Laatste kunstje

De eerste prijs van het seizoen is binnen voor Jan Boskamp. Samen met Wilfred Genee eindigt hij in de laatste maand van het jaar op een keurige derde plaats bij de verkiezing van de Loden Leeuw, een onderscheiding voor de irritantste bekende Nederlanders in een reclamespotje. Met hun commercial voor een supermarktketen blijken ze het bloed onder de nagels van de kijkers vandaan te halen, al is niet uit te sluiten dat de prijs voor een groot deel op het conto van Wilfred Genee komt. Alleen Adelheid Roosen en Arie Boomsma worden nog irritanter bevonden.

Jan Boskamp verneemt het nieuws schouderophalend tijdens een uitzending van Voetbal Inside. De enige prijs waar hij op zijn leeftijd nog warm van wordt, is een prijs voor Feyenoord. In het bekertoernooi ligt de ploeg daarvoor na de overwinning op Willem II (2-1 na verlenging) op koers, maar in de competitie laat Feyenoord in de laatste weken van de eerste seizoenshelft steken vallen. Een gelijkspel tegen FC Groningen en een nederlaag op bezoek bij N.E.C. zorgen ervoor dat de achterstand op Ajax bij de winterstop vijf punten bedraagt, terwijl PSV in de laatste speelronde langszij is gekomen.

Feyenoord moet daardoor in de tweede seizoenshelft weer in de achtervolging, een scenario dat Jan Boskamp de laatste jaren al te vaak heeft meegemaakt en nooit een happy end kende. Met name het chagrijn over de verliesbeurt in Nijmegen zit diep. Na rust leken de spelers met hun hoofd al bij de vakantie, waardoor N.E.C. binnen een halfuur drie keer kon scoren en Feyenoord met een kater de winterstop in werd gestuurd.

Bij het gemak waarmee de ploeg zich naar de slachtbank heeft laten leiden, kan Jan Boskamp zich weinig voorstellen. In zijn tijd als speler van Feyenoord werd ook soms slecht gevoetbald, maar als het even niet liep, dan ging automatisch het mes tussen de tanden. De Feyenoordsupporters zijn dat niet vergeten. Jan Boskamp merkt het wanneer hij in De Kuip op de tribune zit en de ploeg lamlendig oogt. Dan draaien de mensen zich naar hem toe en roepen: ‘Jan, kan jij er niet in?’ Meestal schudt hij dan met een lichtelijk geërgerde blik van nee.

Drie weken voor de winterstop is gebleken waarom.

Woensdagavond in Tienen, een dorp tussen Brussel en Genk waar de plaatselijke suikerraffinaderij al meer dan honderd jaar lang een walm van karamel door de straten blaast. Jan Boskamp is zojuist met een boodschappentas vol voetbalspullen het plaatselijke sportcentrum binnengestapt en is nu neergeploft op een versleten driezitsbank in de kantine. ‘Mijn laatste kunstje,’ zegt hij grijnzend.

Samen met collega’s van VTM zal hij vanavond een van de teams vormen tijdens een voetbaltoernooi waarmee geld wordt ingezameld voor jongeren met psychische problemen. Of zoals Jan Boskamp het verwoordt: ‘Voor kinderen die zelfmoord willen plegen.’

Hij oogt zelfverzekerd, alsof het niet meer dan dertig jaar en minstens zoveel kilo’s geleden is dat hij stopte met voetballen. Toch verslikt hij zich even later bijna in zijn koffie als hij zijn tegenstanders binnen ziet stappen: ploegen die veelal bestaan uit opgeschoten jongens met zweetbandjes om hun polsen en liters gel in hun haren. Die aanblik zorgt ervoor dat Jan Boskamp zich bij voorbaat begint in te dekken. ‘Ik heb een staanplaats gereserveerd in het veld, dat weten jullie toch,’ roept hij door de kantine. En: ‘Als ik straks moet schijten, ren ik zo van dat veld.’

Ook in zijn eigen team is Jan Boskamp de senior. Tom Soetaers, de in Tienen geboren oud-prof van onder meer Roda JC en Ajax, is nog een van zijn oudste ploeggenoten. Het team wordt gecoacht door Aimé Anthuenis, voormalig bondscoach van België. Hij is maar vier jaar ouder dan Boskamp, maar heeft wijselijk besloten om zijn inbreng te beperken tot het maken van de opstelling en het roepen van goedbedoelde adviezen vanaf de zijkant.

Wat helpt, is dat Jan Boskamp er in voetbaltenue niet alleen plotseling tien jaar jonger uitziet dan wanneer hij in een JAKO-trui op televisie verschijnt, maar dat hij zich ook zo voelt. Je hoeft daardoor niet eens heel veel fantasie te hebben om de noeste middenvelder van weleer te herkennen in de man die nu in het lichtblauwe uitshirt van België als warming-up wat heen en weer hinkt op het kunstgras van de Store Soccer Arena. Met zijn balgevoel is weinig mis. Als hij de bal hard krijgt toegespeeld, passt hij hem keurig in de voeten terug.

Toch kost het zijn ploeggenoten tijdens de eerste van de drie korte wedstrijdjes behoorlijk wat overredingskracht om Jan Boskamp te bewegen tot een invalbeurt, want liever volgt hij met een geconcentreerde blik het spel van achter het doel terwijl hij zich met zijn handen vastklampt aan het doelnet. Pas als Aimé Anthuenis zich er persoonlijk mee gaat bemoeien en hem met lichte dwang als een F-pupil naar het veld dirigeert, begint Boskamp aan zijn eerste voetbalwedstrijd sinds mensenheugenis.

Jan Boskamp werd bij Feyenoord – ‘Feijenoord’ dus – opgeleid als aanvallende middenvelder. Pas nadat hij in 1974 was overgestapt naar RWDM, werd hij omgeturnd tot verdedigende middenvelder. Hij moest de gaten vullen die zijn medespelers lieten vallen, een klus die hem op het lijf was geschreven. Direct in zijn eerste seizoen werd RWDM kampioen, met negen punten voorsprong op Anderlecht.

‘Ik noem hem de transfer van de eeuw,’ vertelde ploeggenoot Gerard Desanghere veertig jaar na die titel over Boskamp in Voetbal International. ‘Aanvankelijk was hij de grote onbekende. Hij kwam als een gewone speler, maar toen hij begon te voetballen… Olala. De titel was de verdienste van de hele club, maar Jan was de ontbrekende schakel. Hij leerde ons trainen. Onze conditie hadden we te danken aan Boskamp. Duurlopen deden wij nooit, tot hij het introduceerde. Eerst apart, met hem, maar toen de trainer het effect zag, zei die: “We gaan dat ook een keer doen.”’

In het verhaal in Voetbal International komt ook een andere kant van de voetballer Jan Boskamp naar voren, als het gaat over zijn strijd met verdediger Kresten Bjerre. ‘Jan dacht dat hij het beste contract had, maar dat van Bjerre was beter,’ zegt ploeggenoot Jacques Teugels daarover. ‘Toen is het begonnen. Jan was een werker en Bjerre had ooit gezegd: “Bedankt, jij werkt voor mij.”’

Desanghere: ‘Bjerre was de kapitein van Racing White. Dé patron. Toen kwam Jan. Twee patrons, dat kon niet blijven duren. Vervolgens wilde Jan kapitein zijn. Sommige dingen waren misschien niet eerlijk, maar eigenlijk was het normaal: Jan stak er met kop en schouders boven uit. Alles moest volgens zijn gedachten gaan: transfers, de jeugd… Met Robert L’Ecluse, de zoon van de voorzitter, zat hij dag en nacht samen. Op het veld zag je de tweespalt niet. Op dat vlak waren Kresten en Jan echte profs. Stond de een vrij, dan gaf de ander de bal.’

Teugels: ‘Later, in Bilbao, zijn ze op de vuist gegaan. De ploeg viel toen uit mekaar, contracten werden niet verlengd. We zijn op stap gegaan, er werd wat gedronken en toen is het tot een handgemeen gekomen.’

Jan Boskamp speelde dat eerste jaar zo goed dat hij de interesse wekte van Ajax en in 1975 als eerste buitenlander de Gouden Schoen kreeg, de prijs voor beste voetballer in de Belgische competitie.

Voor iemand met zijn kwaliteiten, speelde hij schrikbarend weinig interlands: twee. Voor zijn debuut in Oranje moest hij wachten tot april 1978, toen hij in een oefeninterland tegen Tunesië mocht invallen voor Willy van de Kerkhof. Een paar maanden later behoorde Jan Boskamp tot de selectie van Oranje voor het WK van 1978 in Argentinië, waar hij één keer als invaller in actie kwam. In de groepswedstrijd tegen Schotland was hij na tien minuten de vervanger van de geblesseerde Johan Neeskens. Het werd niet het gelukkigste optreden uit zijn carrière. Op slag van rust liet hij zijn mannetje lopen, waardoor de Schotten konden scoren en de stand weer in evenwicht brachten, na een benutte strafschop van Rob Rensenbrink. Op beelden van die wedstrijd is te zien dat Jan Boskamp op de rand van het strafschopgebied dan opgehouden is met rennen en vertwijfeld zijn hand opsteekt omdat hij denkt aan buitenspel. Ondertussen jaagt vijf meter verderop Kenny Dalglish, de spits van Liverpool, helemaal vrij de bal tegen de touwen.

In een sporthal in Tienen waant Jan Boskamp zich 37 jaar later weer even op een voetbalveld in het Argentijnse Mendoza. Zijn tegenstanders, die veel geld hebben betaald voor een potje tegen de coryfeeën van VTM en de komende dagen goede sier hopen te maken bij de koffieautomaat, vliegen hem aan alle kanten voorbij. Soms zet Boskamp een subtiel blok of trekt juist opzichtig aan een shirtje, maar het heeft allemaal weinig effect.

Aan de bal maakt hij meer indruk. Hij begint zijn invalbeurt met een paar veilige tikjes terug op de keeper, maar schakelt al snel over op het grotere werk: het uitspelen van een tegenstander. Dat lukt wonderwel. Je moet het gezien hebben om het te geloven, maar Jan Boskamp gooit er midden op het kunstgras een sleepbeweging uit waarmee hij twee tegenstanders in de luren legt. Als een uit de kluiten gewassen versie van Lionel Messi tikt hij de bal subtiel van rechts naar links, voordat hij als winnaar uit een woud van benen tevoorschijn komt. Voor wie er oog voor heeft, is alleen die truc de rit naar Tienen al waard.

Hij had er goed aan gedaan om zich na dat hoogtepunt direct te laten wisselen, maar in plaats daarvan zet hij nog eens aan als een ruim veertig jaar jongere balgoochelaar op hem af dribbelt. Dan hupt hij op zijn voorvoeten heen en weer en probeert in slow motion zijn tegenstander van het doel te verdrijven. Twee kapbewegingen van zijn opponent verder doet zijn ­lichaam alleen niet meer wat zijn hoofd wil en struikelt Jan Boskamp over zijn eigen benen. Gek genoeg gaat het spel dan gewoon door. Terwijl team VTM aan de ene kant van het veld een doelpunt incasseert, ligt aan de andere kant een bejaarde oud-voetballer met een kunstheup en een kunstknie een paar seconden als een aangespoelde bultrug op het kunstgras. Pas als de eerste ploeggenoten bezorgd een kijkje komen nemen, toont het gebutste lichaam van Jan Boskamp voor het eerst weer wat beweging. Hij laat zich direct vervangen.

‘Heb je dat voetenwerk gezien,’ roept hij nog voordat hij het veld verlaten heeft tegen het groepje toeschouwers achter het doel. Zijn knie zit onder de schaafwonden en is zo dik als een ballon waar iets te veel lucht in is geblazen. Toch is de lach al terug op zijn gezicht als een cameraploeg van VTM hem vraagt naar zijn rentree op het voetbalveld. ‘Het was formidabel,’ zegt hij. ‘Ik heb alleen de conditie van een wijkagent. Toen ik viel, kwam ik bijna niet meer omhoog. Er zit nu geloof ik twee liter vocht in die knie.’ De interviewer knikt bezorgd. ‘Ach, voor het goede doel mag dat allemaal wel eens,’ zegt Jan Boskamp dan en hij buigt met een van pijn vertrokken grimas zijn been. ‘Maar ik sta hier mooi voor lul.’