Coentje en de Kleine
Feyenoord staat op 4 januari stil bij de vijfde sterfdag van Coen Moulijn. Aan de voet van het bronzen standbeeld van de clubicoon bij De Kuip, dat voor de gelegenheid een Feyenoordsjaal om zijn nek geknoopt heeft gekregen, worden rood-witte bloemen gelegd. ’s Avonds laat weduwe Adrie Moulijn tijdens een officiële plechtigheid haar hand een tijdje op de schouder van het beeld rusten en kijkt hem een moment diep in de ogen. Daarna neemt ze samen met onder anderen Wim Jansen, Guus Haak, Henk Schouten, Gerard Meijer en tientallen Feyenoordsupporters een minuut stilte in acht, die wordt gevolgd door applaus. Ook steken supporters rode fakkels af, terwijl ze het clublied ‘Hand in hand, kameraden’ zingen. De meesten van de jongens die hun longen uit hun lijf staan te schreeuwen, zijn zo jong dat ze Moulijn nooit met eigen ogen hebben kunnen zien voetballen.
Later die avond in Relegem. Jan Boskamp ligt in zijn woonkamer languit op de bank en staart naar de televisie, waarop een actiefilm draait waarin nu juist twee mannen elkaar op het gezicht aan het timmeren zijn. In de hoek van de kamer ligt een rolkoffertje, met daarin niet veel meer dan een toilettasje en drie nieuwe JAKO-truien verpakt in plastic. Die koffer zal de volgende ochtend meegaan naar Barcelona, waar Boskamp de eerste voetbalwedstrijd van 2016 gaat zien: FC Barcelona tegen Espanyol in de Copa del Rey.
Hij is verrast door het bericht dat het alweer vijf jaar geleden is dat Coentje op 73-jarige leeftijd overleed. Het is alsof de tussenliggende jaren een schijnbeweging van Moulijn hebben geleend en hem op volle snelheid zijn gepasseerd.
Van de herdenking bij het stadion wist hij niets en als hij er wel van wist was hij niet gegaan. Hij zapt op zoek naar voetbal en zegt: ‘Sommigen van die mannen staan altijd vooraan als er iemand uitgezwaaid moet worden, maar ik heb daar niks mee.’
Vijf jaar eerder werd dat al duidelijk, toen Coen Moulijn in Rotterdam zo ongeveer een staatsbegrafenis kreeg. Toen de lijkwagen na een afscheidsdienst in De Kuip dwars door het centrum naar de begraafplaats reed, hadden tienduizenden Feyenoorders zich langs de route opgesteld om een laatste groet te brengen aan de legendarische linksbuiten. Achter de lijkwagen reden drie touringcars met daarin familie, vrienden en oud-ploeggenoten van Moulijn. Wie vanuit een van die bussen goed keek, kon Jan Boskamp net voorbij het Rotterdamse stadhuis op de Coolsingel half verscholen achter een pilaar zien staan. Helemaal alleen bewees hij daar zijn jeugdidool de laatste eer.
‘Ik had geen zin om in een bus te zitten,’ verklaart hij nu. ‘Ik kom nooit op een reünie of zoiets, dan moet ik op zo’n moment niet opeens vooraan gaan staan. Toch wilde ik wel mijn respect tonen. Coentje was een goede voetballer, maar vooral een fantastisch mens. Hij was voor ons zo groot, maar tegelijkertijd ook zo normaal. Hij voelde zich nergens te goed voor. Als er één iemand een standbeeld verdient, is hij het. Als speler had ik al een gigantisch respect voor hem. Op de training durfde ik hem niet eens te raken. Als kleine jongen heb ik nog gezien dat hij drie, vier man passeerde en die bal zo bij Cor van der Gijp op z’n appel legde. Toen zat ik als schoffie uit de Woelwijkstraat dus opeens tegenover mijn held in de kleedkamer. Tegenwoordig roepen die jonge apen direct “Hé, hoe zit het?” tegen de oudere spelers, maar voor ons was het vroeger: “Goedemorgen, meneer Moulijn.” Dat veranderde pas toen hij zelf zei: “Zeg maar Coen.”’
Vraag Jan Boskamp ruim vijftig jaar na hun eerste ontmoeting naar de beste voetballer aller tijden en hij zet Coen Moulijn op één. Niet dat hij hem daadwerkelijk de beste van allemaal vindt, want in Barcelona loopt een mannetje dat dingen met een bal kan die hij zelfs Moulijn nooit heeft zien doen, maar Coentje is nu eenmaal boven alles en iedereen verheven.
Dat mannetje in Barcelona – Lionel Messi is de naam – is de belangrijkste reden dat Jan Boskamp gemiddeld twee keer per jaar het vliegtuig pakt om met eigen ogen een wedstrijd van FC Barcelona te zien. Die trips hangen voor hem van de tradities aan elkaar. Hij vouwt zijn lichaam in een toestel van Ryanair dat hem vanaf Brussel naar Barcelona vliegt, laat zich ter plaatse rondrijden per taxi, slaapt in zijn vaste hotel in een buitenwijk van de stad, eet in de aanloop naar de wedstrijd in restaurant Salamanca in de wijk La Barceloneta een kom vissoep en een groot bord paella, geeft alle obers een dikke fooi en geniet zich ten slotte suf op de tribune van Camp Nou.
De komende editie staat bovendien in het teken van bijtanken. De winterstop is zo ongeveer de enige periode van het jaar waarin Jan Boskamp niet op televisie hoeft te verschijnen, en is daarmee een perfect moment om de batterij weer op te laden.
Voor het zover is, wacht eerst nog een korte nacht in zijn eigen bed, want het vliegtuig vertrekt de volgende ochtend al om negen uur. Jan Boskamp heeft daar weinig inspraak in gehad, want het boeken van de tickets heeft hij zoals gebruikelijk uitbesteed. Vlak voordat het licht uitgaat in zijn bungalow in Relegem, slaakt hij een diepe zucht. ‘Dat is dus weer lekker geregeld.’
Hoe diep de vermoeidheid zich in zijn vezels heeft genesteld, blijkt tijdens de eerste van twee nachten in Barcelona. Na een dag waarop hij al om elf uur ’s ochtends voet heeft gezet om Spaanse grond en die hij verder voor een groot deel op een terras aan het strand in de winterzon heeft doorgebracht met grote schalen jamón, patatas bravas en calamares voor zijn neus, duikt Jan Boskamp nog voor zeven uur ’s avonds zijn bed in. Hij schrikt de volgende dag pas wakker als rond het middaguur de schoonmaakster op de deur klopt, ‘hola señor’.
Tot de aftrap van de wedstrijd, die ’s avonds gespeeld zal worden, ligt de dag open om bijvoorbeeld wat meer van Barcelona te zien, maar sightseeing is ook aan een uitgeruste Jan Boskamp niet besteed. ‘Wat mensen daar nou aan vinden, altijd maar wandelen en oude gebouwen bekijken,’ had hij eerder al eens uitgelegd. ‘Ik ben gek van voetbal en van de oorlog, verder is er niet veel wat me interesseert.’
Of het moet eten zijn natuurlijk. Kort na zijn ontbijt annex lunch aan het begin van de middag gaat het al per taxi naar restaurant Salamanca. De ober begroet hem daar als een oude bekende, wellicht de fooi van zijn voorgaande bezoek nog indachtig.
Het is een van de weinige keren dat Jan Boskamp deze dagen herkend wordt, want begin januari is Barcelona nog niet volgestroomd met Nederlandse en Belgische toeristen. Alleen bij het inchecken in zijn hotel trof hij er een uit Vlaanderen, die Philip bleek te heten. Bij de receptie staarde Philip hem eerst een ogenblik aan alsof hij een heilige was, voordat hij zijn hand uitstak en het een voorrecht noemde dat hij de oud-voetballer mocht treffen. Ook zei Philip blij te zijn dat hij eindelijk de kans kreeg om hem persoonlijk te melden dat hij een grote bron van inspiratie is, een compliment dat Boskamp uiterlijk onbewogen in ontvangst nam. Tot slot wenste Philip zijn voorbeeld een prettige wedstrijd in Camp Nou, want dat Boskamp niet voor de gezelligheid naar Barcelona was gekomen was inmiddels wel duidelijk.
Het vooruitzicht om een wedstrijd in Camp Nou te gaan kijken, stemt Jan Boskamp deze dagen in Barcelona vrolijk en op momenten zelfs uitgelaten. Je merkt het bijvoorbeeld als in de uren voor de wedstrijd in restaurant Salamanca een trio muzikanten binnenstapt. Ze dragen zwarte sombrero’s en akoestische instrumenten en zijn ingehuurd om een tafel verderop een jarige toe te zingen. Eerst klinkt er ‘Cumpleaños feliz’, daarna gaat het van ‘Bamboleo’ en ‘Macarena’. Tientallen Spanjaarden in het restaurant leggen dan hun bestek neer en beginnen uitbundig met hun witte servetten boven het hoofd te zwaaien, alsof ze in een voetbalstadion zitten en hebben besloten dat de trainer eruit moet. Ook Jan Boskamp blijft niet achter. ‘Schitterend, dit is het leven,’ roept hij net boven de muziek uit, terwijl hij een lap stof rondslingert boven zijn grijnzende tronie. Hij oogt zo blij als een kind.
Die avond in Camp Nou. Jan Boskamp heeft een plek op de tweede ring, schuin achter het doel en pal op de wind, die dwars door zijn zomerjas blaast. Om de kou iets dragelijker te maken heeft hij zijn capuchon over zijn hoofd getrokken, een ingreep die maakt dat hij plotseling iets weg heeft van Beertje Paddington. Gelukkig is het voetbal hartverwarmend, wat voor een groot deel te danken is aan Lionel Messi. Al in de eerste helft scoort hij twee keer, waarvan eenmaal via een formidabele vrije trap.
In de rust gaat de telefoon van Jan Boskamp. Als hij opneemt, hoort hij aan de andere kant van de lijn de aanstekelijke lach van René van der Gijp. Het plan was dat Van der Gijp eindelijk eens mee zou gaan naar Camp Nou om het wandelende wonder met eigen ogen te aanschouwen, maar toen puntje bij paaltje kwam, verkoos hij de behaaglijkheid van zijn eigen woonkamer boven een waterkoude plaats in het stadion. Wel volgt hij de wedstrijd nu op televisie, waar analist Pierre van Hooijdonk zojuist heeft verkondigd dat Messi de bal bij de vrije trap verkeerd geraakt zou hebben. Daar gaan Gijp en Boskamp op 1200 kilometer van elkaar verwijderd eerst een poosje uitbundig om zitten lachen. ‘Och, och, och,’ zegt Boskamp dan met een stem vol verwondering, ‘die kleine denkt gewoon altijd vijf stappen verder dan de rest. En Iniesta is eigenlijk net een soort Toornstra, maar niet heus.’
Dan te bedenken dat er nog 45 minuten van de hoogmis van het voetbal volgen. Daarin deelt Jan Boskamp elke keer wanneer Messi aan de bal komt een tikkie uit, want je zou per ongeluk een geniale ingeving van hem missen.
De bekerderby blijkt een wedstrijd met alles erop en eraan. Espanyol grijpt twee rode kaarten, Gerard Piqué en Neymar scoren nog en als de wedstrijd is afgelopen staat er 4-1 op het scorebord en een intens gelukkige glimlach op het gezicht van Jan Boskamp.
Op de tribune gaat het na het laatste fluitsignaal opnieuw over Moulijn, over wie Cor van der Gijp in een documentaire heeft gezegd dat Messi Moulijns schoenveters nog niet mag vastmaken. ‘Heeft Cor dat gezegd?’ vraagt Jan Boskamp, terwijl het clublied van Barcelona door het stadion klinkt. ‘Dan heeft hij er toch weinig van begrepen, moet ik zeggen. Maar van Cor snap ik het wel, want die heeft bijna al zijn doelpunten aan Coentje te danken.’ Dan schiet hij in de lach. ‘En als het mij gevraagd werd, zou ik waarschijnlijk precies hetzelfde zeggen.’
De volgende ochtend krijgt Jan Boskamp bij het uitchecken in het hotel een briefje in zijn handen gedrukt dat voor hem is afgegeven bij de receptie. Daarop staat in een puntig handschrift geschreven:
Geachte Heer Boskamp,
Wat vond U van de ‘Goalazo’ van de ‘Kleine’ en die van Neymar mocht er ook zijn.
Ik kijk er naar uit U terug te zien op TV.
Onze ontmoeting blijft mij bij, en ik dank U nogmaals hiervoor.
Beste wensen voor het nieuwe jaar aan U en uw gezelschap.
Philip
Jan Boskamp leest de brief zwijgend door en gooit hem vlak voordat hij in de taxi naar het vliegveld stapt in de dichtstbijzijnde prullenbak.