‘Binnenin zit een heel klein hartje’

Al voor vertrek naar Dubai was er een periode waarin Jan Boskamp zijn vriend Piet Demol vaker zag dan zijn eigen vrouw. De twee staken ongeveer alle tijd die ze samen hadden in het voetbal. ‘De beginperiode met Jan was voor mij een openbaring,’ zegt Demol. ‘Hij was in België een bekende figuur als winnaar van de Gouden Schoen en speler van het Nederlands elftal. Dat wij vrienden werden, was heel speciaal voor mij.’

De twee leerden elkaar al halverwege de jaren tachtig kennen, toen Demol trainer was van het hoogste jeugdelftal van Racing Jet Wavre. In die ploeg speelden verschillende talenten die eerder met Jan Boskamp hadden gewerkt en bekend waren komen te staan als de Boskamp Boys. Om de vorderingen van die spelers te peilen kwam Boskamp geregeld langs bij de trainingen in Waver, een stadje net onder Brussel. Na een week of twee wachtte hij daar de trainer van dienst op aan de rand van het veld en zei: ‘Koffie?’ Dat was het begin van een vriendschap die tot de dag van vandaag standhoudt.

Die vriendschap groeide vooral dankzij een gedeelde fascinatie voor jeugdvoetbal en een heldere visie op het ontwikkelen van talent. Zo kwam het dat Piet Demol een paar jaar later werd gevraagd om assistent te worden van Jan Boskamp bij de vierdeklasser Verbroedering Denderhoutem. Daar trainden ze samen niet alleen alle elftallen van de pupillen tot en met het eerste, maar waren ze in de tussenliggende uren ook druk met het schilderen van de kleedkamer of het wieden van het onkruid.

Eerder had Jan Boskamp zijn vriend al gevraagd te helpen bij de voetbalkampen die hij organiseerde in België. Die waren zo succesvol dat er wachtlijsten waren voor kinderen die wilden deelnemen. Zelfs toen Boskamp trainer werd van Anderlecht bleef hij veel tijd en energie in die voetbalkampen steken. Soms mochten zijn spelers de middagtraining laten schieten, op voorwaarde dat ze dan anderhalf uur lang handtekeningen gingen uitdelen aan de kinderen die op kamp waren in Wemmel.

‘Jan opende heel veel deuren in het voetbal, terwijl ik veel werk deed als die deuren eenmaal open waren,’ zegt Piet Demol. ‘De organisatie van de kampen lag bijvoorbeeld voor een groot deel bij mij, maar Jan regelde sponsoring en kleding voor de trainers. Vaak stapte hij tijdens zo’n kamp op de eerste training rond en keek welke kinderen er geen voetbalschoenen hadden of wie er in een oud of verkleurd trainingspak rondliep. Dan schreef hij de maten op en zorgde er dankzij verschillende sponsors voor dat zij aan het eind van de dag allemaal nieuwe spullen kregen. In die periode kon hij op de training ook alles nog perfect voordoen. Op een dominante, maar ook humoristische manier kon hij iedereen meetrekken, waarbij hij altijd veel oog had voor degenen met minder talent. Je hoefde bij Jan alleen niet aan te komen met alle administratie wanneer we naar het buitenland gingen, de paspoorten en de visa. Dat was aan hem niet besteed.

Tijdens die kampen overnachtten veel kinderen op internaat. Dan lagen alle kamers helemaal vol, dus sliepen Jan en ik op een matras in de gang. ’s Avonds, wanneer iedereen in bed lag, ging Jan een doos ijslolly’s halen. Die ging hij allemaal op zitten eten, maar soms viel hij halverwege in slaap. Dan vond ik hem ’s morgens terug in een plas gesmolten ijs.

Op een gegeven moment kwam vanuit de ouders de vraag of we niet naar het buitenland konden. Toen zijn we een keer met de kerst voor het eerst naar Spanje gegaan. Later hebben we in de vakanties kampen georganiseerd in Rio de Janeiro, Los Angeles en Singapore.’ Het waren trips die even indrukwekkend als hectisch waren. Meestal was de terugvlucht, als zeker was dat iedereen heelhuids weer in het vliegtuig zat, het mooiste moment van de reis.

Tegen die tijd had de stress vaak al een paar keer toegeslagen. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen ze met een paar honderd man in Las Vegas waren neergestreken en Jan Boskamp met een bus vol kinderen op excursie ging naar Bryce Canyon. ‘De reisleider had dat alleen helemaal niet goed geregeld,’ zegt Piet Demol. ‘De bus was oud en kreeg onderweg panne, terwijl die reisleider in geen velden of wegen te bekennen was. Bij Jan kwam daardoor de stoom uit zijn oren toen ze uiteindelijk terugkeerden bij het hotel. Toen hij uit de bus stapte, riep hij direct: “Waar is die gozer?” Ik dacht echt dat Jan hem wilde vermoorden. Hij is die reisleider toen uit zijn kamer gaan halen en heeft hem met twee vingers in zijn ogen geprikt. We hebben die man daarna de hele vakantie niet meer gezien.’

Piet Demol leerde hem tijdens de voetbalkampen vaker van een opvliegende kant kennen, die Boskamp tegenwoordig goed verborgen weet te houden. ‘Als we naar Spanje gingen, keek ik voor vertrek altijd alvast naar een hotel in de buurt van het hotel waar we geboekt hadden, omdat ik wist dat de kans bestond dat Jan ruzie ging krijgen met de mensen van de receptie of van het restaurant. Als die mensen bij mij kwamen klagen, ging Jan daarna gewillig in dat andere hotel slapen.’

Toch, terugdenkend aan de vele jaren dat hij met Jan Boskamp samenwerkte, herinnert Piet Demol vooral de mooie momenten. ‘Jan is een fantastisch mens, aan wie ik veel heb te danken. Toen hij bij AA Gent ontslagen zou worden doordat hij ruzie had met de leiding, heeft hij tegen de directeur gezegd: “Als je Piet ontslaat, dan ga ik gewoon door.” Uiteindelijk mocht ik blijven en heb ik nog drie jaar bij die club gewerkt. Zo is Jan. Het zegt veel dat hij bij elke club waar we hebben gewerkt een bijzondere band had met de laagste in de rang, zoals de poetsvrouw, de materiaalman of de terreinverzorger. Voor die mensen deed hij veel meer dan dat hij wilde dat gezien werd. Hij stopte ze af en toe wat toe of gaf ze een cadeau. Jan is heel ruw van buiten, maar binnenin zit een heel klein hartje.’

Piet Demol hoeft nu ook maar even in zijn geheugen te graven om zichzelf aan het lachen te maken met een van die vele wonderlijke herinneringen die hij heeft aan zijn jaren met Jan Boskamp. Neem nu die keer dat hij zijn vriend zover kreeg om de eerste en enige slok whisky uit zijn leven te nemen. ‘Dat was in onze tijd bij Denderhoutem, toen Jan eens verschrikkelijke kiespijn had. Ik heb toen tegen hem gezegd dat hij een teug whisky moest nemen, die tegen zijn kies moest drukken en dat hij daarna alles weer mocht uitspugen. Na veel aandringen deed hij dat uiteindelijk, omdat-ie verging van de pijn.’ Terugdenkend aan het gezicht dat Jan Boskamp toen trok met een slok sterkedrank tussen zijn wangen, schiet Piet Demol vele jaren later alsnog in de lach. ‘Hij had er direct alweer spijt van. Toen heeft Jan driehonderd meter achter mij aan gezeten omdat hij me wilde vermoorden.’