Als je maar een beetje vriendelijk bent

Een klere-eind vliegen is het wel, Hawaï. Jan Boskamp doet het in drie etappes, met tussenstops in New York en Los Angeles. Thomas Cook, zijn vaste reispartner, heeft alles voor hem geregeld. Hij heeft een dik pak papier meegekregen waarin alle tickets, vouchers en zelfs een stel kortingsbonnen samen zijn geniet, waardoor hij afgezien van zijn bagage nergens omkijken naar heeft.

De reis naar Honolulu kost Jan Boskamp meer dan 24 uur en is daarmee een behoorlijke aanslag op zijn fysieke gesteldheid. Om die reden zou hij er goed aan hebben gedaan om zijn dokter, die hem tot voor kort verbood om überhaupt in een vliegtuig te stappen, tenminste op de hoogte te stellen van zijn onderneming. Zeker omdat hij nooit meer een verre reis maakte sinds de zomer van 2014, toen hij vanwege een hartaanval enige tijd lag te happen naar adem op de koude vloer van zijn badkamer en er zelf van overtuigd was dat het licht definitief uitging. Hoewel hij daarna werd gedotterd, maandenlang een streng dieet volgde en meerdere keren per week voor controle naar het ziekenhuis moest, was hij sindsdien allesbehalve vrij van fysieke ongemakken. Zo was de oud-voetballer een tijdje halfblind vanwege een cyste achter zijn oog en zorgde een aanval van jicht eens voor zo veel pijn dat hij buiten bewustzijn raakte.

Het is daarom niet voor niets dat Jan Boskamp deze ochtend uit voorzorg een kleine apotheek aan pillen en spuiten in zijn handbagage heeft gestopt. Toch is een telefoontje naar zijn dokter uitgebleven. ‘Als ik hem had verteld dat ik naar Hawaï zou gaan, had hij het me waarschijnlijk verboden,’ zegt hij op de luchthaven van Brussel, waar hij nog voor het inchecken zijn shirt omhoog stroopt en de eerste spuit van de week met een ongemakkelijke grimas op zijn gezicht in zijn buik prikt.

Hij zucht. ‘Pleur op, zeg. Dan maar twee weken eerder aan het gas. Nu zie ik tenminste nog wat van de wereld.’

Een meevaller is dat het op het vliegveld niet lang duurt voordat hij zomaar een plaats met extra beenruimte krijgt aangeboden voor de eerste vlucht naar New York. ‘Ik ben namelijk een grote fan van Johan,’ giechelt de incheckmedewerkster, die snel een nieuw ticket voor hem uitdraait en zijn origineel laat signeren voor thuis.

Voor Jan Boskamp zijn dit soort voorrechtjes haast aan de orde van de dag. In winkels krijgt hij korting op artikelen die helemaal niet in de aanbieding zijn, in restaurants ‘vergeten’ obers plotseling om de eerste twee gangen op zijn rekening te zetten. ‘Als je maar een beetje vriendelijk bent voor de mensen,’ zegt hij op dat soort momenten vaak bij wijze van verklaring, er kennelijk niet bij stilstaand dat dit een vriendelijke bakker of kantoorklerk nou nooit overkomt.

Toch is het te makkelijk om die privileges alleen op zijn bekendheid af te schuiven. Iets in het voorkomen van Jan Boskamp zorgt ervoor dat veel mensen er een bovengemiddeld genoegen in scheppen om het hem naar de zin te maken. Dat blijkt wel in het vliegtuig naar New York, als de Amerikaanse stewardessen – van wie het zeer onwaarschijnlijk is dat ze ooit eerder hebben gehoord van passagier Johannes Boskamp (1948) – uitgerekend hem al tijdens het opstijgen aanbieden of hij niet liever wil opschuiven naar de rij waar toevallig drie stoelen naast elkaar vrij zijn. Nog voordat het sein ‘Riemen vast’ is uitgegaan, ligt hij al met zijn benen opgetrokken en zijn ogen dicht op rij 26 van de Boeing B777-200, zijn instappers onder de stoel. Hij hoeft vervolgens maar een enkele keer zijn hoofd te verleggen of van twee kanten komen de stewardessen toegesneld om er een paar extra kussens onder te stoppen, here you are darling.

Bijna exact 24 uur later blijkt op de luchthaven van Honolulu dat de schade na drie lange vluchten op rij alles meevalt: geen hartaanval of jicht, maar slechts een bloedneus, twee dikke voeten en een gigantische jetlag. ‘Ik voel me gebroken,’ kreunt hij na de landing. ‘Normaal trek ik steunkousen aan tijdens lange vluchten, maar dit was een absurd lange vlucht. Ik dacht dus dat het wel zou gaan.’ Hij trekt er een gezicht bij alsof hij zelf de logica daarvan ook niet begrijpt.

Het enige wat tegenzat tijdens de reis, was zijn buurman tijdens de tweede vlucht, die ging van New York naar Los Angeles. Uitgerekend op de stoel naast Jan Boskamp nam een Amerikaanse jongen plaats die op weg was naar huis na een paar weken in Europa. Hij droeg een rode trui. Daarop stond in grote, witte letters: AMSTERDAM.

Toen hij zag hoe Boskamp iets te lang naar zijn trui keek, stelde hij zich voor als Jonathan. Zijn droom was om op een dag in Amsterdam te wonen, zijn favoriete stad in de wereld.

I don’t like Amsterdam,’ zei Boskamp met een serieus gezicht.

Why not?’ vroeg Jonathan.

Because I am from Rotterdam. You know Feyenoord?

Jonathan schudde zijn hoofd.

Fe-ye-noord,’ zei Boskamp daarom nog maar eens. ‘Football club.’

I know Ajax,’ zei Jonathan, niet precies de woorden die Jan Boskamp hoopte te horen. Toch bleef hij opmerkelijk kalm. Hij zei: ‘Feyenoord is better than Ajax.

Jonathan knikte beleefd. Hij begreep inmiddels dat het menens was.

Next time I’ll go to Rotterdam.’

Zo mocht Jan Boskamp het horen.

‘And you should burn the sweater.’