De oorlog in Orlando

Daar gingen we dan – stuiterend van de opwinding naar het Amerikaanse Orlando, waar het aanbod aan duizelingwekkende pretparken, waterparken en dierenparken het verstand te boven gaat. Emma en Alec konden van opwinding niet slapen (Mickey Mouse! Achtbanen in het donker! Zwemmen met dolfijnen!), maar eerlijk gezegd vonden Richard en ik het ook hartstikke leuk; zeker nu de kinderen wat ouder zijn. Terwijl we op het vliegveld van Atlanta zaten te wachten op onze vlucht naar Orlando, viel mij plotseling op hoeveel militairen-op-verlof er rondliepen. Hoe beter je keek, hoe meer je er zag: relatief jonge mannen, meestal in beige camouflagekleding, met het Irakese zand letterlijk nog onder hun schoenen. Eén van deze mannen ging naast ons zitten, deed zijn laptop open en begon doodgemoedereerd filmpjes te bekijken die hij in Irak had gemaakt: zanderige dorpen met lachende kinderen, beelden die uit een helikopter leken te zijn geschoten en filmpjes van andere soldaten in de woestijn.

“Mama”, fluisterde Alec, “is dat nou een oorlogsman?”

Door de aanwezigheid van deze militair voelde ik me erg opgelaten. Want daar zat ik dan, met mijn zorgeloze gezin op weg naar een zorgeloze vakantie, naast zo’n man die vorige week misschien nog onder vuur had gelegen. Wie weet waar hij was geweest, wat hij had gezien en wat hij had moeten doen. Amerika is een land in oorlog; dat merk je al in het vliegtuig, waar ze vóór de start vertellen dat het bij de wet is verboden om ‘samen te scholen’ in de gangpaden en bij de toiletten. Nu moet ik altijd met Alec mee naar de wc, omdat hij bang is dat hij zijn deur niet meer open krijgt. Daar werd ik dit keer toch een beetje zenuwachtig van: knijp af schat, anders is mama straks nog aan het samenscholen. Eenmaal in Amerika, moet je bij de douane zelfs je schoenen uittrekken alvorens je zéér grondig wordt gefouilleerd. Het is net alsof je op de veemarkt staat: al je intieme delen worden uitvoerig beknepen, bepoteld en bevoeld. Toch had ik er geen moeite mee. Juist de aanwezigheid van die verlofgangers bracht de ‘war on terror’ gevoelsmatig dichterbij dan ooit.

Voor ons Nederlanders is de oorlog in Irak ergens in Verweggistan. We weten ervan, zijn het vaak niet met de gang van zaken eens, maar zijn er ook niet dagelijks mee bezig. Veel Amerikaanse soldaten die uit oorlogsgebieden zijn teruggekeerd, klagen over de desinteresse die hun thuis te wachten staat. Maar het is ook bijna schizofreen: ik ben op weg naar een droomvakantie, mijn buurman komt terug uit de hel. “Mama”, fluisterde Alec, “is dat nou een oorlogsman?” Ja lieffie, dat klopt. “Ik dacht dat oorlogsmannen er veel gevaarlijker uitzagen”, zei Emma. “Dit lijkt wel een gewone papa.” Dat het inderdaad gewone papa’s zijn, zag ik later in Disneyworld. Daar liep een vader, overduidelijk een soldaat, met zijn vier kleine kinderen. Hoe lang was hij weggeweest? Wanneer moest hij weer terug? En wat vond hij van dit surrealistische, suikerspinroze intermezzo? Terwijl ik ’s ochtends met een blij huppelende Alec uit onze hotelkamer liep, stapte ik boven op de krant. Op de voorpagina prijkte een foto uit Libanon, van een bebloede moeder en haar huilende zoontje. “Have a nice day!” riep de conciërge.