Het respect is weg

In de bus die Jan Boskamp vroeg in de ochtend van zijn hotel naar Pearl Harbor rijdt, zitten vooral Amerikanen. Het zijn veelal kalende vijftigers op gymschoenen, met hoog opgetrokken witte sportsokken. Ook stapt er halverwege een Japans gezin in. ‘Die komen kijken wat er mis is gegaan,’ zegt Boskamp grijnzend.

Hij heeft er duidelijk zin in vandaag, wat deels te verklaren is door het gezelschap in de bus. Weliswaar heeft Jan Boskamp er nooit veel moeite mee gehad om zich snel op zijn gemak te voelen tussen vreemd volk – zo bewezen onder meer zijn periodes als trainer in Dubai, Koeweit en Georgië – maar met Amerikanen heeft hij altijd een bijzondere band gevoeld. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat hij hier overal mannen ziet lopen die hetzelfde postuur hebben als hijzelf, maar vooral met de mentaliteit van de mensen. ‘Ze zijn allemaal ontzettend patriottisch, of hoe noem je dat,’ zegt Boskamp op weg naar de marinebasis. ‘Ik vind dat schitterend om te zien. De mensen zijn allemaal echt trots op hun land.’

Zijn liefde voor de Verenigde Staten stamt al van eind jaren tachtig. Boskamp was toen trainer van de Belgische vierdeklasser Verbroedering Denderhoutem en gaf ’s zomers in zijn steenkolenengels voetbalclinics aan universiteitsteams in Boston en later in Green Bay (Wisconsin). Hoewel het niveau daar nog veel lager lag dan bij de amateurclub die hij in België trainde, hadden de Amerikanen op het veld de mentaliteit alsof ze volleerde profs waren. Het waren jongens die de droom hadden om via de sport uit de armoede te ontsnappen en daar hard voor wilden werken, een instelling die Jan Boskamp herkende uit de tijd dat hij zelf nog op straat voetbalde in het Rotterdamse Oude Noorden.

Ook buiten het veld had hij in Green Bay weinig te klagen. Het weer was er goed, de steaks groot en sappig, en op vrije dagen kon hij uitrusten aan het zwembad bij zijn eigen villa.

Toen al speelde hij met de gedachte om zijn bezittingen in België te verkopen en zich definitief in de Verenigde Staten te vestigen. Ook jaren later, toen hij trainer was van Anderlecht, sprak Jan Boskamp meerdere malen de wens uit om op een dag samen met zijn vrouw Jenny voor langere tijd naar Amerika te gaan. Zodra de kinderen de deur uit waren, zouden ze om te beginnen een lange roadtrip maken langs Route 66.

Jenny was in die tijd al ziek, al wisten weinig mensen daarvan. Jan en Jenny wilden zelfs hun drie kinderen er niet mee belasten dat hun moeder kanker had. Zeven jaar lang hielden ze haar ziekte voor hen verborgen. Jenny overleed toen ze 53 jaar was. Van de reis naar Amerika was het nooit meer gekomen.

Boskamp zwijgt nu en staart uit het raam. Tourleider annex buschauffeur Pablo, een grijzende Hawaïaan met een headset op zijn hoofd die zijn passagiers met zijn geouwehoer geen seconde rust gunt, doet ondertussen van achter het stuur het programma voor vandaag uit de doeken. De bedoeling is dat de groep van een man of dertig de hele dag bij elkaar blijft en gezamenlijk de belangrijkste bezienswaardigheden van Pearl Harbor zal gaan zien: het monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van de aanval, het Pacific Aviation Museum, waarin de spaarzame vliegtuigen zijn verzameld die de oorlog ongeschonden zijn doorgekomen, en tot slot het gigantische slagschip USS Missouri, waarop in 1945 de overgave van Japan werd getekend.

Voordat het zover is, begint de excursie in een snikhete bioscoop waar de hele dag door dezelfde film van een minuut of twintig wordt getoond. Die film zit vol met beelden van bommenwerpers en zinkende schepen die Boskamp al tientallen keren heeft gezien. Dat kan ook bijna niet anders, want thuis heeft hij een verzameling van ruim 1200 dvd’s over de Tweede Wereldoorlog. De kamer waarin hij die heeft opgeslagen, noemt hij ‘mijn museum’. Het grootste deel van die films kent hij uit zijn hoofd.

Later vandaag zal hij zijn verzameling weer wat verder uitbreiden, in de souvenirwinkel bij de ingang van de haven. Daar stapelt Jan Boskamp de dvd-boxen en boeken zo hoog op zijn arm dat hij ze nauwelijks nog kan dragen. Bij de kassa rekent hij vervolgens zonder blikken of blozen ruim 400 dollar af. Dat is nog exclusief het boekje dat hij direct daarna buiten zal aanschaffen. Daar zit aan een tafeltje de inmiddels 98-jarige Herb Weatherwax, een van de overlevenden van de aanval op Pearl Harbor. Zijn humeur heeft niet onder de aanslag geleden, want de veteraan lacht tegenwoordig de hele dag door. Het boekje dat hij schreef, heeft de passende titel Counting My Blessings. Op verzoek kun je het laten signeren door hem. Waar Jan Boskamp normaal degene is die handtekeningen uitdeelt, duurt het nu niet lang voordat hij zelf zijn zojuist aangeschafte exemplaar onder de neus van de veteraan drukt. Tot zijn verbazing ziet hij dat de schrijver geen pen pakt, maar een stempel met zijn naam erop. Die drukt Weatherwax vervolgens met een trillende hand op het voorblad van het boek - for you big man - een oplossing die Boskamp het komende seizoen in De Kuip wellicht ook van pas zal komen.

De korte ontmoeting met de veteraan zal een van de schaarse hoogtepunten van de dag blijken. Jan Boskamp heeft er weliswaar 24 uur voor in het vliegtuig gezeten, maar veel nieuws ontdekt hij niet op Pearl Harbor. Hij is namelijk vooral op zoek naar verhalen, terwijl de Amerikaanse manier van herdenken juist voor een groot deel is gebaseerd op uiterlijk vertoon. Hij blijft nog wel even hangen bij de gedenkstenen waarop alle Amerikaanse oorlogsschepen staan vermeld die tijdens de oorlog ten onder gingen, en maakt later een plichtmatig rondje over het dek van de USS Missouri, maar het gevoel dat aan het eind van de dag beklijft is dat Pearl Harbor tegenwoordig vooral een toeristische attractie is.

‘Het respect is weg,’ zegt Jan Boskamp als een bootje hem samen met tientallen andere toeristen naar de USS Arizona Memorial heeft gebracht. Dit witte gevaarte, een soort spelerstunnel met een paar kijkgaten erin, drijft precies boven het slagschip dat op 7 december 1941 met in totaal 1177 bemanningsleden aan boord naar de zeebodem zonk. Hun namen staan tegenwoordig allemaal afgedrukt op een van de metersbrede muren in het monument.

Het merendeel van de lichamen is na die noodlottige dag nooit naar boven gehaald. Sterker nog, de mannen die de aanval overleefden, hebben het recht om na hun dood de as van hun lichaam ceremonieel te laten afdalen naar het scheepsruim. Het verhaal gaat dat wanneer duikers een nieuwe urn laten zakken in de geschutskoepel, zij het gevoel hebben dat die naar binnen wordt gezogen, alsof de overleden veteraan met open armen wordt ontvangen door zijn voormalige kameraden.

Het is weliswaar een indrukwekkend idee dat de zeebodem zodoende de laatste rustplaats is van honderden oud-collega’s van de man die aan de overkant van het water met een grote glimlach stempels met zijn eigen naam in boekjes zit te drukken, maar toch heeft Jan Boskamp op deze gedenkplaats meer oog voor het onooglijke containerschip dat nu op de plek drijft die tijdens de oorlog nog toebehoorde aan de Amerikaanse vloot.

‘Dat bedoel ik nou met respect,’ zegt hij. ‘Zo’n schip hoort hier niet.’