‘Je kan niet zeggen dat het lekker gaat’
Dankzij puntenverlies van de concurrentie zet Feyenoord een week voor de bekerfinale met een 1-1-gelijkspel in de thuiswedstrijd tegen FC Groningen een grote stap op weg naar een definitieve derde plaats, die recht geeft op een ticket voor de voorronde van de Europa League. Daarmee voldoet Feyenoord aan de doelstelling die voorafgaand aan het seizoen is gesteld om zich te plaatsen voor Europees voetbal, terwijl door het winnen van de KNVB-beker zelfs directe plaatsing voor de groepsfase van de Europa League nog tot de mogelijkheden behoort. Toch kan in de laatste weken van het seizoen zelfs een reeks van acht overwinningen op rij het humeur van de supporter Jan Boskamp niet opklaren. Tijdens de thuiswedstrijd tegen FC Groningen kun je hem op de perstribune van De Kuip naast Maup Martens vooral zien schudden met zijn hoofd. Als hij ziet dat de elf Feyenoorders op het veld er maar niet in willen slagen om het tempo zo ver op te voeren dat de bezoekers ervan in de war raken, zegt hij: ‘We hadden beter de F1 kunnen opstellen.’
Zes weken eerder in de brasserie van De Kuip. Achter een groot bord sla beginnen de ogen van Jan Boskamp te glinsteren als hij vertelt over de jongste lichtingen op Varkenoord. ‘Ik zweer het je,’ zegt hij, ‘in de onderbouw heeft geen club in Nederland zulke voetballertjes lopen als wij. Dan heb ik het over gastjes van acht, negen jaar. Als je daarmee verder kan gaan, is dat fantastisch. Op dat gebied zijn wij verder dan in Engeland. Daar zijn sommige clubs pas vijf of zes jaar geleden begonnen met die leeftijdscategorieën. Maar als je bij die clubs vervolgens gaat kijken naar de zestien- of zeventienjarigen, dan speelt daar bijna geen Engelsman in. Het aantal buitenlanders in die elftallen is gigantisch.’
Hoe dat kan, heeft Feyenoord de afgelopen jaren zelf ervaren. Onder meer Rodney Kongolo, Nathan Aké, Kyle Ebecilio en Jeffrey Bruma werden door grote Engelse clubs weggeplukt uit de opleiding. Aan dat rijtje kan na het seizoen aanvaller Tahith Chong worden toegevoegd. Een van de grootste talenten uit Feyenoord B1 vertrekt dan naar Manchester United.
Jan Boskamp wist dat al weken voordat het in de kranten stond. Hij mag dan nooit in bestuurskamers of businessruimtes te vinden zijn, maar ondertussen hoort en ziet hij alles wat er in de wereld van het voetbal gebeurt, en bij Feyenoord in het bijzonder. Zijn netwerk strekt van sponsoren tot medewerkers en van zaakwaarnemers tot journalisten, waardoor het zelden gebeurt dat hij groot voetbalnieuws uit de krant moet vernemen.
Nu blaast hij zijn wangen vol lucht en schudt zijn hoofd bij de gedachte dat opnieuw een groot talent Feyenoord gaat verlaten. ‘Als je iets extra’s kan doen richting zo’n ventje waardoor hij bij Feyenoord blijft, dan doe je als club een stap voorwaarts. Dan moet je misschien een keer een risico pakken.’
Het is een kwestie van keuzes, die in zijn ogen het afgelopen jaar niet altijd op de juiste manier zijn genomen. Het bewijs daarvoor wordt wat hem betreft vrijwel wekelijks geleverd op het veld, waar Feyenoord voetballend gezien al het hele seizoen lang maar weinig tegenstanders de baas is. Jan Boskamp kan het nauwelijks aanzien als de club die in 1970 de beste van de wereld was, in eigen huis wordt weggetikt door een degradatiekandidaat. ‘Zeker in De Kuip moet een ploeg als Feyenoord op de helft van de tegenstander spelen, al is het maar voor de supporters. Ik zie nu in het voetbal bepaalde dingen waarvan ik zeg: dat mag niet. De ploeg is vaak veel te lang en op het middenveld lopen spelers uit hun positie. Dat hou je een halfuur vol, maar geen negentig minuten, dan ben je helemaal aan het gas.’
Ook de rol van Dirk Kuyt houdt hem bezig. De aanvoerder heeft al meer dan vijftien doelpunten gemaakt, maar heeft Jan Boskamp nog niet voor zich gewonnen. ‘Ik zou liever zien dat hij de mensen in het veld aanstuurt. Dat gebeurt nu te weinig. Als ik een speler van 35 jaar zou halen, mag die van mij slecht spelen, als hij maar zorgt dat de ploeg goed speelt. Bij Feyenoord gebeurt nu juist het omgekeerde. Het zegt veel over ons voetbal dat een speler van zijn leeftijd erbovenuit kan steken. In mijn filosofie klopt dat niet.’
Hij is ongemerkt de laatste minuten steeds sneller en harder te praten. Jan Boskamp mag zich dan vaak voordoen als een van de vijftigduizend supporters die zich zonder morren schikt in zijn rol langs de zijlijn, maar wanneer het wezenlijk over de toekomst van zijn club gaat, is hij plotseling een en al ernst. Dan wekt hij bij vlagen de indruk dat zijn vingers aan het jeuken zijn en hij de contouren van een groter plan voor Feyenoord al heeft uitgetekend. Toch schudt hij nu zijn hoofd en zegt: ‘Ik heb er geen zin meer in’, maar veel overtuiging klinkt er niet door in zijn stem.
Even later blijkt hij al van gedachten veranderd. ‘Twee, drie keer per week naar De Kuip komen zou ik wel kunnen opbrengen. Anders zou ik weer in Rotterdam moeten gaan wonen en daar heb ik geen zin in, want mijn kinderen en kleinkinderen wonen allemaal in België. Daar ga ik nooit meer weg. Het probleem is ook: ik weet hoe ik ben, ik ga geen komedie maken. Ik pleur alles eruit. Als iemand dwars zou liggen, zou ik zeggen: “Oprotten hier.” Papierwerk interesseert me ook geen klote. Als een spelertje iets zegt wat je niet bevalt, dan onthou je dat toch? Dat hoef je dan toch niet op papier te zetten? Zo’n ventje krijgt dan een tweede kans, maar misdraagt hij daarna nog eens, dan moet hij oprotten.’
Het runnen van een club moet je in zijn ogen niet nodeloos ingewikkeld maken. ‘Als je de club gaat veranderen, moet je niet hier in De Kuip beginnen, maar op Varkenoord. Dat is de voedingsbodem van Feyenoord. Daar moeten je spelers vandaan komen en daar moet je dus in blijven investeren. Feyenoord heeft zo’n enorme uitstraling. Als ik aan spelertjes in België vraag of ze naar Feyenoord willen, dan zeggen ze: “Direct.” We doen er alleen niets mee.’ Zo begrijpt hij ook niet dat de talenten Jari Schuurman en Calvin Verdonk, die sinds het begin van het seizoen vanuit de eigen opleiding zijn aangesloten bij de eerste selectie, het hele jaar nog geen kans gehad hebben. ‘Schuurman had ik al lang een paar keer geprobeerd in het eerste elftal, vooral omdat hij scorend vermogen heeft. Als je dat niet wilt zien, dan houdt het op. Wat interesseert mij dan Kuyt of Vilhena? Die zouden bij mij echt in dienst van Schuurman moeten gaan spelen. Hetzelfde geldt voor Verdonk, die kan je zo linksback zetten. Dat is een klerelijer om tegen te spelen, niet normaal. Dan zeggen ze: “Hij is te klein.” Maar weet je wie ook te klein was? Fabio Cannavaro. Die sprong alleen wel anderhalve meter hoog, net als Donkie.’
Even later: ‘Als je écht kiest voor de jeugd, dan is dat een meerjarenplan. Daar moet je dan met z’n allen achter gaan staan. Dat is heel wat anders dan wanneer je tijdens het seizoen besluit om acht spelers te kopen. Als je dat doet en je mag nog niet zeggen dat je voor de titel speelt, dan ben je geen topploeg.’
Het is een constatering die Jan Boskamp er deze middag niet bepaald vrolijker op maakt. Hij laat zich nu achteroverzakken in zijn stoel en kijkt naar de zwart-witfoto die precies naast zijn tafel op de muur van het restaurant is geprint. Daarop is het elftal is te zien dat in 2002 de UEFA-cup won. Even verderop hangt een foto uit 1970 waarop uitgelaten Feyenoorders de Europacup boven hun hoofden tillen. Jan Boskamp knikt ernaar. ‘We hebben hier de beste ploeg van de wereld gehad. Dan kan je niet zeggen dat het dit seizoen lekker gaat. Feyenoord is mijn club, maar elke keer loop je met je kop tegen een muur aan.’
Hij perst er een glimlach uit en zegt: ‘En toch kom je elke keer weer terug. Zelfs al spelen we vierde klasse onderbond.’