‘Jij kan die Kazim wel aan, toch?’
Zondagmiddag in De Kuip, waar Feyenoord de tweede seizoenshelft begint met een topper. PSV komt op bezoek en moet verslagen worden om aansluiting te houden bij de bovenste plaatsen.
De tweede helft van de wedstrijd staat op het punt van beginnen als Jan Boskamp in de perskamer van De Kuip wordt aangestoten door Mikos Gouka, verslaggever van het AD. Die zegt: ‘Jan, kan jij na de wedstrijd een beetje in mijn buurt blijven? Ik zoek een stevige kerel met wie ik straks het stadion uit kan lopen. Jij kan die Kazim wel aan, toch?’
De blik onder zijn grijzende krullen verraadt dat het om een grap gaat, al is niet uitgesloten dat Gouka zich daadwerkelijk enige zorgen maakt. De afgelopen dagen is de journalist ongewild hoofdrolspeler geworden in een rel rond Colin Kazim-Richards. De aanvaller met de bouw van een bodybuilder en het voorkomen van een gangstarapper was niet blij met een artikel dat de verslaggever in de winterstop over hem had geschreven, en stapte daarom voorafgaand aan een persconferentie in De Kuip met een dreigende blik op hem af. Hij kondigde in zijn stoerste ghetto English aan dat Gouka ‘neer zou gaan’ en dat hij hem met een paar vrienden zou opwachten, alsof ze zich niet in een perskamer maar op een schoolplein bevonden. Toen Joep Schreuder later die middag namens de NOS op het parkeerterrein van De Kuip de Turkse international om een reactie wilde vragen, riep die de cameraploeg toe dat ze eens wat respect moesten tonen. Daarna stapte hij samen met zijn vader in een dure sportwagen en scheurde met piepende banden naar de uitgang.
Feyenoord besloot nog dezelfde dag om Colin Kazim-Richards voor twee weken te schorsen, terwijl de club bovendien op zoek ging naar een manier om definitief verlost te raken van de spits die vaker in opspraak kwam dan dat hij scoorde.
Die eigenschap was een belangrijk reden dat Kazim-Richards nooit de harten van de Feyenoordsupporters volledig voor zich wist te winnen. Jan Boskamp was in dat opzicht geen uitzondering. Hij begon in De Kuip meestal al naar zijn voorhoofd te grijpen als de bal alleen al in de buurt van de aanvaller kwam. En wanneer Kazim-Richards een kans miste, klonk vanaf de perstribune soms zo’n harde klap op een van de desks dat hele rijen met supporters geschrokken achteromkeken.
‘Die gozer heeft bij elke club waar hij heeft gespeeld dit gezeik gehad,’ zegt Boskamp wanneer hij verneemt dat Kazim-Richards waarschijnlijk zijn laatste wedstrijd voor Feyenoord heeft gespeeld. ‘Het ergste is nog: hij is helemaal geen spits. Hij heeft geen idee hoe hij moet lopen in het veld. We hebben ons onsterfelijk belachelijk gemaakt dankzij hem. Echt, ik zou gek worden als ik hem in mijn ploeg had.’
De trainer Jan Boskamp wist meestal wel raad met jongens als Kazim-Richards. Hij kon daarbij altijd terugvallen op zijn eigen ervaringen als voetballer, want zelf was hij ook nooit de makkelijkste speler voor zijn trainers. De voetballer Jan Boskamp verzaakte weliswaar nooit in het veld en je hoefde niet bang te zijn dat hij op een onbewaakt moment zomaar zou dreigen om een journalist tegen de vlakte te slaan, maar wanneer een trainer zijn vak niet verstond, kende de middenvelder weinig genade.
Na afloop van de gewonnen UEFA-cupfinale met Feyenoord in 1974 ging Jan Boskamp in het blad Kick bijvoorbeeld dieper in op de kwaliteiten van Wiel Coerver. ‘Die man is gek,’ zei hij toen over de coach die Feyenoord juist aan de tweede Europese hoofdprijs uit de clubgeschiedenis had geholpen. ‘Toen ik Peter Ressel de pass had gegeven waaruit hij het tweede doelpunt kon scoren, wilde ik zo naar de kant lopen en roepen: kan ik voetballen of niet? Ik heb het toch maar niet gedaan, want je hebt er niets aan. Maar over het algemeen zeg ik alles tegen die man. Het kan mij allemaal niets meer schelen. Ik ga toch weg bij Feyenoord.’
Jan Boskamp wist toen nog niet dat zijn relatie met zijn eerste trainer bij RWDM, Felix Week, niet veel beter zou zijn. De kiem voor een mislukte samenwerking werd al op de eerste gezamenlijke werkdag gelegd. Toen de twee op de training aan elkaar werden voorgesteld, zei Week: ‘Ik weet dat je van Feyenoord komt en dat je Boskamp heet, verder weet ik niets van je.’ Boskamp voelde op dat moment weinig behoefte om te redden wat er te redden viel, en zei: ‘Dan ben je een slechte trainer.’
Tussen de twee kwam het nooit meer goed. Helemaal niet nadat Boskamp halverwege zijn tweede seizoen in een interview met Het Vrije Volk een boekje opendeed over de werkwijze van Week. ‘Op de training wordt er gelummeld. We hebben de conditie van een wijkagent. Benny Nielsen heeft al een keer kramp gehad en zijn spier gescheurd. Dat komt ervan. Week kan er geen variatie meer in brengen. Hij lummelt mee. Er zit geen nieuwe oefening meer bij. Hij schrijft van tevoren op kleine briefjes wat hij gaat doen, en stopt ze in zijn zak. Op de training haalt hij ze er dan stuk voor stuk uit, en gaat ze zo stiekem naast ons staan lezen. Dat is onze trainer.’
Tussen de regels van het gesprek door kun je bijna de sardonische grijns op het gezicht van Jan Boskamp zien staan. ‘De trainer heeft een verschrikkelijke hekel aan me, maar het is wederzijds. Het is in België niet gewoon om te zeggen waar het op staat. Iedereen is vriendelijk. Waar een Belg een hand geopend ziet, stopt hij de zijne erin. Dat is het enige wat ik tegen over Week nog doe. Ik groet hem, maar ik praat niet met hem. Ik moet – wanneer hij wat vertelt – voorover gaan zitten om niet in lachen uit te barsten. Dat is niet van vandaag of gisteren. Vorig jaar heb ik me ook al geërgerd. Maar toen waren er prestaties. Nu niet.’
Felix Week is niet de laatste trainer met wie Jan Boskamp het aan de stok krijgt. Twee jaar nadat Week is vertrokken bij RWDM, verbruit hij het bij bondscoach Jan Zwartkruis. Die laat een paar maanden na het WK in Argentinië weten dat de middenvelder voorlopig niet meer hoeft te rekenen op een uitverkiezing voor Oranje. Tijdens een persbijeenkomst in november 1978 in het sportcentrum van de KNVB in Zeist, waar het Nederlands elftal zich dan voorbereidt op een wedstrijd tegen Oost-Duitsland, zegt de bondscoach: ‘Boskamp heeft zich in Argentinië tegenover mij niet correct gedragen. Zijn gedrag getuigde van weinig respect voor mijn persoon.’
Zwartkruis doelt daarmee op een ogenschijnlijk onschuldig incident in aanloop naar de wedstrijd tegen Oostenrijk in de tweede groepsfase van het WK. Ernst Happel was officieel de bondscoach tijdens dat toernooi, maar moest op last van de KNVB na de poulefase steeds meer verantwoordelijkheden afstaan aan zijn assistent, zo liet Zwartkruis in 2008 in zijn biografie optekenen. Zo kon het gebeuren dat Happel een basisplaats had beloofd aan Boskamp voor het duel met Oostenrijk, maar dat Zwartkruis anders besloot. Toen de laatste na de teambespreking met een iets te vrolijk gezicht riep: ‘We gaan die Oostenrijkers opvreten!’, antwoordde Boskamp: ‘Dan moet ik dat zeker vanaf de bank doen.’ De coach kon zoveel brutaliteit niet waarderen en noemde de middenvelder een lafaard. Daarop stelde Boskamp voor om hem dan maar direct op het vliegtuig terug naar huis te zetten.
Geheel tegen zijn eigen gewoonte in hield hij zich tijdens de rest van het toernooi tegen de pers op de vlakte over de woordenwisseling die hij had gehad met Zwartkruis. Al een jaar eerder had hij met zichzelf de afspraak gemaakt om niks meer in het openbaar over zijn trainers te zeggen. ‘Het is toch nooit goed,’ stelde hij vast toen hem werd gevraagd naar zijn mening over Piet de Visser, de opvolger van Felix Week bij RWDM. ‘Als ik beweer dat De Visser het goed doet, dan zeggen ze: “Zeker omdat het een Hollander is.” En als ik niet zo over hem te spreken ben, dan ben ik een ouwehoer die altijd wat te zeiken heeft.’