Obsessief gedrag

De volgende ochtend ontbijt Jan Boskamp aan het zwembad van zijn hotel met ijs en koffie. Weliswaar past die maaltijd niet helemaal binnen het dieet dat hij voorgeschreven heeft gekregen, maar volgens hem kan het weinig kwaad.

‘Als ik eerst ijs neem en dan koffie, weet ik zeker dat het er binnen tien minuten allemaal weer uit komt,’ zegt hij met een grijns. Een snellere manier van afvallen kent hij niet.

Bulderend: ‘Ik schijt er zo vijf kilo uit.’

De avond ervoor is Boskamp op zijn kamer druk geweest met het herschikken van de inhoud van het koffertje waarmee hij naar Hawaï is gereisd. Hij kwam tot de conclusie dat hij wel een extra exemplaar zou mogen aanschaffen om de kilo’s boeken en dvd’s die hij had ingekocht op Pearl Harbor allemaal mee terug te kunnen nemen. Al snel bedacht hij daarom een andere oplossing. Alle JAKO-shirts en -broeken die hij had meegenomen uit België – de meeste niet vaker dan eenmaal gedragen – verdwenen in het prullenbakje naast het dressoir. Daarna pasten alle films en naslagwerken met een beetje goede wil precies in zijn koffer. Hij hield alleen nog een paar shirtjes achter voor de laatste dagen in Honolulu. ‘Ik vraag in België wel weer nieuwe,’ zou hij later uitleggen.

Meer zorgen heeft Jan Boskamp daarom deze ochtend om de blaar ter grootte van een rijpe druif die zich de afgelopen nacht onder zijn grote teen heeft gevormd. Als hij hem op zijn bedje langs het zwembad met een naald doorprikt, spuiten er een paar druppels bloed uit. ‘Ik heb gisteren geloof ik een marathon gelopen,’ verzucht hij. ‘Dat noemen ze dan vakantie.’ Gelukkig heeft hij nog twee dagen om bij te komen van de excursie naar Pearl Harbor voordat hij weer naar België vertrekt. Het duurt daarom niet lang voordat hij gewoon weer gestrekt ligt, een boek openslaat en de blonde serveerster van dienst wenkt.

Spijt heeft hij niet van zijn trip. ‘Ik had meer verwacht van Pearl Harbor, maar ik ben blij dat ik er geweest ben,’ zegt hij na een frisse duik in het zwembad. ‘Het draait voor mij allemaal om respect. Er zijn buiten West-Europa niet zo veel mensen die kunnen zeggen dat ze zeventig jaar geen oorlog hebben meegemaakt. Dat wij dat wel kunnen zeggen, hebben we te danken aan de mensen die in Normandië op de begraafplaatsen liggen, of in Pearl Harbor in dat schip. Daar zitten jongens bij die niet ouder geworden zijn dan negentien of twintig jaar. Ik heb het gevoel dat ik dankzij die mensen een fantastisch leven heb gehad. Ik heb respect voor alle mensen die aan sport doen, maar mijn helden liggen in Normandië.’

Zodra Jan Boskamp begint te vertellen over de Tweede Wereldoorlog, betrekt zijn gezicht. Dan ziet hij als vanzelf de beelden voor zich van de tienduizenden uren film die hij thuis in de kast heeft staan. Als hij een van die schijfjes in zijn dvd-speler stopt, duurt het meestal niet lang voordat hij zomaar naar de televisie begint te schreeuwen of de onbedwingbare behoefte voelt om een keisteen door het beeldscherm te gooien. ‘Natuurlijk denk ik dan soms na afloop: wat ben je nou aan het doen? Laatst had ik negen nieuwe dvd’s binnen, waarvan er sommige vijf uur duren. Dan zit ik gewoon als een waanzinnige de hele dag door te kijken. Ondertussen was er voetbal op televisie, maar dat interesseert me dan even helemaal niks.’

Het is obsessief gedrag, waarvan hij zichzelf ook wel eens afvraagt waar dat in hemelsnaam vandaan komt. Wat hij wel weet, is dat de fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog er al van kleins af aan in zit. Het eerste boek dat hij er op zevenjarige leeftijd over las, heette Van Hollandse jongens in de Duitse tijd. ‘Dat ging erom wat die gasten allemaal uitspookten om aan eten te komen. Dat was herkenbaar. Mijn ouders hebben aan de geeuwhonger gezeten tijdens de oorlog. Als ik dan een keer mijn boterham niet opat, gaf mijn moeder me een peer waardoor m’n kop drie keer in de rondte draaide. Dat was geen lekker gevoel moet ik zeggen. Nadat ik twee keer zo’n lap vlees in m’n nek had gehad, heb ik nooit meer mijn eten laten staan.’

Hij knijpt zijn ogen dicht tegen de zon en zegt: ‘Mijn ouders woonden eerst in een deel van Rotterdam dat is gebombardeerd, daarna zijn ze verhuisd naar de Woelwijkstraat. Mijn vader is tijdens de razzia van Rotterdam uit huis gehaald en te werk gesteld in Duitsland. Gelukkig slaagde die ouwe erin om weg te komen. Hij heeft daar alleen nooit iets over verteld tegen mij. Ik vind: als hij dat niet uit zichzelf doet, ga ik er ook niet naar vragen. Dan had ik misschien dingen losgemaakt die hij al heel ver had weggestopt. Het zat wel diep bij hem, denk ik. Hij was vrachtwagenchauffeur, bracht fruit naar het buitenland. Soms ging ik met mijn vader mee, naar Keulen bijvoorbeeld. Als er dan een mof voor hem reed, hoorde je hem alleen maar kankeren. Aan de andere kant weet ik nog goed dat we met Feyenoord een oefenwedstrijd speelden tegen Eintracht Frankfurt, terwijl de club interesse had in hun rechtsbuiten Jürgen Grabowski. Wij zagen dat alleen niet zitten, een Duitser bij Feyenoord. We hebben die gozer in het veld toen werkelijk overal geschopt waar we hem konden raken. Rinus, de Kromme, Laseroms, noem maar op, wij vonden het allemaal prachtig, maar die ouwe heeft mij na die wedstrijd de klere gescholden. Die vond het helemaal niet leuk. Ik weet alleen nog steeds niet waarom. Zo diep zijn we daar nooit op ingegaan. Dat kwam ook door het respect dat ik had voor mijn ouders.’

Hij is even stil en staart naar de kinderen die in het zwembad voor hem aan het spelen zijn. ‘Ik vraag me soms af wat ik zou doen als er oorlog zou uitbreken. Of ik dan in staat zou zijn om iemand neer te moeten schieten bijvoorbeeld. Als ik bedenk dat iemand aan mijn kleinkinderen komt, dan hoef ik daar niet lang over na te denken. Dan schiet ik direct. Maar als het om onbekende mensen gaat, weet ik niet hoe ik zou reageren. Dat weet je waarschijnlijk pas als je het zelf meemaakt. Het gekke is dat bijvoorbeeld mijn zoons die interesse van mij helemaal niet hebben. Die vinden alles maar normaal, ze leven als Alice in Wonderland. Een van mijn kleinzoons heeft daarentegen juist een beetje hetzelfde als ik. Die heeft het soms ook over “die teringmoffen”.’

Hij grijnst. ‘Dan moet ik uitleggen dat er ook goede tussen zitten.’