‘Ik voel m’n lul helemaal niet meer’

Woensdagochtend in Oudenaarde, een landerig dorp dertig kilometer ten zuiden van Gent waar op zonnige dagen mannen met verweerde gezichten zwijgend voor hun huizen staan om te inspecteren wat er gaande is op straat. Later vandaag zullen ze een bonte en luidruchtige sliert van Nederlandse en Belgische wielrenners aan hun deur voorbij zien trekken, met helemaal achteraan een man met hoog opgetrokken witte sportsokken die stuurs zijn eigen tempo trapt en die ze wellicht zullen herkennen van de televisie.

Voordat het zover is, moet Jan Boskamp zich vroeg op de dag eerst nog in een wielertenue zien te wurmen in de kleedkamer van de plaatselijke sporthal. Als hij even later met een triomfantelijke blik op zijn gezicht daar de kantine binnen stapt, schiet Rinus Steenbergen in de lach. ‘Nou, Jan,’ zegt hij dan terwijl hij het wielershirt inspecteert dat maar net om de buik van zijn goede vriend past, ‘dat kleedt lekker af.’

Rinus Steenbergen is vandaag speciaal afgereisd naar Oost-Vlaanderen om Jan Boskamp aan te moedigen bij diens grootste sportieve beproeving sinds hij stopte met voetballen. Om geld op te halen voor Move to Improve zou aanvankelijk 127 kilometer gefietst worden, maar de organisatie heeft wijselijk besloten om het traject fors in te korten. Dat betekent nog altijd dat er ruim 90 kilometer geploegd zal moeten worden over een glooiende route vol gladde kasseistroken en verraderlijke klimmetjes. Daarom zal Steenbergen vandaag vanuit een volgauto vooral goed in de gaten houden of zijn vriend zich niet drie keer over de kop zal fietsen. Hij hoopt zo te voorkomen dat de dag minder feestelijk zal eindigen dan dat die begonnen is.

Rinus Steenbergen is niet de enige die zich oprechte zorgen maakt over de onderneming van Jan Boskamp. Ook Johan Derksen en René van der Gijp hebben een paar dagen eerder al waarschuwende woorden gesproken nadat in de uitzending van Voetbal Inside beelden werden getoond van een van de laatste wielertrainingen van hun vaste tafelgast. ‘Jan heeft niet door dat dit gevaarlijk is,’ zei Van der Gijp. Derksen: ‘Hij bagatelliseert het. Jan heeft overgewicht, Jan heeft een hoge bloeddruk, Jan heeft suiker – dan moet je niet dit soort rare dingen gaan doen.’ Van der Gijp knikte en klonk opeens een stuk minder bezorgd toen hij daaraan toevoegde: ‘Z’n ogen worden minder, het plassen gaat niet meer zo goed, met klaarkomen komt er niet zo veel meer uit, dus Jan zit aardig in de hoek waar de klappen vallen.’

De hoofdpersoon heeft zich weinig van al die waarschuwingen aangetrokken. Niets lijkt hem vandaag ervan te kunnen weerhouden om de weddenschap in te lossen die hij al maanden geleden heeft afgesloten. Al is het maar vanwege Georges, het stralende meisje dat het gezicht is geworden van Move to Improve en dat nu leunend op haar looprek vanaf de parkeerplaats van de sporthal het startschot voor de koers levert. ‘Honderd procent dat ik het ga redden vandaag,’ zegt Jan Boskamp vlak voordat hij op zijn fiets klimt tegen de verslaggever van Voetbal Inside die is uitgerukt om een item te komen opnemen. ‘Al moet ik er twee dagen over doen.’

Dat zijn voorbereiding niet helemaal vlekkeloos is verlopen, ontdekt hij als binnen een paar kilometer na de start de eerste heuvel zich aandient. Dan begint Jan Boskamp steeds zwaarder te trappen, totdat hij halverwege de klim voor het eerst zijn voet aan de grond moet zetten. ‘Geertje!’ roept hij dan staand naast zijn fiets naar oud-wielrenner Geert van Bondt, de voormalig winnaar van Gent-Wevelgem die de volgwagen bestuurt. ‘Hoe moet ik schakelen?’

Het laatste stuk van de klim waggelt Jan Boskamp met de fiets aan zijn hand omhoog. Op de top laat hij zich hijgend neerploffen op een stenen muurtje. Daar wordt hij door een vloekende Rinus Steenbergen voor het eerst in het busje gedirigeerd dat de hele dag achter de wielrenners aan koerst. Even later stroomt op de achterbank het zweet van het gezicht van een hevig puffende Boskamp. Op de teller in de volgauto staat het aantal gereden kilometers op drie.

Je zou het op basis van die weinig hoopgevende start van de koers niet vermoeden, maar wielrennen is na voetbal de favoriete sport van Jan Boskamp. Zijn leven lang al heeft hij bewondering voor mannen die wél op tijd weten te schakelen wanneer ze op de fiets een helling beklimmen en die van afzien hun beroep hebben gemaakt. In de tijd dat hij zelf nog voetbalde, keek hij bijvoorbeeld huizenhoog op tegen Eddy Merckx, de man die in totaal vijf keer de Tour de France wist te winnen. Voetbal International bracht de twee in 1976 eens samen tijdens de Zesdaagse van Rotterdam, waar bleek dat het onderlinge respect tussen Boskamp en Merckx groot was. ‘Ik waardeer vooral de wilskracht van Jan,’ vertelde Merckx. ‘De meeste voetballers spelen tien minuten voluit, stoppen zich vervolgens twintig minuten weg om dan weer tien minuten voluit te gaan. Jan is er altijd met alles wat hij heeft.’ En: ‘Boskamp is een type dat volgens mij desnoods zeven uur per dag zou trainen, maar hij is een absolute uitzondering in het voetbal.’

Verslaggever Bert Nederlof, in die tijd ongeveer kind aan huis bij Boskamp, vroeg Merckx ook wat afzien voor hem betekende en om te omschrijven wat er dan precies met je lichaam gebeurde. ‘Van je hoofd tot je voeten begin je pijn te voelen,’ vertelde de Belg toen uit eigen ervaring. ‘In de bergen is die pijn nog veel dieper, het is steeds weer hetzelfde gevoel dat terugkomt, het kan ook bij een achtervolging gebeuren. Het is steeds weer een verschrikkelijk gevecht met jezelf. Als je met een groot verzet in de bergen moet lossen, dan klopt je ademhaling niet meer, je bloedsomloop is niet meer in orde. Daar overheen komen, dat is die strijd, hè.’

Veertig jaar later, als zijn fiets aan de voet van de Wolvenberg voor het eerst weer van de volgauto is getild en hij zich opnieuw een weg omhoog ploetert, begrijpt Jan Boskamp opeens wat Eddy Merckx bedoelt. Zelfs op het kleinste verzet lukt het hem nauwelijks om de wielen draaiende te houden. Gelukkig komt juist op dat moment de auto naast hem rijden met daarin de verslaggever van Voetbal Inside. Boskamp grijpt zich dan gewillig aan het portier vast om zich omhoog te laten sleuren. Dat lijkt in eerste instantie een goed idee, maar als de motor van het wagentje binnen honderd meter afslaat en de wielen plotseling stil komen te staan, heeft hij zijn fiets opeens niet meer onder controle en slaat hij plat tegen het asfalt.

In het busje dat honderd meter achter hem rijdt, schrikt Rinus Steenbergen zich een ongeluk als hij zijn vriend met een elleboog vol bloed op de weg ziet liggen. Dit keer kost het hem beduidend minder moeite om Jan Boskamp weer in de bus te laten plaatsnemen. Als de twee Rotterdammers even later gebroederlijk op de achterbank zitten, schudt Steenbergen zijn hoofd. ‘Je kapt ermee hoor,’ zegt hij dan met een rood aangelopen gezicht. ‘Straks pleur je nog dood neer. En waarom? Of je die rit nu uit fietst of niet, die Derksen en Van der Gijp lachen je toch wel uit, want dat is hun werk.’

Boskamp, uitblazend: ‘En toch stap ik zo gewoon weer op de fiets, ik heb niet voor niks getraind.’

Steenbergen kijkt kwaad opzij. ‘Als een Crooswijker zegt dat-ie heeft getraind, dan weet ik genoeg. Je bent getraind om op de bank te liggen, meer niet. Maar ik kan je toch niet tegenhouden, want je bent zo eigenwijs als de klere.’

Boskamp, nu grijnzend: ‘Dat komt doordat ik met jou ben opgegroeid.’

Halverwege de middag keert Jan Boskamp op de fiets terug bij de sporthal waar vroeg in de ochtend de tour van start is gegaan. Omdat het laatste deel van de route is afgesneden, staat de teller dan op een kilometer of zestig, waarvan hij een deel per bus heeft afgelegd. Voldaan laat Boskamp zich buiten op het terras op een stoel zakken, tilt zijn wielerhelm van zijn hoofd en wrijft met een bezorgde blik over zijn broek. ‘Och jongens,’ zegt hij dan. ‘Ik voel m’n lul helemaal niet meer.’

Pas ’s avonds, als er in een restaurant wordt gegeten met alle mannen die de tourtocht hebben mogelijk gemaakt, komt bij schalen vol geroosterd vlees voor het eerst de weddenschap weer ter sprake. De uitkomst daarvan laat zich niet moeilijk raden. Er gaat 2500 euro naar het goede doel én Jan Boskamp neemt Georges en haar vader in het nieuwe seizoen mee naar een wedstrijd van FC Barcelona.

Zo komt er een eind aan een bijzondere dag in het bestaan van Jan Boskamp, maar niet nadat hij laat op de avond in een vol restaurant is opgestaan en midden tussen de tafels het woord heeft gevraagd. Als alle ogen op hem zijn gericht, knijpt hij dan eerst de initiatiefnemers van de tocht een voor een even in hun nekvel. Dan zegt hij, steunend op een stoelleuning: ‘Mannen, ik doe dit nooit meer, ik ben compleet gebroken. Ik weet nog steeds niet hoe jullie me zo gek hebben gekregen om vandaag op de fiets te klimmen. We weten alleen ook allemaal waar we het voor gedaan hebben. Elke keer als ik vandaag naar Georges keek, heb ik haar alleen maar zien genieten.’ Hij houdt even stil en laat zijn blik langs de aanwezigen glijden. ‘Ja,’ zegt hij dan, ‘dat was echt werelds.’

Hij weet dan nog niet dat zijn lichaam nog een poosje nodig zal hebben om volledig te herstellen van alle inspanningen. Een paar nachten achter elkaar slaapt Jan Boskamp in Relegem de klok rond. ‘Geertje had dat al voorspeld,’ vertelt hij een paar dagen na de koers. ‘Ik zweer het je, ik ben nog nooit zo moe geweest. Naast slapen heb ik de afgelopen dagen vooral veel aan Georges gedacht. Ze weet nu al dat ze in het nieuwe jaar weer geopereerd moet worden en daarna vier maanden moet revalideren. Als je dat hoort, denk je toch: wat lopen wij soms te zeiken? Daarom ben ik zo blij dat zij de dag van haar leven heeft gehad. Elke keer als ik Georges tijdens de rit in de volgauto zag zitten, zag ik haar alleen maar stralen. Dat was zo fantastisch om te zien. Echt, wat kan mij het dan schelen dat ik een keer op m’n smoel ben gevallen?’