Olifantenslip

Qua ondergoed doorloopt de mens een mooie levenscirkel: je begint in luiers en je eindigt in luiers. Voor mannen zit daar verder niet veel tussen; zij kunnen kiezen uit een boxershort of een herenslip. Mijn kleine Alec draagt nu al het miniatuurmannenondergoed waar hij de rest van zijn leven de volwassen variant van zal dragen. Alecs ondergoed is bezaaid met draakjes, riddertjes en andere cartoontjes, maar dat mag voor een kind. Aan manspersonen boven de achttien jaar moet het ernstig worden ontraden om boxershorts te kopen met ‘leuke poppetjes’ erop. Want welke vrouw wordt er nu opgewonden van zo’n koddig bedoelde Bob de Bouwer-boxer? Wat wordt zij geacht te zeggen? “Oh schat, wat zie ik daar voor een grote hijskraan?” Maar ja, voor mannen is er zo weinig keus dat zij zich wellicht van de grijze massa proberen te onderscheiden met zo’n jolige ‘olifantenslip’, compleet met satijnen slurf en flaporen. Nee, dan de vrouwen. Toon mij uw ondergoed en ik zeg u wie u bent.

Mijn lingeriecollectie lijkt wel een overzichtstentoonstelling van mijn leven

Toen ik op de middelbare school zat, begreep ik voor het eerst dat er méér was dan de brave katoentjes die ik tot dan toe had gedragen. Dit modische inzicht werd veroorzaakt door de stijlbijbel die twee keer per jaar bij ons thuis op de deurmat viel: de Wehkamp-gids. Mijn favoriete pagina’s waren de lingerie en de badmode. Dromerig hing ik boven de pikante plaatjes van die knappe jongens met hun gespierde blokjesbuiken. Wat een goedgevulde slips! Daar konden die puistenkoppen bij mij in de klas nog een puntje aan zuigen. Hoe had ik ooit kunnen weten dat ik jaren later met veel van deze jongens nog als fotomodel zou gaan samenwerken – en geconfronteerd zou worden met hun slechte adem en zweetvoeten. Helaas kwam ik toen ook al snel tot de ontdekking dat menig goedgevulde slip het resultaat was van een strategisch geplaatste wollen sok. “Grote etalage, klein winkeltje”, zei de styliste dan, en propte blijgemoed een schoudervulling in de Calvin Klein.

Mijn liefde voor lingerie is altijd gebleven, maar heeft zich wel aan mijn veranderende vormen aangepast. Als achttienjarige liep ik ongegeneerd topless in een string over het strand. Na twee keer borstvoeding te hebben gegeven zou ik zonder bovenstukje nog niet dood gevonden willen worden en ook zo’n reetveter is aan mijn huidige blubberbillen niet besteed. Als ik de ondergoedlade met daarin mijn hele lingeriecollectie van de laatste tien jaar overzie, lijkt het wel een overzichtstentoonstelling van mijn leven. De kanten niemendalletjes uit mijn modellentijd en de zijdezachte cadeautjes uit mijn ‘verlovingstijd’ worden naadloos opgevolgd door zwangerschapsbeha’s in de charmante maat F, met bijpassende slips in de al even charmante maat ‘kussensloop’. Ná de bevalling volgde de seksloze voedingsbeha, die ook heel goed bleek te werken als anticonceptiemiddel: zodra ik die voedingsflappen had losgeknoopt, viel Richard lachend uit ons bed. Gelukkig heb ik deze volslagen onerotische fase van het moederschap achter me gelaten en kan ik me weer wat meer laten leiden door het frivole in plaats van het functionele. Maar wat te kiezen? Eetbare slips? Vloeibare latex? Nee, dan liever dat pratende ondergoed (met chip). Doe mij maar zo’n Wendy uit Bob de Bouwer die altijd zegt: “Dát wordt een flinke klus!”