‘Hij heeft alles aan haar te danken’
Wie Jan Boskamp op zijn gelukkigst wil zien, zou een keer stiekem om een hoekje moeten kijken als hij samen met twee van zijn kleindochters in De Kuip zit. De meisjes zijn dankzij hun vader Pim gek van Feyenoord en daarom neemt hun opa ze een paar keer per jaar mee naar het stadion. Dan eten de meisjes eerst patat met een frikandel en appelmoes in Bennie Beer en nadat opa met een servet behoedzaam hun monden heeft afgeveegd lopen ze glunderend naar De Kuip, waar ze luid meezingen met ‘Hand in hand, kameraden’ en al die andere bekende Feyenoordliedjes.
Jan Boskamp heeft in totaal zeven kleinkinderen, vier jongens en drie meisjes. De jongens neemt hij sinds een paar jaar op eigen initiatief elke zomer een paar weken mee naar Zuid-Spanje. De meisjes blijven dan achter in België.
Een cameraploeg van de Belgische documentaireserie Karakters zocht Jan Boskamp en zijn kleinzoons ooit op tijdens hun vakantie. ‘Ik weet echt niet hoe ik met die meisjes moet omgaan,’ zo verklaarde hij toen aan de rand van het zwembad de afwezigheid van zijn kleindochters. ‘Het zijn net poppetjes, ik durf er niet aan te zitten. Maar als díé gasten vervelend zijn, druk ik af en toe die koppies bij elkaar. Dan zijn ze weer een dag rustig.’ Zwemmen, ijsjes eten, voetballen – voor de jongens zelf zijn de weken met hun opa de mooiste van het jaar. Twee weken lang doen ze alleen maar waar ze zelf zin in hebben, en dan krijgen ze ook nog af en toe een cadeautje toegestopt.
‘Die mannen vinden dat schitterend,’ zegt Tom Boskamp grijnzend, de middelste zoon van Jan en zelf vader van twee van de uitverkoren jongens. Het is een regenachtige middag in Relegem, de plaatselijke pizzeria waar hij luncht is bijna uitgestorven.
Tom lijkt onmiskenbaar op zijn vader. Niet alleen qua uiterlijk – gedrongen figuur, stevige handen, kleine ogen achter een zwart montuur – maar ook in de woorden die hij gebruikt. Als het deze middag bijvoorbeeld gaat over de nederlaag die het Nederlands elftal de avond ervoor heeft geleden tegen Tsjechië, waardoor Oranje zich definitief niet heeft geplaatst voor het EK, zegt hij: ‘Jézus Christus, dat kán toch niet?’, op precies dezelfde toon als zijn vader dat altijd doet. Dat hij bovendien zojuist van alle pizza’s op de menukaart er uitgerekend een heeft besteld met veel vlees erop, heeft hij ook van geen vreemde.
Hij zegt: ‘Jan is geen opa die zijn kleinkinderen elke week ziet. Daarom pakt hij ze eens per jaar voor een week of twee mee op vakantie en dan wordt hij volledig krankjorum van ze. Na twee weken is hij dan helemaal kapot en hebben die gasten weer verhalen voor een heel jaar.’
De jongens gooiden bijvoorbeeld eens een heel flesje tabasco leeg in de paella van hun opa, toen die net even niet op zat te letten. Ook kun je de kleinzoons van Jan Boskamp opvegen als ze terugdenken aan die keer dat ze onderweg stopten bij een tankstation, omdat hun opa nodig naar de wc moest. Juist toen hij door zijn hurken ging, trok een Nederlandse toerist de deur van zijn hokje open en vroeg of hij de enige echte Jan Boskamp was. Zijn kleinzoons zagen toen hun opa snel de deur weer dichttrekken en hoorden hem nog net roepen: ‘Dat klopt, maar nu ga ik schijten!’
Tom Boskamp schiet in de lach. ‘Die gasten weten: als ze naar opa gaan, dan gaan er leuke dingen gebeuren. Opa is er om lol mee te maken. Mijn vader wilde eerst niks van dat woord weten, “opa”. “Rot lekker op!” riep hij dan, want hij voelde zich helemaal geen opa. Maar toen die gasten opgroeiden en niet meer zo klein waren dat hij ze voor z’n gevoel met een vinger kon breken, toen werden het zijn oogappels. Alles wat mijn vader vandaag de dag doet, dat doet hij voor de kleinkinderen. Als hij tijd maakt voor familie, dan is het voor die gasten. Ik ben al blij als hij mijn verjaardag niet vergeet, maar van zijn kleinkinderen weet hij precies wanneer ze jarig zijn. Daar maakt hij zich vrij voor en dan zorgt hij voor een cadeautje. Dat vind ik tof om te zien.’
Tom Boskamp werd geboren in 1973, een jaar voordat zijn vader met Feyenoord de UEFA-cup zou winnen en het gezin vertrok naar België. Hij woont zodoende al vrijwel zijn hele leven vlak bij Brussel, maar heeft een Nederlands paspoort. Wie hem ernaar vraagt, krijgt altijd hetzelfde antwoord te horen: ‘Ik ben altijd Nederlander gebleven, omdat het hartstikke duur is om als Nederlander Belg te worden. Het papierwerk is bijna gratis, maar die operatie waarbij ze driekwart van je verstand wegnemen is niet te betalen.’ Daarna verslikt Tom Boskamp zich bijna in zijn pizza.
Alleen van de laatste jaren dat Jan Boskamp voetbalde kan hij zich nog flarden herinneren, zoals die keer dat zijn vader scoorde voor Lierse SK en het hele stadion zijn naam scandeerde. ‘Mijn moeder ging weinig naar het voetbal omdat ze de stress niet aankon, daarom kwamen mijn broers en ik ook niet vaak in het stadion. Mijn vader heeft er ook altijd bewust voor gezorgd dat wij niet zozeer bij het voetbalwereldje betrokken raakte. Toen hij naar België kwam, won hij direct de Gouden Schoen en werd een grote persoonlijkheid, maar wij hebben daar relatief weinig van gemerkt. Zijn filosofie is: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Naargelang je ouder wordt, krijg je natuurlijk wel in de gaten dat je vader meer bekendheid heeft dan een ander. Andere mensen bekijken je dan toch als de zoon van Jan Boskamp. Als je een keer een grote bek hebt, denken mensen direct dat dat komt doordat je een bekende vader hebt. Toen ik een puber was, had ik soms leerkrachten voor mijn neus die dachten dat ik het allemaal wel wist en niets meer hoefde te doen omdat mijn papa bekend was. Daar reageerde ik dan op, er vloog wel eens een stoel door de klas.
Natuurlijk zijn we trots op onze vader om wat hij gepresteerd heeft en omdat hij op televisie komt, maar we zullen daar zelf nooit raar over doen. Die les heb ik van mijn vader geleerd, al denkt hij daar anders over, want hij vindt juist dat ik een te grote bek heb. Ik heb respect voor wat hij gepresteerd heeft en voor wat hij nu doet, maar wij kennen geen verafgodingsgevoel. Buiten wat je gepresteerd hebt, kun je de grootste lul zijn of juist een toffe gozer, en dat is veel belangrijker. Daar denken wij in onze familie allemaal hetzelfde over.
Toen mijn vader trainer was, zei mijn moeder als hij thuiskwam na een verloren wedstrijd: doe maar normaal, morgen lig je toch buiten. Dat was goed voor hem. Mijn vader was 24 uur per dag en zeven dagen per week met voetbal bezig. Als hij thuis was, moesten we stil zijn, want dan moest hij rusten. Mijn moeder organiseerde ondertussen alles, zij was de lijm van het gezin. Alle rotzooi die wij uithaalden, kwam allemaal op haar schouders. Dat is geen verwijt naar mijn vader, maar zo gingen zij gewoon met elkaar om. Mijn vader ging door het vuur voor mijn moeder, maar het is niet zo dat hij de ideale man was als je kijkt hoe vaak hij aanwezig was.
Hij had nooit zo succesvol kunnen zijn als hij ook nog de zorg voor ons had gehad. Mijn moeder heeft ervoor gezorgd dat hij zijn gang kon gaan. Zij hield het gezin draaiende, zodat hij zich verder nergens druk om hoefde te maken. Ik weet nog dat ik een keer met mijn vader mee was naar het voetbal, toen is hij vergeten om mij mee naar huis te nemen. Ik ben toen maar blijven slapen bij de mensen van de kantine. Daaraan kon je merken dat hij nooit bezig is geweest met de dagelijkse zorg voor ons, want daar was mijn moeder voor. Hij heeft alles te danken aan haar, net zoals mijn broers en ik.
De relatie tussen mijn ouders was heel close, ze waren op elkaar afgestemd. Mijn moeder heeft letterlijk haar leven gegeven voor haar man en haar kinderen, dat vraagt respect. Mijn vader zou zijn rechterarm geven, of beter gezegd zijn hele leven, als mijn moeder daarmee terug kon komen. Hetzelfde geldt voor mijn broers en mij.
Mijn vader is na haar overlijden door een heel zwarte periode gegaan, waarin het voor hem allemaal niet meer hoefde. Ik denk dat de kleinkinderen er een grote rol in hebben gespeeld dat hij door is gegaan. Mijn moeder is er niet meer, maar we zien haar terugkeren in onze kleinkinderen. Dat vindt mijn vader ook schitterend, de circle of life. Er is een einde aan bepaalde dingen, maar er komt iets voor in de plaats.
De liefde voor kinderen is onvoorwaardelijk. Mijn broers en ik hopen dat we dezelfde nuchterheid aan onze kinderen kunnen meegeven als onze ouders aan ons hebben gedaan. Dat ze snappen: opa komt wel eens op televisie, maar dat stelt uiteindelijk geen reet voor.’