‘Ik laat het zaakje gewoon hangen’
‘Hé kakkerlak! Boskamp, kakkerlak!’ Een man in Roda JC-trui cirkelt om het tafeltje van Jan Boskamp en lacht vals. Het is op het oog geen type dat de eerste uren van de dag heeft besteed om nog eens diep na te denken over een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten. Om zijn nek draagt hij een gouden ketting, zijn ogen zijn bloeddoorlopen.
Het is een klein uur voor de uitwedstrijd van Feyenoord tegen Roda JC Kerkrade. Omdat het stadion van die club prima bereikbaar is vanuit Relegem, is Boskamp voor het eerst dit seizoen ook voor een uitwedstrijd van Feyenoord in zijn auto gestapt.
Voordat hij in Kerkrade de tribune van het Parkstad Limburg Stadion zal bestijgen, moet er uiteraard eerst gegeten worden, want zijn maag rommelt na de autorit van iets meer dan een uur alweer zo hard dat hij zichzelf nauwelijks nog kan verstaan. Vandaar dat Jan Boskamp zojuist de brasserie naast de hoofdingang van het stadion binnen is komen wandelen. Daar is hij zo ongeveer de enige aanwezige die geen geel-zwart sjaaltje, shirtje of petje van de thuisploeg draagt.
De meeste Roda-aanhangers zien er de humor wel van in dat de bekendste Feyenoordsupporter van Nederland zich doodgemoedereerd in het hol van de leeuw meldt, en gaan breed lachend met hem op de foto. Er is alleen één jongen op oorlogspad. Zijn beledigingen in de richting van Boskamp zijn precies hard genoeg om alle hoofden in de brasserie zijn kant op te laten draaien.
‘Hoe, kakkerlak?’ roept Boskamp terug. ‘Pleur je gauw op!’ Het vuur spuwt uit zijn ogen.
De Rodasupporter besluit gelukkig al hinnikend van de lach het advies van Boskamp op te volgen en verdwijnt tussen zijn bierdrinkende vrienden. Daarmee heeft hij de enige juiste beslissing genomen. Jan Boskamp mag dan het voorkomen hebben van een vriendelijke teddybeer die geen vlieg kwaad doet, maar als de stoppen een keer doorslaan kun je maar beter bij hem uit de buurt blijven.
Als speler had hij op dat gebied al een reputatie. In België hadden scheidsrechters een tijdlang de gewoonte om hem voor de wedstrijd te vragen zijn trouwring af te doen, zodat die in elk geval geen afdruk zou achterlaten als hij zijn vuist in het gezicht van een tegenstander plantte. Die controle dankte hij met name aan een aanvaring met Beerschotspeler Juan Lozano in oktober 1976. In een stevig duel greep Jan Boskamp zijn tegenstander bij diens trouwgereedschap, voordat hij zelf onderuit werd geschoffeld. Eenmaal op de grond kreeg hij nog een trap na, voordat hij bewusteloos per brancard van het veld werd gedragen. Pas toen hij in het ziekenhuis weer bij zijn positieven kwam, hoorde Jan Boskamp dat hij ook zelf een rode kaart had gehad. Hij werd voor zes wedstrijden geschorst. ‘Ik ben er pas later achter gekomen waardoor ik van mijn stokje ben gegaan,’ vertelde hij diezelfde maand in een openhartige bui aan verslaggever Jan D. Swart, die op bezoek kwam namens Het Vrije Volk. ‘Het was een trap tegen de balzak. Als je er alleen al naar wijst, gil ik het uit. Het is een gecompliceerde bloeduitstorting, zegt de dokter. Dat is ook de reden dat ik gebraakt heb. Volgens de dokter zou het ook beter zijn wanneer ik een zakbeschermer zou gaan dragen zoals de Papoea’s doen. Maar dat doe ik niet, ik laat het zaakje gewoon hangen.’
Ook als trainer was Jan Boskamp nooit bang om de confrontatie aan te gaan. Oguchi Onyewu, een Amerikaanse centrale verdediger van 1,94 meter groot en met het postuur van een bodybuilder, kan daarover meepraten. De international speelde bij Standard Luik in de tijd dat Boskamp daar trainer was, en had een basisplaats gekregen in de voorronde van de Champions League tegen Steaua Boekarest. In die wedstrijd viel de verdediger vooral op doordat hij niet leek te begrijpen dat je aanvallers niet op hun eigen helft buitenspel kunt zetten. Omdat Onyewu zich tussen het zinloze uitstappen door niets aantrok van de aanwijzingen die vanaf de kant naar hem werden gebruld, brak in de rust de hel los in de kleedkamer van Standard. Zodra Jan Boskamp daar begon te bulderen, stond de boomlange Amerikaan op en drukte zijn neus ongeveer in het gezicht van de trainer. Die voelde zich op dat moment opeens weer het kleine ventje dat in Crooswijk moest opboksen tegen de grotere jongens uit de buurt. Terwijl de rest van de spelers hun adem inhield, zei hij in zijn beste Engels: ‘Als je nu niet gaat zitten, zorg ik er persoonlijk voor dat je nooit meer voetbalt.’ Onyewu durfde de gok niet te nemen en zakte zwijgend terug op zijn stoel.
Jan Boskamp werd vaker uitgedaagd in de tijd dat hij trainer was. Bij een bezoek aan Standard Luik werd hij even buiten het stadion tot drie keer toe uitgescholden door een supporter die een paar borrels te veel ophad. Bij de laatste keer kon Jan Boskamp zich niet meer beheersen en trok de man mee achter een muurtje om hem een pak rammel te geven. De omstanders die het tafereel hadden gevolgd, beloonden hem ervoor met een klaterend applaus.
Jaren later, toen hij trainer was van SK Beveren, sloeg Jan Boskamp in de rust van een wedstrijd tijdens een bespreking eens uit woede een ruit van de kleedkamer uit de sponning. In één klap waren daarmee alle spelers weer bij de les. Zijn bebloede hand vol glassplinters verstopte de trainer daarna snel in de zak van zijn coachjas.
Het straatschoffie van weleer bleek ook na zijn trainerscarrière nog altijd ergens diep verstopt in Jan Boskamp te zitten. Hij merkte dat bijvoorbeeld die keer dat hij het in het Belgische verkeer aan de stok kreeg met een andere automobilist, die om onduidelijke redenen als een bezetene naar hem begon te toeteren en te gebaren. Toen die bij het eerstvolgende stoplicht uitstapte, kroop ook Boskamp achter het stuur vandaan. Hoewel de ruziezoeker een kop groter was dan hij en schouders had die zo breed waren als een slagschip, had Boskamp er na een verkeerde opmerking over zijn moeder maar één klap voor nodig om hem naar de grond te krijgen. Daarna propte de populairste voetbalanalist van de Lage Landen twee vingers in de neusgaten van zijn gestrekte opponent, klaar om hem een nieuwe hoek te geven. Gelukkig werd hij juist op dat moment tot de orde geroepen door een passerend oud vrouwtje, dat hem deed herinneren aan de manier waarop zijn eigen moeder hem vroeger riep als hij weer eens rollebollend met een buurtgenootje over straat ging. Toen niet veel later de waas voor zijn ogen was verdwenen, snapte Jan Boskamp er niets van hoe hij het zover had laten komen.
Vandaag, in de brasserie van Roda JC, bewaart Jan Boskamp de rust en gebruikt hij zijn vingers gewoon om zijn bestek vast te houden in plaats van ze in de neusgaten van een brutale Rodasupporter te stoppen. Met zijn vork prikt hij in een paar minuten de zalmsalade leeg die zijn bodem zal vormen voor de zesde competitiewedstrijd van Feyenoord.
Hij hoopt in Kerkrade vooral op beter voetbal dan hij in de eerste vijf wedstrijden van de ploeg heeft gezien. Met twaalf punten uit vijf duels waren de resultaten prima, alleen was Feyenoord voetballend in nog geen enkele wedstrijd de baas. ‘We zijn er nog geen één keer in geslaagd om een tegenstander hoteldebotel te spelen,’ zegt Boskamp, als hij even later hijgend en blazend zijn lichaam de trappen van het Parkstad Limburg Stadion op hijst.
Eenmaal aangekomen op zijn plek in de nok van het stadion duurt het ook niet lang voordat hij zich voor de zoveelste keer dit seizoen zit te verbijten over het niveau van Feyenoord. Michiel Kramer maakt in de eerste helft op aangeven van Rick Karsdorp een knappe kopgoal, maar verder gaat er vooral heel veel mis. Ook tactisch worden er vreemde keuzes gemaakt. Zo worden de Rodaverdedigers Arjan Swinkels en Ard van Peppen helemaal vrijgelaten in de opbouw. ‘Ga dat een mens vertellen,’ zegt Boskamp en hij wrijft nog maar eens zuchtend door zijn haar. ‘Swinkels en Peppen kunnen helemaal niet ballen. Je moet die gasten gewoon onder druk zetten.’
Soortgelijke teksten had Jan Boskamp ook al gesproken tijdens de wedstrijden die Feyenoord eerder in het seizoen speelde. In uitzendingen van Voetbal Inside mag hij dan de gewoonte hebben om het zelfs na de slechtste wedstrijden op te nemen voor zijn club, op de tribune is hij gewoon een van de vijftigduizend supporters en heeft het cynisme in de eerste maanden van het seizoen de overhand. Tijdens wedstrijden van Feyenoord lijkt hij daardoor bij vlagen op de trainer Jan Boskamp, die zich op de bank bij Anderlecht of een van die vele andere Belgische clubs zo kon opwinden dat het onbetaalbare televisiebeelden opleverde.
Tegen Vitesse, tussen een paar krachttermen door: ‘Als ze zo blijven spelen, dan ga ik niet meer.’
Tegen Willem II: ‘Ik denk toch dat het klopt wat ze bij VI zeggen, dat ik gek ben dat ik hier nog naar ga zitten kijken.’
Meestal wordt zijn toon pas milder op het moment dat de drie punten veilig zijn gesteld. Dat komt doordat de winst voor Jan Boskamp het enige is wat telt als hij naar Feyenoord gaat, want als hij goed voetbal wil zien, boekt hij wel een reis naar Barcelona, desnoods om daar naar het tweede elftal van de plaatselijke FC te kijken.
Daarom kun je het ook goed merken aan zijn humeur als Feyenoord onnodig punten verspeelt, zoals tegen Roda JC het geval is. Als hij bij die wedstrijd vijf minuten voor tijd vertrekt, staat op het scorebord dat beide ploegen één keer hebben gescoord en die stand zal ook niet meer veranderen.
In de lift die hem in Kerkrade weer naar de begane grond brengt, stapt toevallig voormalig Feyenoordverzorger Gerard Meijer in. Veel woorden wisselen ze niet, maar de troosteloze blikken die ze uitwisselen spreken boekdelen. Het doet de twee oer-Feyenoorders pijn om te zien hoe matig er gevoetbald wordt. ‘Ik zweer het je, Gerard,’ zegt Jan Boskamp uiteindelijk met een moedeloze zucht, vlak voordat de liftdeuren opengaan, ‘ik kan die gasten niet meer verdedigen op deze manier.’