‘Moeten die gasten nog met de reet omhoog?’

Niet lang nadat Luka Peruzović was ontslagen bij Anderlecht en Jan Boskamp was aangesteld als nieuwe hoofdtrainer, kwam in België een tot dan toe tamelijk anoniem jeugdteam van Racing Mechelen plotseling in het middelpunt van de belangstelling te staan. Een wonderlijk toeval had ervoor gezorgd dat daarin Luka Peruzović jr. en Tom Boskamp, de zoons van de respectievelijk de oude en de nieuwe trainer van de grootste club van België, juist op dat moment ploeggenoten van elkaar waren. Bij de eerstvolgende wedstrijd die zij samen speelden, rukte een handvol televisieploegen uit op jacht naar een paar smakelijke quotes over hun vaders.

Hun team werd getraind door Piet Demol, die vijf jaar eerder assistent geweest was van Jan Boskamp bij Verbroedering Denderhoutem en later met hem zou samenwerken bij onder meer AA Gent en Al-Wasl in Dubai. ‘Vooral voor Luka junior lag de hele kwestie natuurlijk gevoelig, omdat zijn vader plotseling ontslagen was,’ herinnert Demol zich deze middag tijdens een lunch in een statig hotel aan de rand van Antwerpen. Hij kan zich er anoniem bewegen, met dank aan een jarenlange rol in de schaduw van Jan Boskamp en een aangeboren afkeer van een plaats in de schijnwerpers. Zijn gezicht is tegenwoordig iets meer getekend dan in zijn tijd als jeugdtrainer in Mechelen, maar aan zijn sluike kapsel is sindsdien weinig veranderd. Hij zegt: ‘Tom en Luka jr. gingen ook altijd goed met elkaar om in het team. Ik heb daarom die dag tegen de scheidsrechter gezegd dat wij niet uit de kleedkamer zouden komen voordat de cameraploegen vertrokken waren.’ Die beslissing pakte goed uit, want ook na afloop slaagde geen enkele journalist erin om met Tom of Luka jr. te spreken, zo herinnert Piet Demol zich nu.

Het is een klein wonder dat de 61-jarige trainer vandaag in zijn geboorteland te vinden is, want sinds hij in 2001 met Jan Boskamp naar Dubai vertrok, is Piet Demol de hele wereld over gereisd. De voetbalnomade werkte met Arie Haan in China en later met Mark Wotte in Qatar, was hoofdtrainer van vier clubs in Oman en trok vervolgens verder naar Afrika, waar hij training gaf in Tanzania en Ghana. Nu is hij dus even terug in België, maar als het aan Piet Demol ligt is dat niet voor lang. Nog maar een paar dagen geleden is hij gebeld door een club uit Mongolië en nu staat hij alweer te trappelen om zijn koffers te pakken en naar Azië te vliegen.

Gek genoeg was Piet Demol voordat hij met Jan Boskamp in Dubai terechtkwam helemaal niet zo’n wereldreiziger. Hij had altijd met een jaloersmakende mate van tevredenheid in zijn geboorteland gewerkt, totdat Boskamp op een ochtend aan de telefoon hing en hem vertelde dat hij tot twaalf uur ’s middags de tijd had om te beslissen of hij naar de Verenigde Arabische Emiraten wilde verhuizen. Demol was op dat moment nog werkzaam bij AA Gent en had een aanbieding van Anderlecht op zak, maar belde om vijf voor twaalf terug om te melden dat hij het eerste vliegtuig naar Dubai zou pakken. Hij kreeg er geen spijt van. ‘Het was een heerlijke tijd,’ zegt hij nu. ‘Jan is in Dubai ook tot rust gekomen. Hij deed niet veel. Om elf uur in de ochtend belde hij mij op en zei: “Ik zit er al, hoor.” Dan wist ik dat hij bij het koffiezaakje in het winkelcentrum was. Daar zat hij vanaf halfelf in de ochtend en van daaruit reed hij aan het einde van de middag naar de training. Vanwege de warmte begon de training normaal pas rond zes uur ’s avonds en tijdens de ramadan zelfs pas om tien uur. Jan schrok altijd als er tijdens de training een oproep voor het gebed was. Soms gooiden die spelers dan zo hun hesjes uit en renden van het veld om te gaan bidden, of ze deden dat ter plekke op het gras. Na een tijdje begon Jan daarom voor de training aan mij te vragen: “En, moeten die gasten vandaag nog met de reet omhoog?”’

Jan Boskamp en Piet Demol woonden in Dubai samen met keeperstrainer Nico de Bree, fysiek trainer François Dejonghe en fysiotherapeut Jan Sergeant in hetzelfde appartementencomplex. Demol was in die tijd niet alleen op het veld een steun en toeverlaat voor zijn vriend. Wanneer Boskamp bijvoorbeeld even geen verbinding met internet kreeg, belde hij vanuit zijn appartement via de interne telefoonlijn naar zijn assistent, die vervolgens langs het zwembad Boskamps kant op stiefelde om het technische euvel te verhelpen. Wanneer Demol daarna terug wandelde naar zijn eigen woning, was vaak bij binnenkomst de telefoon alweer aan het rinkelen. Als hij dan opnam, wist hij dat hij de hoorn niet te dicht tegen zijn oor moest houden. Dan hoorde hij een bulderende stem roepen: ‘Je hebt het weer mooi naar de kloten geholpen!’

Op andere momenten had de steun van Piet Demol meer waarde, bijvoorbeeld wanneer het ging om de zorgen die Jan Boskamp had om zijn vrouw, die was achtergebleven in België. ‘Jenny was al niet meer de oude voordat wij naar Dubai vertrokken, maar ze heeft er echt op geduwd dat Jan moest gaan,’ zegt Demol. ‘Het financiële deel zal daarin zeker een rol hebben gespeeld, ook met het oog op de kinderen. Die wisten ook precies op welke datum wij uitbetaald werden, want die dag kwamen ze altijd langs in Dubai. We kregen ons geld altijd contant. Dat moesten we ophalen in een kantoortje, waar dat geld uit een telmachientje kwam. Als die briefjes werden geteld, hoorde je zo’n specifiek geluidje – prrrt. Als Jan zijn geld ging halen, hoorde je dat geluid een paar tellen, maar bij Nico, mij en de andere assistenten duurde dat nog geen seconde.’

Piet Demol lacht besmuikt en buigt voorover in zijn stoel voor een slok koffie. ‘Jenny was een topdame, al duurde het even voordat ik haar goed leerde kennen. De eerste drie, vier keer dat ik bij Jan thuis kwam, dacht ik: die zijn geen maand meer samen. Het ging er heftig aan toe. Jenny brulde naar Jan en Jan brulde terug. Ik kende geen koppel dat op die manier met elkaar omging. Toch pasten ze goed bij elkaar. Gaandeweg heb ik Jenny van een andere kant leren kennen. We gingen soms samen wat eten en dan praatten we over van alles, ook in periodes dat Jan in het buitenland zat. Zij miste op dat vlak wel iets, want Jan was er nooit. Jenny heeft de drie kinderen opgevoed en Jan speelde voor Sinterklaas, want om zijn afwezigheid te compenseren kocht hij cadeautjes voor die gasten. Daar kon zij zich dood aan ergeren.

Jenny was de baas thuis. Ze nam de opvoeding van de kinderen op zich, maar wist ook de balans te bewaken, zodat ze nog iets aan haar eigen leven had. Ze wist ook alles, was belezen en volgde de actualiteiten. Ze ging niet vaak naar het voetballen, maar ik weet nog dat ik haar in de rust van de kampioenswedstrijd met Beveren thuis ben gaan ophalen. Tijdens het feest na afloop droeg Jenny een ring met steentjes erin, waarvan ze er opeens een kwijt was. Dat gonsde al snel door de zaal, waardoor op een gegeven moment iedereen op zoek was naar dat steentje. Achteraf vertelde ze pas dat het een ring was die nog geen vijftig frank had gekost, minder dan anderhalve euro. Dat was ook haar soort humor.

Jenny heeft Jan nog een keer een loer gedraaid tijdens een televisieprogramma waarin hij geportretteerd werd. Daarin kreeg zij de vraag: welk koosnaampje zou je aan Jan geven? Toen antwoordde zij: “Misschien zou ik hem Beertje noemen.” Overal waar we daarna kwamen, werd Jan Beertje genoemd en begonnen supporters hem op die manier toe te zingen. Daar heeft hij dikwijls van binnen om gevloekt.

Na het overlijden van Jenny heeft Jan een heel moeilijke periode gehad, waarin hij zich afsloot van de buitenwereld. Hij verstopte zich in Dubai veel in zijn boeken, lag hele dagen te lezen aan het zwembad. Natuurlijk heeft hij getreurd, maar ik had de indruk dat hij dat voor anderen verborgen wilde houden. Op een gegeven moment was ik misschien wel de enige die nog bij hem binnenkwam en met wie hij nog wilde praten. We hebben toen veel gesproken over Jenny. Hij vertelde dan over dingen die ze hadden meegemaakt, de mooie herinneringen zoals de eerste keer dat ze het gedaan hadden. Dat hielp geloof ik wel. Heel langzaam is Jan daarna uit een diepe put gekropen.’