlijdt. En dán wordt er gestemd door de Open Raad.’

Ardee glimlachte scheef. ‘Zelfs de dochters van burgers zeggen dat de koning niet lang meer heeft.’

‘Nou nou.’ Glokta trok zijn wenkbrauwen op. ‘Zodra de dochters van burgers iets gaan zeggen, weet je dat het de waarheid moet zijn.’

‘Wie zijn de favorieten?’

‘Waarom vertel je mij niet wie jouw favorieten zijn?’

‘Goed dan, dat zal ik doen.’ Ze ging achteroverzitten en wreef peinzend met haar vinger langs haar kaak. ‘Brock, natuurlijk.’

‘Natuurlijk.’

‘Dan Barezin, neem ik aan, Heugen en Isher.’

Glokta knikte. Ze is niet dom. ‘Dat zijn de belangrijkste vier. Wie nog meer, denken we?’

‘Ik neem aan dat Meed zijn kansen heeft verspeeld toen hij verloor van de Noordmannen. Hoe zit het met Skald, de gouverneur van Starikland?’

‘Heel goed. Hij maakt weinig kans, maar hij staat vast op het lijstje…’

‘En als de kandidaten uit Midderland de stemming genoeg verdelen…’

‘Wie weet wat er dan zou kunnen gebeuren?’ Ze grijnsden even naar elkaar. ‘Op dit punt zou het echt iedereen kunnen zijn,’ zei hij. ‘En dan moeten we ook nog de mogelijke onwettige kinderen van de koning in overweging nemen…’

‘Bastaarden? Zijn die er?’

Glokta trok zijn wenkbrauw op. ‘Ik denk dat ik er wel een stel zou kunnen aanwijzen.’ Ze lachte, en hij feliciteerde zichzelf ermee. ‘Er zijn natuurlijk geruchten, want die zijn er altijd. Carmee dan Roth, heb je van haar gehoord? Een hofdame, volgens zeggen een uitzonderlijke schoonheid. Ze was nogal een favoriet van de koning, jaren geleden. Ze verdween plotseling en men zei later dat ze was overleden, misschien in het kraambed, maar wie kan het zeggen? Mensen zijn gek op roddelen, en mooie jonge vrouwen sterven af en toe, ook zonder dat ze een koninklijke bastaard op de wereld zetten.’

‘O, dat is waar, dat is waar!’ Ardee knipperde met haar wimpers en deed alsof ze in katzwijm viel. ‘We zijn een ziekelijk slag.’

‘Dat klopt, lieve, dat klopt. Een fraai uiterlijk is een vloek. Ik dank de sterren elke dag dat ik daarvan ben genezen.’ En hij grijnsde tandeloos naar haar. ‘Leden van de Open Raad drommen in groten getale naar de stad, en ik durf wel te beweren dat velen van hen nog nooit van hun leven een voet hebben gezet in de Herenkoepel. Ze ruiken macht, en daar willen ze deel van uitmaken. Ze willen er iets aan overhouden, zolang er nog iets te halen valt. Het kan wel eens de enige keer in tien generaties zijn dat de edelen een echt besluit mogen nemen.’

‘Maar wat voor een besluit,’ mompelde Ardee hoofdschuddend.

‘Inderdaad. Het kan een langdurige wedren worden, en de concurrentie in de voorhoede zal fel zijn.’ Om niet te zeggen dodelijk. ‘Ik wil de mogelijkheid niet uitsluiten dat er op het laatste moment een of andere buitenstaander opduikt. Iemand zonder vijanden. Een compromiskandidaat.’

‘En de Gesloten Raad?’

‘Die mogen zich niet kandidaat stellen, natuurlijk, om hun onpartijdigheid te garanderen.’ Hij snoof. ‘Onpartijdigheid! Wat zij het liefste willen, is een of andere niemendal aan het land opdringen. Iemand die ze kunnen overheersen en manipuleren, zodat ze ongestoord met hun eigen vetes kunnen doorgaan.’

‘Bestaat er zo'n kandidaat?’

‘Iedereen met een stem is een optie, dus in theorie zijn er honderden, maar natuurlijk kan de Gesloten Raad het niet eens worden over één kandidaat, en dus scharen ze zich met weinig waardigheid achter de sterkere kandidaten, veranderen elke dag van loyaliteit, in de hoop hun toekomst zeker te stellen, hun best doend om in hun ambt te blijven. De macht is zo snel van hen naar de edelen verschoven dat het hun duizelt. En er zullen koppen gaan rollen, daar kun je op rekenen.’

‘Zal die van jou gaan rollen, denk je?’ vroeg Ardee terwijl ze vanonder donkere wenkbrauwen naar hem keek.

Glokta likte langzaam langs zijn tandvlees. ‘Als die van Sult gaat rollen, kan het heel wel zijn dat de mijne volgt.’

‘Ik hoop het niet. Je bent goed voor me geweest. Beter dan alle anderen. Beter dan ik verdien.’ Het was een truc van volkomen openheid die hij haar eerder had zien gebruiken, maar toch een merkwaardig ontwapenende.

‘Onzin,’ mummelde Glokta, die met zijn schouders draaide en plotseling slecht op zijn gemak was. Vriendelijkheid, eerlijkheid, een comfortabele woonkamer… Kolonel Glokta zou wel hebben geweten wat hij moest zeggen, maar ik ben hier een vreemde. Hij zocht nog steeds naar een antwoord, toen er een scherp geklop door de gang weerkaatste. ‘Verwacht je iemand?’

‘Wie zou ik moeten verwachten? Al mijn kennissen zitten hier in de kamer.’

Glokta spitste zijn oren toen de voordeur openging, maar hij hoorde alleen een vaag gemompel. De deurkruk draaide en de bediende stak haar hoofd om de deur.

‘Pardon, maar er is bezoek voor de superieur.’

‘Wie?’ snauwde Glokta. Severard, met nieuws over de lijfwacht van prins Raynault? Vitari, met een boodschap van de hoofdlector? Een of ander nieuw probleem dat moet worden opgelost? Een nieuw stel vragen dat moet worden gesteld?

‘Hij zegt dat hij Mauthis heet.’

Glokta voelde de hele linkerkant van zijn gezicht trillen. Mauthis? Hij had al enige tijd niet meer aan de man gedacht, maar nu kreeg hij onmiddellijk een beeld van de magere bankier voor ogen, met het ontvangstbewijs, keurig en exact, dat Glokta had ondertekend. Een ontvangstbewijs voor een bijdrage van een miljoen mark. Het kan zijn dat u in de toekomst wordt benaderd door een afgevaardigde van het bankiershuis Valint en Balk die zal vragen om… gunsten.

Ardee keek hem fronsend aan. ‘Is er iets?’

‘Nee, niks,’ kraste hij, en hij probeerde zijn stem niet verstikt te laten klinken. ‘Een oude compagnon. Zou ik deze kamer even mogen gebruiken? Ik moet die man spreken.’

‘Natuurlijk.’ Ze stond op en liep naar de deur, en haar jurk ruiste over het tapijt achter haar. Ze bleef halverwege staan, keek om en beet op haar lip. Ze liep naar de kast, deed hem open en haalde de fles en het glas eruit. Toen haalde ze haar schouders op. ‘Ik heb iets nodig.’

‘Wie niet?’ fluisterde Glokta haar na toen ze naar buiten liep.

Mauthis stapte een ogenblik later naar binnen. Dezelfde scherpe botten in zijn gezicht, dezelfde diepliggende, kille ogen. Er was echter iets veranderd in zijn houding. Een zekere nervositeit. Een zekere ongerustheid, misschien?

‘Ach, meester Mauthis, wat een bijna ondraaglijke eer om…’

‘U kunt de beleefdheden wel achterwege laten, superieur.’ Zijn stem klonk schril en knarsend als een roestig scharnier. ‘Ik heb geen ego dat u kunt krenken. Ik spreek liever klare taal.’

‘Heel goed, wat kan ik…’

‘Mijn werkgevers, het bankiershuis Valint en Balk, zijn niet verheugd over de richting van uw onderzoek.’

Glokta dacht koortsachtig na. ‘Mijn onderzoek naar wat?’

‘Naar de moord op prins Raynault.’

‘Dat onderzoek is afgerond. Ik verzeker u dat ik geen enkele…’

‘Vrijuit gezegd, superieur, ze weten het. U kunt er maar beter van uitgaan dat ze alles weten. Dat is meestal het geval. De moord is opgelost, met indrukwekkende snelheid en competentie, mag ik wel zeggen. Mijn werkgevers zijn verrukt over de resultaten. De schuldige is bestraft. Niemand heeft er iets aan als u zich nog verder in deze ongelukkige toestand verdiept.’

Dat is inderdaad klare taal. Maar waarom zouden Valint en Balk aanstoot nemen aan mijn vragen? Ze hebben me geld gegeven om de Gurken te dwarsbomen, en nu schijnen ze bezwaar te hebben tegen mijn onderzoek naar een Gurkense samenzwering? Dat is niet logisch… behalve als de moordenaar helemaal niet uit het zuiden kwam. Behalve als de moordenaars van prins Raynault veel dichter bij huis zitten

‘Er moeten nog wat dingetjes worden afgewerkt,’ wist Glokta te mompelen. ‘Uw werkgevers hoeven niet boos te zijn…’

Mauthis zette een stap naar voren. Zijn voorhoofd glinsterde van het zweet, ook al was het niet warm in de kamer. ‘Ze zijn niet boos, superieur. U had niet kunnen weten dat ze ontstemd zouden raken. Nu weet u het. Als u doorgaat met dit onderzoek, in de wetenschap dat ze daarover ontstemd zullen zijn… dan worden ze pas boos.’ Hij boog zich naar Glokta omlaag en fluisterde bijna. ‘Laat me u iets vertellen, superieur, als één pion op het spelbord tegen een andere. We willen niet dat ze boos worden.’ Er lag een vreemde klank in zijn stem. Hij bedreigt me niet. Hij smeekt.

‘Wilt u zeggen,’ mompelde Glokta, bijna zonder zijn lippen te bewegen, ‘dat ze hoofdlector Sult dan zouden informeren over hun bijdrage aan de verdediging van Dagoska?’

‘Dat is wel het minste wat ze zouden doen.’ Mauthis’ gezichtsuitdrukking was onmiskenbaar. Angst. Angst, op dat emotieloze masker van een gezicht. Iets eraan legde een zekere bitterheid op Glokta's tong, een bepaalde kilte over zijn rug, een bepaalde brok in zijn keel. Het was een gevoel dat hij zich herinnerde van lang geleden. Het leek het meest op angst, sinds lange tijd gevoeld. Ze hebben me. Volkomen en absoluut. Ik wist het toen ik tekende. Dat was de prijs, en ik heb geen andere keus dan te betalen.

Glokta slikte. ‘U kunt uw werkgevers zeggen dat er geen verder onderzoek zal worden gedaan.’

Mauthis deed even zijn ogen dicht en zuchtte van overduidelijke opluchting. ‘Het doet me enorm veel genoegen die boodschap aan hen over te kunnen brengen. Goedendag.’ Hij draaide zich om en liet Glokta achter in Ardees woonkamer, starend naar de deur terwijl hij zich afvroeg wat er nu eigenlijk net was gebeurd.