Rood-wit tikkertje
Een week eerder in De Kuip. Bij het laatste fluitsignaal van de bekerwedstrijd tussen Feyenoord en Ajax staat Jan Boskamp langs de rand van het veld stilletjes te genieten. Hij heeft bij deze wedstrijd een bijzondere rol. Hij is analist voor FOX Sports – een die spreekt over ‘we’ als hij Feyenoord bedoelt – maar staat er ook met zijn neus bovenop als Toine van Peperstraten voor de wedstrijd vooruitblikt met Frank de Boer en Giovanni van Bronckhorst. Boskamp geeft bij die gelegenheden zijn eigen microfoon af aan de trainers, maar zodra hem zelf een vraag te binnen schiet, trekt hij de microfoon uit de handen van de presentator om in te breken in het gesprek.
Hij heeft een aparte manier van interviewen.
Tegen Frank de Boer, terwijl hij een hand op zijn schouder legt: ‘Ik dacht dat je Johnny op zou stellen.’
Even later, tegen Giovanni van Bronckhorst: ‘Je gaat mijn dag niet naar de kloten helpen, hoor.’
Dat doet Van Bronckhorst niet. Jan Boskamp zit zich tijdens de eerste helft van de bekerklassieker weliswaar een ongeluk te zweten op de perstribune omdat hij ziet hoe Feyenoord wordt weggespeeld, maar na rust zijn de rollen omgedraaid. De beslissing valt in de slotseconden van de blessuretijd, als een vrije trap van Karim El Ahmadi via het standbeen van Veltman achter keeper Jasper Cillessen verdwijnt.
Niet veel later ziet Boskamp bij de ingang van de spelerstunnel de Ajacieden een voor een afdruipen naar de kleedkamer. Hij kijkt naar de teleurgestelde gezichten en amuseert zich te pletter.
De volgende dag op Varkenoord. De adrenaline van de avond ervoor lijkt nog nauwelijks uit het lichaam van Jan Boskamp verdwenen te zijn. In een zaaltje van het bestuursgebouw klinkt zijn bulderlach boven alles en iedereen uit. Hij zal er later op de avond op een barkruk geïnterviewd worden ten overstaan van de sponsoren van Sportclub Feyenoord, de amateurtak van zijn favoriete club. Ook Feyenoords jeugdtrainers Cor Adriaanse en Gaston Taument hebben dan een plekje in de zaal gevonden.
Uiteraard gaat het tijdens het gesprek veel over de bekerwedstrijd tegen Ajax van een dag eerder. ‘De conclusie van die wedstrijd is dat we kampioen gaan worden,’ zegt Boskamp. ‘Echt alles zit mee tot nu toe. Daarom denk ik dat dit ons jaar gaat worden.’
Hij wordt gesterkt in die gedachte door een verhaal dat hij een paar dagen eerder hoorde en dat ging over een opvallende vergelijking met het seizoen 1983-1984. Ook dat jaar slaagde het Nederlands elftal er niet in om zich te plaatsen voor het EK in Frankrijk en ook dat jaar speelde Feyenoord binnen twee weken twee keer thuis tegen Ajax. Aan het eind van het seizoen had Feyenoord de dubbel veroverd. ‘Dat gaat nu dus weer gebeuren,’ zegt Jan Boskamp en hij trekt er een serieus gezicht bij, alsof hij ook zichzelf daarmee gerust probeert te stellen.
Daarna vertelt hij over Tonny Vilhena, de middenvelder die een dag eerder verrassend een basisplaats kreeg en daarmee Marko Vejinović op de bank hield. Boskamp zag het tevreden aan en zal ongetwijfeld hebben teruggedacht aan zijn eigen situatie in de tijd dat hij voor Feyenoord speelde. Ook hijzelf was een hardwerkende maar weinig verfijnde middenvelder die moest opboksen tegen de ervarener jongens op zijn positie en daardoor vaker dan hem lief was op de bank moest zitten.
Er zijn meer overeenkomsten tussen Tonny Vilhena en Jan Boskamp. Die liggen niet alleen in hun achtergrond besloten, want beiden groeiden op in een gezin waar elk dubbeltje moest worden omgedraaid, maar ook in hun manier van spelen, want ook Boskamp peinsde er in het veld nooit over om zijn been terug te trekken. Hij kreeg bovendien in de zomer alleen nog maar meer respect voor Vilhena, toen die ondanks interesse van verschillende buitenlandse clubs ervoor koos om bij Feyenoord te blijven, zodat hij in de buurt van zijn ernstig zieke moeder kon zijn. ‘Als je zo’n keuze maakt, moet je een goed mens zijn,’ zegt Boskamp daarom nu. ‘Dat mannetje is mijn favoriet. De blijdschap die ik bij hem zag na afloop van de wedstrijd tegen Ajax, was echt. Dat komt doordat dat ventje een rood-wit tikkertje heeft. Die gasten van Varkenoord steken er wat mij betreft bovenuit in dit Feyenoord. Kongolo, Beekie, noem ze maar op. Daar zijn onder meer die twee pipo’s voor verantwoordelijk’, en hij wijst op Adriaanse en Taument, de twee jeugdtrainers die zo onafscheidelijk zijn van elkaar dat ze in de wandelgangen van Varkenoord door het leven gaan als Sjors en Sjimmie.
Tegelijkertijd gaat in het zaaltje op het sportcomplex het vizier ook alweer op de tweede ontmoeting met Ajax, die over ruim een week op de agenda staat, dan voor de competitie. ‘We moeten er dan gewoon vanaf het begin op kletsen, zoals we gisteren alleen in de tweede helft hebben gedaan,’ zegt Jan Boskamp en ter illustratie slaat hij zijn rechtervuist in zijn linkerhand. ‘Laat ze maar komen.’
Tijdens de nazit, als de meeste sponsoren al naar huis zijn, schuift Taument aan bij Boskamp en legt zijn hand op diens knie. ‘Meen je dat echt, wat je net zei?’ vraagt de voormalige rechtsbuiten dan. ‘Dat we kampioen worden?’
Boskamp knikt en grijnst.
Taument is er nog niet gerust op. ‘Nee, maar méén je het,’ vraagt hij daarom nog eens, dit keer met de ernst van iemand die bij de dokter informeert naar de uitslag van een medisch onderzoek.
Jan Boskamp richt dan zijn blik tot de jeugdtrainer die net zo’n diepgeworteld Feyenoord-gevoel heeft als hijzelf en zegt: ‘Ik meen het, Gassie. We worden kampioen.’
Drie dagen later verliest Feyenoord met 1-0 van ADO Den Haag.