Dood vogeltje

Het was kort voor de winterstop van het seizoen 2014-2015 dat bij een doodgewone training van Feyenoord D1 meerdere televisiecamera’s stonden opgesteld. Ook liepen er verschillende fotografen langs het kunstgrasveld, onrustig op zoek naar de beste plek om een kiekje te maken. Hun lenzen waren niet gericht op de talenten die vanwege alle aandacht langs de lijn extra hun best deden, maar op de man die nu al een tijdje zo onbewogen als een standbeeld de verrichtingen van de voetballertjes aan het volgen was. Zijn handen had hij diep weggestoken in een coachjas zo groot als een partytent.

Een paar dagen eerder was bekend geworden dat Jan Boskamp zou gaan meelopen met de jeugdtrainers van Feyenoord. Hij deed dat onbetaald en op eigen verzoek. ‘Als ik het met Wimpie, Joop van Daele of Rinus Israël over de jeugd heb, zit ik er steeds vaker als een dood vogeltje bij omdat ik die jonge gasten niet allemaal ken,’ had hij uitgelegd. ‘Daarom heb ik gevraagd of ik mocht meelopen, zodat ik ook weet welk gezicht bij welk ventje hoort.’

Zo wordt Jan Boskamp de oudste stagiair die Feyenoord ooit heeft gehad. Een paar dagen per week stapt hij om halfzeven in de ochtend in Relegem in zijn auto, zodat hij zeker weet dat hij ruim voor negen uur op Varkenoord is gearriveerd.

Als hij daar op zijn eerste werkdag het kleedkamergebouw binnensloft en zich meldt in de koffiehoek, voelt hij zich direct weer thuis. Dat heeft niet alleen te maken met de aanwezigheid van oer-Feyenoorders zoals Wim Jansen, Cor Adriaanse en Gaston Taument, maar vooral met de sfeer, die je eerder zou verwachten in een dorpscafé. Het lijkt soms of de trainers, vrijwilligers en al die andere stafleden in de buurt van de koffieautomaat plotseling extra hun best doen om zich zo onbehouwen mogelijk uit te drukken, terwijl de onderlinge plaagstoten bij voorkeur onder de gordel worden uitgedeeld. Jan Boskamp weet daar wel raad mee, want hij heeft die omgangsvorm ongeveer uitgevonden. Deze ochtend slaat hij eerst een paar chauffeurs op de schouders en knijpt daarna geduldig een voor een de handen van de aanwezige trainers fijn, voordat het Rotterdamse gekanker echt kan beginnen. Op zijn eerste werkdag gaat dat als volgt.

Boskamp: ‘Weet je dat ik godverdomme een uur in die ­kutfile gestaan heb?’ (Gelach)

Adriaanse: ‘Moet je koffie, Jan? Dan moet je het zelf pakken.’ (Gelach)

Boskamp: ‘Dat heb je goed gezien, klootzak.’ (Gelach)

Als hij Boskamp twee koppen koffie later in het kledingmagazijn zijn JAKO-trui omwisselt voor een Adidastrainingspak, heeft hij kramp in zijn kaken van het lachen. Ook even later, als hij voor het eerst sinds 1974 weer met een Feyenoordembleem op zijn borst op het veld staat, kun je het plezier met bakken van zijn gezicht scheppen.

De stage is voor Jan Boskamp al zijn tweede officieuze dienstverband bij Feyenoord sinds hij in 1974 als speler de deur van De Kuip achter zich dichttrok. Eerder was hij al op vrijwillige basis als scout aan de club verbonden. Martin van Geel legde kort nadat hij was aangesteld als technisch directeur van Feyenoord het eerste contact. Boskamp kreeg de vraag of hij Feyenoord wilde tippen als hij in België bruikbare spelers aan het werk zou zien bij een van die ontelbare wedstrijden waar hij langs de lijn stond. Voorwaarde was dat de spelers transfervrij waren, want Feyenoord had in die tijd niet eens geld om een kapotte printer te vervangen, laat staan om een nieuwe spits te kopen. Boskamp stemde toe en vertelde niet veel later in een interview met Voetbal International hoe dat zat: ‘Ik scout onbetaald voor Feyenoord, als hobby. Ze zeggen allemaal dat ik gek ben. Maar dat hoort toch niet, hé. Het is mijn club. Moet ik dan geld gaan vragen voor het plegen van een telefoontje? Ik ben gewoon een van die vijftigduizend.’

Een groot succes werd de samenwerking niet. Op momenten dat Jan Boskamp gebeld werd door Martin van Geel, slaagde hij er niet in om namen van spelers te noemen die haalbaar waren of nog niet bij de club op de radar stonden. Andersom belde Boskamp eens naar Rotterdam toen hij in Londen in gesprek was met Michael Emenalo, technisch directeur van Chelsea. Toen die hem vertelde dat Charly Musonda verhuurd mocht worden, pakte Boskamp direct de telefoon en verbond Emenalo ter plekke door met een verraste Van Geel. Boskamp moest later uit de krant vernemen dat het niets was geworden.

Dat de onderlinge communicatie te wensen overliet, merkte Jan Boskamp vooral toen hij eens op eigen gelegenheid naar een wedstrijd van de Belgische tweedeklasser Eendracht Aalst ging kijken en daar tot zijn grote verbazing een scout van Feyenoord op de tribune zag zitten. Die had zich de reis kunnen besparen, want Boskamp had hem vooraf al kunnen vertellen dat geen van de spelers die in actie zou komen ook maar mocht dromen van een contract in De Kuip. Omdat het telefoontje naar de tipgever was uitgebleven en hij zich niet serieus genomen voelde, besloot Boskamp resoluut te stoppen met zijn nieuwe hobby.

Zo kwam er een vervroegd eind aan het eerste officieuze dienstverband van Jan Boskamp bij Feyenoord nadat hij het in 1974 als voetballer aan de stok had gekregen met Wiel Coerver. In de tussentijd was hij eenmaal eerder dicht bij een terugkeer in De Kuip geweest. Dat was in januari 1996, toen hij door voorzitter Jorien van den Herik werd benaderd of hij het nieuwe hoofd van de jeugdopleiding wilde worden. Boskamp sprak er later ook over met hoofdtrainer Arie Haan in Casablanca, waar Feyenoord een oefentoernooi speelde.

Voor Jan Boskamp, toen nog trainer van Anderlecht, leek het op het eerste gezicht de ideale baan. Al in zijn tijd als speler kon je hem zelfs na twee slopende trainingen geen groter plezier doen dan hem ’s avonds nog een sessie voor de jeugd te laten leiden. Toen hij nog maar vijftien jaar was, had hij al een eigen ploegje samen met Frans van der Heide. Later, toen Boskamp net bij het eerste van Feyenoord zat, nam trainer Ernst Happel hem regelmatig op zaterdagochtend mee om samen naar jeugdwedstrijden te gaan kijken.

Ook na zijn vertrek uit De Kuip kon hij Varkenoord maar moeilijk loslaten. In een van zijn eerste interviews als speler van RWDM liet hij al optekenen dat hij de jeugd van Feyenoord miste. En zelfs in de tijd dat hij voor het eerst een kans had gekregen als hoofdtrainer bij Lierse SK, vertelde Jan Boskamp dat hij er eigenlijk van droomde om met de jeugd te werken.

Toch, toen hij de kans kreeg om die droom waar te maken bij de club waar zijn hart lag, haakte hij af. Dat besluit nam hij nadat hij uitvoerig had gesproken met Wim Jansen en Maup Martens, twee vrienden die in die tijd al ongeveer op Varkenoord sliepen. ‘In principe was het voor mij de mooiste job die er is,’ zegt Boskamp nu. ‘Alleen heb ik na die gesprekken met Wim en Maup besloten om het niet te doen. Ik had niet het idee dat er veel eer te behalen was. Tegenwoordig staat de opleiding er heel goed voor, maar in die tijd was het allemaal een stuk minder.’

Wat meespeelde, was dat Jan Boskamp wist dat hij met zijn afzegging voorgoed een supporter aan de zijlijn zou kunnen blijven. Hij herinnerde zich op dat moment hoe hij in zijn tijd als speler vertrokken was na bonje met Wiel Coerver. ‘Ondanks die ruzie ben ik daarna altijd aan Feyenoord blijven plakken, het is altijd mijn club gebleven. Als ik bij Feyenoord aan het werk was gegaan, had ik misschien vroeg of laat ook ruzie gekregen met mensen binnen de club, wie weet zelfs met vrienden die ik daar heb. Dan had je een situatie gekregen zoals met Mario Been. Nadat hij ontslagen was als trainer is hij jaren niet meer bij Feyenoord geweest. Ik heb mezelf altijd voorgehouden dat ik zoiets nooit bij Feyenoord wil meemaken, want het is mijn club. Natuurlijk heb ik achteraf soms gedacht: eikel, je had gewoon die kans moeten pakken. Maar nu kan ik bij Feyenoord overal gewoon binnenlopen, net zoals bij alle andere clubs waar ik heb gewerkt heb. Dat is me eigenlijk veel meer waard.’