Een-twee-drietje

Een zonnige ochtend op Varkenoord. Terwijl een groot deel van de spelers van Feyenoord op pad is vanwege interlands, meldt Jan Boskamp zich voor het eerst dit seizoen op het trainings- en jeugdcomplex van zijn favoriete club. Hij had een slechter moment kunnen uitkiezen, want juist deze ochtend speelt de uitgedunde selectie van Giovanni van Bronckhorst een oefenwedstrijd tegen Feyenoord A1. De trainer wenst daarbij geen pottenkijkers. De club heeft daarom twee beveiligers rond het trainingsveld op Varkenoord geposteerd die de opdracht hebben om iedereen die niet in dienst is van Feyenoord rechtsomkeert te laten maken. Die taak wordt door de jongste van de twee suppoosten iets te letterlijk genomen, want zelfs Wim Jansen wordt tegengehouden als hij vanuit het kleedkamergebouw onder een paraplu het veld heeft bereikt. Iedereen kan wel zeggen dat hij een clubicoon is van Feyenoord.

Als kort daarna de beveiliger is bijgepraat en Wim Jansen met succes een nieuwe poging waagt, kan Jan Boskamp het niet laten om even te blijven staan bij de kale jongen met de zilveren V op zijn jas. ‘Jouw baan is voor de komende vijf jaar verzekerd,’ zegt hij met een grijns.

Even later, als Boskamp zich heeft aangesloten bij Wim Jansen, die samen met Feyenoorddirecteur Eric Gudde en jurist Joris van Benthem het enige publiek bij het oefenpotje vormt: ‘Ik ben nog aan het afkoelen, weet je dat? Je kan Wim toch niet tegenhouden hier? Hij heeft zevenduizend wedstrijden voor Feyenoord gespeeld.’ Gudde laat van het lachen bijna zijn paraplu uit zijn handen vallen.

Dat Jan Boskamp zich hier nu druk staat te maken over deze situatie terwijl Wim Jansen glimlachend zijn schouders ophaalt, is veelzeggend over hun onderlinge band. Johan Derk­sen, die met beide oud-spelers goed overweg kan, schreef daarover ooit in een column:

Wim Jansen verstopt zich al sinds zijn hoogtijdagen in een burgerlijke doorzonwoning. Hij leidt een anoniem bestaan. Jansen is vier handen op één buik met Johan Cruijff, want de heren hebben dezelfde voetbalvisie, maar voormalig buurtgenoot Boskamp is zijn boezemvriend, terwijl er geen grotere tegenpolen bestaan. Boskamp is een open boek, een kleurrijke man om te interviewen en zowel in Nederland als in België een populaire tv-persoonlijkheid. De hartstochtelijke liefde voor Feyenoord maakt van Jansen en Boskamp een uniek duo. […] Jansen ligt wakker als Feyenoord slecht presteert. Boskamp trof ik achter de schermen op het Mediapark in Hilversum huilend aan na een wanprestatie van zijn geliefde club. Ik wist niet dat dergelijke mensen nog bestonden, maar wat is het mooi dat ze er nog zijn: ex-topvoetballers met een clubhart.

Een dag eerder. Wim Jansen laat in de brasserie van De Kuip een zoetje in zijn thee vallen en roert. Hij heeft dan op zijn vaste stek aan het raam net uitgelegd dat de column van Derk­sen niet helemaal klopt. Tegenpolen zijn Jan Boskamp en hij niet. ‘Ik denk juist dat we niet zo veel van elkaar verschillen. We hebben veel dezelfde gedachten, bijvoorbeeld over voetbal en ook over de wijze waarop je met elkaar omgaat. We zijn hooguit tegenpolen als je kijkt naar de manier waarop we ons naar buiten uiten. Maar we verschillen zeker niet in de wijze waarop we denken over voetbal en in de drive die we hebben voor het spelletje.’

Die drive en de gedeelde wens om op een dag in De Kuip te voetballen zorgden ervoor dat Wim Jansen en Jan Boskamp kort nadat ze elkaar in de jeugd van Feyenoord troffen onafscheidelijk werden van elkaar. Elke ochtend stapte Jansen achter op de brommer bij Boskamp en zo reden ze samen naar Varkenoord. Later, toen Jansen zijn rijbewijs had behaald en een autootje had gekregen, waren de rollen omgedraaid.

Op zaterdagavond trokken Jansen en Boskamp er samen op uit om te kijken of er nog ergens in Rotterdam een wedstrijd zaalvoetbal of basketbal werd gespeeld. In de kroeg kwamen ze nooit.

Op het veld wisten ze elkaar blindelings te vinden. In A1 was Jan Boskamp rechtsbinnen, Wim Jansen linksbinnen en Joop van Daele de spits. Met z’n drieën tikten ze de tegenstanders soms helemaal scheel. ‘Wij konden blind een-­tweetjes maken en als we daar de derde speler nog bij betrokken noemden we dat een-twee-drietjes,’ zegt Jansen. ‘Daar hoefden we niet over na te denken, dat ging allemaal op gevoel. Puur kwaliteit.’

Wim Jansen hielp zijn vriend in die tijd aan een baantje bij de V&D aan de Rotterdamse Binnenweg, waar hij een paar uur per week kon komen helpen op de sportafdeling. Jan Boskamp had het er prima naar zijn zin. Toen hij het verkopen eenmaal een beetje onder de knie had, spoorde hij steeds vaker zijn ploeggenoten aan om langs te komen om bij hem nieuwe noppen voor hun voetbalschoenen te komen halen. Degenen die dat daadwerkelijk deden, werden daar ruimschoots voor beloond. Boskamp gaf zijn ploeggenoten bij een stel nieuwe noppen namelijk een paar voetbalschoenen cadeau. De bedrijfsleider van de V&D kon die gewoonte wat minder goed waarderen en Boskamp stond na een paar maanden al op straat.

Wim Jansen stroomde in 1965 door naar het eerste elftal van Feyenoord, Jan Boskamp volgde een jaar later. Zo kwamen ze samen te spelen met voetballers die ze daarvoor alleen nog maar met open mond vanaf de tribune hadden zitten bekijken.

De 65-voudig international nipt van zijn thee en legt het meegeleverde koekje terzijde. ‘Als je beter wilt worden, moet je de goede voorbeelden kiezen,’ zegt hij dan. ‘Als je die niet kiest, heb je de slechte voorbeelden en daar word je niet beter van. Die drive om te leren hadden Jan, Joop en ik. Coentje wilde soms een beetje oefenen omdat hij zich niet helemaal lekker voelde. Dan gingen wij met hem aan de slag. Coentje ging ons dan steeds passeren. Wij vonden dat prachtig, want hij was ons idool, we keken tegen hem op. Als Coentje linksbuiten stond, was hij altijd aanspeelbaar. Hij had het gevoel om te wachten tot de verdediger op zijn verkeerde been stond, daarna ging hij erlangs. Wij keken naar hem en gingen dat na-apen. Coentje kon die passeerbewegingen op honderd procent, Jan en ik probeerden dat te benaderen. Dat was de beste leerschool die er is.’

Boskamp en Jansen kenden hun plaats in de groep. Zelfs toen Jansen binnen een jaar uitgroeide tot vaste basisspeler en zijn vriend nadrukkelijk op de deur klopte, veranderde er weinig aan de hiërarchie. ‘Als je je wilde laten verzorgen, was je als jongste speler als laatste aan de beurt, daar werd niet aan getornd,’ zegt Jansen. ‘Toen Ernst Happel trainer was, speelden we vaak partijtjes jong tegen oud. Wij wilden natuurlijk met die jonkies winnen van de ervaren spelers, maar Happel dacht daar anders over. Soms stonden wij voor, maar als die oudere spelers dan een goal maakten die geen goal was, stond Happel toevallig net de andere kant op te kijken.’

Buiten is inmiddels een plensbui van Bijbelse proporties losgebarsten. Binnen luistert Wim Jansen naar het tikken van de regendruppels tegen de ramen en denkt terug aan de jaren dat hij samen met Boskamp het rood-wit van hun gedeelde droomclub verdedigde.

Het was uitgerekend Wim Jansen die zijn kameraad van een basisplaats hield. Het middenveld met verder Willem van Hanegem en Franz Hasil was volgens velen het beste van Europa. Boskamp had er weinig moeite mee om dat te accepteren. ‘Jan is heel goed in zelfkritiek,’ zegt Jansen. ‘Hij wist echt wel of een ander beter was dan hij. Dat heeft hij geaccepteerd en daardoor is hij uiteindelijk naar RWDM in België gegaan. Dat is logisch, want hij wilde niet op de bank blijven zitten. Tegenwoordig word je snel verkocht als je heel goed bent, maar in onze tijd was dat niet zo. Ik heb veertien jaar in het eerste gespeeld, dus daar zat niet zo veel ruimte voor hem.’

Met zijn vertrek uit Nederland werd het contact tussen Jan Boskamp en Wim Jansen een stuk minder. Zeker toen Jan Boskamp later als trainer alle uithoeken van de wereld zag, gebeurde het dat de twee elkaar jaren achtereen niet zagen of spraken. ‘Maar als we daarna dan weer met elkaar waren, was alles weer net zoals vroeger. De loyaliteit die we naar elkaar hebben, gaat nooit meer weg.’

Wim Jansen merkte dat bijvoorbeeld in de tijd dat Jan Boskamp trainer was van Stoke City en op een dag opeens aan de telefoon hing. Zijn vriend vertelde toen dat hij op het punt stond ermee te stoppen omdat hij de ploeg maar niet aan de praat kreeg, en vroeg Jansen om raad. De voormalige middenvelder bedacht zich geen moment en kwam een paar dagen over naar Engeland. Tijdens hun gezamenlijke tijd in Stoke deden de twee wat ze vrijwel altijd doen als ze samen zijn: praten over voetbal. Jansen vertelde over zijn eerdere ervaringen als hoofdtrainer bij Celtic en liet Boskamp inzien dat je voetballers op de Britse Eilanden soms anders moet benaderen dan hij in Nederland of België gewend was. Ook namen ze tot in detail de oefenvormen op het trainingsveld door. Toeval of niet: in de weken die volgden, begon Stoke City opeens de overwinningen aaneen te rijgen.

Als Jan Boskamp en Wim Jansen elkaar tegenwoordig zien, is dat vrijwel altijd op Varkenoord of in De Kuip. Vaak wordt Jansen een paar dagen eerder opgebeld door Boskamp, die aankondigt dat ze moeten ‘vergaderen’. Als ze dan eenmaal bij elkaar zitten, vaak in gezelschap van Rinus Israël, Joop van Daele of Rinus Steenbergen, wordt in urenlange sessies het voetbal doorgenomen. Jansen toetst bij zijn goede vriend de nieuwe ideeën die hij heeft opgedaan, andersom zijn de gesprekken voor Boskamp een manier om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen bij Feyenoord. Ook duurt het bij die gelegenheden nooit lang voordat de verhalen van vroeger boven komen drijven. Over die keer dat ze samen in de weer waren met jeukpoeder in de kleedkamer, of over de koekkruimels die ze na de training voor een paar centen op de markt kochten.

Verrast wordt Wim Jansen nog zelden door zijn goede vriend. Hooguit die ene keer, toen Jan Boskamp opeens opdook in een film van Kabouter Plop. ‘Dat had ik nooit van hem verwacht,’ zegt Jansen lachend. ‘Maar Jan moet doen wat hij zelf het leukste vindt en dat doet hij ook. Jan Boskamp blijft Jan Boskamp, dat verandert nooit.’