Het echte leven

Juni 2015, Honolulu, Hawaï

Waikiki Beach is een plek zoals je die normaal alleen ziet in reclamefilmpjes. De meisjes rennen er in hun bikini’s in slow motion over het witte zand, de jongens bedwingen met hun bruinverbrande lichamen op een surfboard de golven in de zee en ’s avonds verdringen de toeristen zich aan de kustlijn om selfies te maken met de ondergaande zon.

Op Waikiki Beach is de kans groter dat je bezwijkt door een kokosnoot die plotseling uit de lucht komt vallen, dan doordat de stress vat heeft gekregen op je leden. Het is daarom een ideaal toevluchtsoord voor voornamelijk Amerikanen, Japanners en Australiërs die op zoek zijn naar ontspanning. Je vindt hen bijvoorbeeld aan het zwembad van het Outrigger Reef Resort, een gigantisch hotel pal aan het strand. Daar liggen de toeristen te bakken op hun bedjes, nippen ze van hun cocktails en dommelen ze af en toe even weg.

De rust wordt er alleen een keer of drie per dag onderbroken door een enorme plons in het zwembad voor hun neus, die wordt gevolgd door een kleine vloedgolf. Na zo’n plons duurt het nooit lang voordat het hoofd van Jan Boskamp als dat van een verdwaalde zeehond boven het wateroppervlakte verschijnt. Dan trekt de oud-voetballer een baantje of twee, voordat hij zich hijgend en puffend uit het zwembad hijst, naar zijn ligbedje strompelt en daar met een flinke zucht op zijn badhanddoek neerploft.

Bij aankomst in Hawaï had Jan Boskamp met een triomfantelijke blik zijn plannen voor de korte week op de eilandengroep in de Stille Oceaan ontvouwd: ‘Ik ga alleen maar op zo’n bedje liggen en als ik iets in mijn mik wil gooien, steek ik mijn vinger op.’

Van die belofte blijkt geen woord gelogen.

Om een uur of acht in de ochtend is Jan Boskamp vaak ongeveer de eerste hotelgast die zich aan het zwembad meldt. Pas als de zon aan het eind van de dag al lang en breed achter het hoofdgebouw van het hotel is verdwenen, trekt hij zijn shirt en zijn badslippers weer aan, meestal met het idee om zo snel mogelijk een restaurant op te zoeken voor een stevige maaltijd.

In de uren die daaraan voorafgaan, kun je Boskamp tijdens deze dagen zo uittekenen. In een piepkleine zwembroek ligt hij languit op een bedje op kruipafstand van de toiletten en spelt van ’s ochtends tot ’s avonds de boeken die hij uit België heeft meegenomen: de biografie van Lionel Messi en Tweede Wereldoorlog in Diksmuide. Dat laatste is volgens Boskamp ‘een ongelooflijk kutboek’, maar hij weigert het weg te leggen. Voor boeken geldt bij hem namelijk dezelfde regel als voor voetbalwedstrijden: als hij er eenmaal aan begonnen is, moet hij ze uitzitten ook.

Tijdens het lezen heeft Jan Boskamp steevast een emmer frisdrank binnen handbereik. Er zijn dagen bij dat hij de cola en sinas in zo’n hoog tempo laat aanrukken dat de blonde serveerster van dienst uiteindelijk maar uit zichzelf besluit een volle pitcher naast zijn bedje te zetten.

Hoewel hij ondertussen hele werkdagen pal in de zon ligt bij een gemiddelde temperatuur van rond de 30 graden Celsius, is zonnebrandcrème niet aan Jan Boskamp besteed. ‘Pleur je op,’ zegt hij als hem een flesje van het spul wordt aangeboden. ‘Gewoon verbranden! Ik moet wel een beetje kleur pakken.’

De enige reden waarom Boskamp zijn vaste stek verlaat, is als de liters frisdrank die hij in zijn mik heeft gegooid zijn blaas hebben bereikt, of als de hitte zo ondraaglijk is geworden dat alleen een plons in het zwembad nog uitkomst biedt. Die overzichtelijkheid van het bestaan zorgt ervoor dat je Jan Boskamp haast niet gelukkiger kunt aantreffen dan hier met zijn bast in de zon. ‘Dit is nou het echte leven,’ kun je hem deze dagen geregeld horen verzuchten. Daarna duurt het nooit lang voordat hij zijn vinger in de lucht prikt voor een nieuwe bestelling.