Coolsingel (II)

Als op een regenachtige maandagochtend in april tienduizenden Feyenoordsupporters zich verzamelen op de Coolsingel om de winst van de KNVB beker te vieren, klinkt in een bungalow diep in België nog gesnurk uit de slaapkamer van Jan Boskamp. Al vroeg in het seizoen had hij aangekondigd dat hij bij een kampioenschap van Feyenoord samen met René van der Gijp een duik zou nemen in de fontein op het Hofplein, maar voor een beker komt hij deze ochtend zijn bed niet uit. Pas als op de Coolsingel het verkeer weer op gang is gekomen en nog slechts een paar verregende vlaggetjes op de stoep voor het bordes herinneren aan de huldiging die heeft plaatsgevonden, schrikt Jan Boskamp wakker en kan ook in Relegem de dag beginnen.

De avond ervoor is hij in een lichte staat van euforie van De Kuip terug naar huis gereden, in de wetenschap dat Feyenoord voor het eerst in acht jaar weer een prijs heeft gewonnen. Die is niet zonder slag of stoot veroverd. In de finale tegen FC Utrecht bleef het tot de allerlaatste seconde spannend. In de slotfase van de wedstrijd werd Jan Boskamp daardoor bij een 2-1-voorsprong zo zenuwachtig dat hij nauwelijks nog op zijn stoel kon blijven zitten. Terwijl de seconden langzaam wegtikten, begon hij ook steeds harder te schreeuwen. Naar scheidsrechter Björn Kuipers, die maar niet wilde affluiten, naar rechtsback Rick Karsdorp, die zelfs in blessuretijd nog een paar keer het risico nam om een volle sprint naar voren te trekken en uiteindelijk zelfs naar Mario Been, die een rij voor hem zat en er misschien wel voor kon zorgen dat ‘die gasten’ eens vanuit hun positie zouden blijven spelen. Pas toen het laatste fluitsignaal klonk, keerde eindelijk de rust weer terug in het lichaam van Jan Boskamp. Terwijl op de tribune tienduizenden Feyenoordsupporters spontaan begonnen te springen en te zingen, stak hij toen grijnzend zijn beide handen in de lucht, hupte een paar keer op en neer op zijn voeten en gaf tot slot bij wijze van ontlading de mannen op de stoelen naast hem een paar flinke stompen op hun schouders.

Een paar dagen later in het Van der Valkhotel in Breukelen. Hiervandaan zal Jan Boskamp straks doorrijden naar de studio van Ziggo Sport om de analyse te doen bij de halve finale van de Champions League, maar eerst heeft hij een tussenstop gemaakt om een goede bodem te leggen voor een avond hard werken. Zo komt het dat er nu een dubbele portie saté voor zijn neus staat te dampen, want sinds de barre fietstocht door Vlaanderen achter de rug is, heeft hij ook zijn oude eetpatroon weer in ere hersteld.

De beelden van de huldiging op de Coolsingel heeft hij inmiddels op televisie teruggezien. ‘Mooi was het, hè?’ zegt hij met glinsterende ogen, terugdenkend aan die immense massa van mensen die zich voor het stadhuis had verzameld om de winst van de beker te vieren. ‘Daar haal ik nou plezier uit,’ zegt hij, ‘om te zien hoe de mensen reageren. Hetzelfde geldt wanneer ik in De Kuip zit. Als ik dan naar de mensen kijk, amuseer ik me kapot. Qua voetbal ben ik dit jaar niet aan m’n trekken gekomen, alleen hebben we uiteindelijk wel die beker gepakt. Op de Coolsingel stonden vijftigduizend mensen die een fantastische dag hadden. Wie ben ik dan om kritiek te geven? Als ik al de mensen blij zie zijn, interesseert het me niet of het nou goed of slecht was.’

De beker heeft wat dat betreft veel goed gemaakt. ‘Maar ik kan ook die serie van zeven verloren wedstrijden op rij niet vergeten,’ zegt hij. ‘Toen had ik echt de ziekte in. Als ik thuiskwam uit De Kuip, kon mijn vriendin het al aan mijn gezicht zien dat Feyenoord niet gewonnen had, want het schijnt dat ik dan een heel chagrijnige kop heb. Dat komt doordat ik een supporter ben. Daarom hoop ik altijd dat Feyenoord wint. Ik weet alleen ook dat je afstand moet kunnen nemen van de resultaten. Dat deed ik ook altijd toen ik zelf voetbalde en later toen ik trainer was, want je kunt je ellende niet meenemen naar je vrouw en kinderen. Als ik thuiskom, zet ik daarom alles van me af.’

Dit seizoen werd die opgave in de maanden na de winterstop alleen flink bemoeilijkt dankzij al die collega’s bij de televisie die hem bij elke ontmoeting weer fijntjes wisten te herinneren aan de weinig vrolijk stemmende serie die Feyenoord had neergezet. ‘In Amsterdam en Hilversum zitten ontzettend veel van die Ajacieden,’ zegt hij nu met een glimlach. ‘Die zaten allemaal met m’n kloten te spelen.’

Wat dat betreft is het een prettig vooruitzicht dat hij later vandaag als bekerwinnaar binnen zal stappen in het studiocomplex van Ziggo Sport en hij degene is die het laatst lacht. De ruim 200 kilometer die hij er in totaal voor moet afleggen, vlogen daardoor tot nu toe een stuk sneller voorbij dan normaal. ‘Meestal sta ik thuis in mezelf te vloeken als ik weer dat hele eind naar Amsterdam moet,’ legt hij nu uit. ‘Het is best vermoeiend om vier keer per week op en neer te rijden. Maar als ik eerlijk ben, zou ik het misschien niet anders willen. Ik vind het gewoon hartstikke leuk. Ik blijf betrokken bij het voetbal en ik kan mijn mening geven, hoef niemand naar de mond te praten. Ik wil ook niet hypocriet doen over het geld dat ik ervoor krijg. Met wat ik nu verdien, koop ik later twee huizen voor m’n kleinkinderen. Die gasten weten dat ik het voor hen doe. Zelf weet ik amper wat ik met m’n geld moet doen. Met mijn eigen spaarpotje plus mijn pensioentje kan ik tot het einde toe op mijn gemak zijn, want ik geef in principe geen reet meer uit.’ Hij schiet in de lach. ‘Ik doe de dingen die ik leuk vind en krijg er nog een paar centen voor ook, ga dat een mens vertellen. Een beter leven kun je toch niet hebben?’

Even later, roerend in een vruchtensorbet: ‘Het belangrijkste is dat je nog steeds weet waar je vandaan komt. Mijn leven is alleen maar voetbal geweest. Feyenoord is daarin allesbepalend geweest. Dan denk ik vooral aan ome Fred, die me is komen halen toen ik bij HOV zat. Dat zijn dingen die je niet mag vergeten. Uiteindelijk heb ik alles aan de club en aan dat gekke spelletje te danken.’

Dat gekke spelletje zal hem voorlopig ook nog niet loslaten, want de drukste weken van het jaar moeten voor Boskamp nog aanbreken. In de zomer zal hij tijdens het EK twee keer per week aanschuiven bij Voetbal Inside, terwijl VTM hem tussendoor zelfs af en toe naar Frankrijk wil sturen om de Belgische ploeg op de voet te volgen. Een slimme zet, want Boskamp kent bijna alle spelers van de Rode Duivels persoonlijk. Zo gaf hij bij AA Gent al training aan een zevenjarige Kevin De Bruyne, tegenwoordig sterspeler van Manchester City.

Soms noopt zijn werk hem tot lastige keuzes. Nu al heeft hij bijvoorbeeld twee kaarten voor de finale van de Champions League weten te bemachtigen, alleen staat uitgerekend dat weekend ook de laatste speelronde in de Belgische play-offs op het programma. ‘Bij VTM willen ze dus dat ik dan naar de studio kom. Dan komt dat achterlijke in mij naar boven dat ik denk: ik heb dat beloofd. Als ik mijn woord niet hou, denk ik dat mijn vader verschrikkelijk kwaad zou zijn geworden. Van vroeger uit heb ik via mijn pa en ma geleerd: wat je hebt beloofd, moet je doen.’

Het is mede daarom dat hij nu al uitkijkt naar het einde van het EK, als niet alleen alle voetballers vakantie hebben, maar ook hijzelf eindelijk een paar lege weken in zijn agenda heeft staan. Hij heeft al een voorzichtige planning gemaakt voor die periode. Die is vrij overzichtelijk, met dank aan een flinke stapel boeken en dvd’s over de Tweede Wereldoorlog die hij thuis heeft liggen en die nodig eens uit het cellofaan gehaald moeten worden. ‘Daarom ga ik niet op vakantie,’ vertelt hij. ‘In plaats daarvan ga ik deze zomer lekker elke ochtend in de tuin liggen met een boekie in m’n handen en de zon op m’n bakkes. Dan gaat ’s avonds om zeven uur ’s de dvd-speler aan tot twaalf uur. En dat dan drie weken lang. Heerlijk.’

En daarna? Daarna begint alles weer van voor af aan. Dan zal Jan Boskamp weer elke twee weken naar De Kuip rijden en zijn er weer de hoop, de vreugde, de teleurstelling, het vloeken, het juichen, het zingen, het schreeuwen, het peinzen, het lachen, het vallen en het opstaan. En soms, ja heel af en toe, kan er in een leven met Feyenoord een succes gevierd worden.

Als het dan een keer zover is, dan geniet Jan Boskamp daar op zijn eigen wijze van. Een paar dagen geleden bijvoorbeeld nog, toen zijn club de bekerfinale wist te winnen. Geheel tegen zijn gewoonte in was hij toen eens niet vijf minuten voor tijd uit De Kuip vertrokken. In plaats daarvan had hij na het laatste fluitsignaal gewacht tot er op het veld een blauw-wit podium was opgebouwd en Wim Jansen er als een van de eerste op was geklommen. Niet veel later keek hij toen vanaf zijn vaste plek op de tribune met samengeknepen ogen toe hoe zijn vriend de KNVB-beker gaf aan aanvoerder Dirk Kuyt, die deze schreeuwend boven zijn hoofd tilde.

Pas toen de spelers in hun rode bekerbadjassen na een uitgelaten ereronde samen met de cup in de catacomben waren verdwenen, maakte Jan Boskamp aanstalten om van de perstribune af te dalen naar de Fred Blankemeijerzaal en op huis aan te gaan. Voordat het zover was, keek hij nog één keer rond in het stadion, luisterde naar de wegstervende klanken van ‘You’ll Never Walk Alone’ en nam de blijdschap van tienduizenden zielsgelukkige Feyenoord-supporters eens goed in zich op. Daarna draaide Jan Boskamp zich om, ritste zijn jas dicht, viste zijn autosleutels alvast uit zijn broekzak en lachte zijn breedste glimlach. ‘Allee,’ zei hij toen, ‘dan pakken we die titel volgend jaar maar. We moeten het ook niet te gek maken natuurlijk.’