43

––––––––

Walt

‘Ga je mee?’ vraagt Leia later die avond als we met haar moeder mee teruglopen naar het huis waar ze nu samen wonen. Ze trekt me aan mijn hand mee een zijpaadje in dat een heuvel op gaat die achter de huizen ligt.

‘Waarheen?’ wil ik weten.

‘Ik wil het graf van mijn vader bezoeken nu ik weer thuis ben.’

De oosterlingen begraven hun doden. Aan een uitvaart doen ze niet. Dat schijnt ook aan de Overkant normaal te zijn, want Tony heeft zijn vriend Henry eveneens begraven.

Deels ben ik jaloers op Leia, die tenminste weet waar het lichaam van haar vader ligt. Deels ben ik blij dat mijn moeder, Yorrick en opa zijn weggevaren, zodat ik ze los heb kunnen laten. Althans, dat dacht ik. Maar nu weet ik dat ze op een bepaalde manier altijd bij me zullen zijn.

Leia heeft besloten om mee te gaan aan boord van de Onderzoeker als we uitvaren. Ik ben blij met het nieuws dat ik Leia de komende tijd meer ga zien. Ondanks die kattige opmerkingen die ze nu en dan maakt, is ze eigenlijk een heel sympathiek meisje. We hebben afgesproken dat we morgen samen de tocht naar Hoophaven gaan maken. Tijdens die wandeling krijgen we gezelschap – aan het eind van de ochtend zal er een werkploeg uit Newexter vertrekken onder leiding van de Oudste en zijn assistenten. Ze gaan de Muur afbreken die Tresco in tweeën hakt en het plan is om een brede weg aan te leggen die Newexter en Hoophaven met elkaar zal verbinden.

Alles gaat veranderen.

Als we bij het graf staan en Leia een enkele bloem op de steen legt die de plek markeert waar haar vader ligt, zegt ze met dikke stem: ‘Ik weet nog hoe hij voor me zong als ik moest gaan slapen.’

‘Dat is ook wat ik me van mijn moeder herinner,’ zeg ik, getroffen door haar verhaal.

Ze kijkt me droevig aan. ‘Ik had hem zo graag nog een keer horen zingen. Nu de wereld is veranderd, had hij voor mijn kinderen kunnen zingen. Met ze kunnen spelen. Colin vindt het ook vreselijk dat vader er niet meer is.’

‘Gelukkig hebben jullie een plek waar je naartoe kunt komen als je bij zijn leven stil wilt staan.’ Ik sla een arm om haar schouders en ze leunt tegen me aan.

‘Ja.’ Ze wijst naar een paar graven aan de linkerkant. ‘Er ligt nog meer familie van me, maar die kende ik niet goed. Mijn moeder komt hier vrij vaak.’

Ik doe een stapje naar het graf toe dat naast dat van haar vader ligt en houd mijn adem in. Het duizelt me plotseling. ‘Toja,’ lees ik van de grafsteen af. ‘Wie ... Wie is dat?’

‘Mijn oma,’ antwoordt Leia. Ze kijkt me bevreemd aan. ‘Hoezo?’

‘Je Dwazen-oma?’

Opnieuw knikt ze.

Ik schiet ongelovig in de lach. ‘Allemachtig.’ Ik veeg even over mijn voorhoofd. ‘Oké.’

‘Walt, doe niet zo raar. Wat is er nou?’

‘Mijn opa was bijna met jouw oma getrouwd.’

Ze gaapt me aan als een zeebaars. ‘Huh?’

‘Toja was mijn opa’s eerste liefde. Hij is er nooit meer overheen gekomen dat ze hem had verlaten. Altijd had hij het over haar. Ik herdacht elk jaar met hem de dag dat ze verdween.’

Leia blaast uit. ‘Weet je dat ze van plan was om terug te gaan naar Hoophaven? Samen met mijn moeder?’

‘Echt waar?’

‘Ja. Dat schreef ze. Maar ze is verdronken voor het zover kon komen.’

Hoofdschuddend ga ik op de grond naast de graven zitten. ‘Onze levens hadden er heel anders uitgezien als de Muur er niet was geweest. Als jullie Luke er niet op eigen houtje vandoor was gegaan om hier een eigen commune te stichten. Als we meer over elkaar hadden geweten.’

Leia hurkt naast me neer. ‘Onze levens gáán er heel anders uitzien. De Muur gaat neer. Oost en west worden herenigd. Ons eiland is niet langer alleen, omringd door golven zover het oog reikt. We weten nu dat er meer is.’

‘Durf je te gaan kijken?’ vraag ik zacht.

‘Ja, nu wel.’ Leia kijkt omhoog naar de sterrenhemel. ‘Ik weet nu dat ik het niet alleen hoef te doen.’

Ik kijk naar haar bleke, mooie gezicht, flauw verlicht door een dunne maansikkel en een wolkeloze sterrenhemel. Ik pak haar hand en wrijf zachtjes met mijn duim over haar vingers. Dan buig ik me voorover en kus haar op haar lippen. Ik leg er alles in wat ik voel als ik haar zie: onzekerheid omdat ze soms zo ongenaakbaar is, warmte omdat ik haar een prachtig meisje vind, blijdschap omdat ze de dictatuur van Sol zonder kleerscheuren heeft overleefd, en een beginnende verliefdheid.

Tot mijn grote verbazing smelt Leia in mijn armen. Ze beantwoordt de kus met een gretigheid die mijn wangen laat gloeien. Een zoete lucht van bloemen waait uit haar haren mijn neus in en als ze haar handen in mijn nek laat glijden, kreun ik zachtjes.

Dan haal ik mijn lippen van de hare. Ik heb geen idee of er regels zijn op een begraafplaats, maar ik heb het sterke vermoeden dat we er nu een breken.

Leia’s adem is snel en oppervlakkig. ‘Walt, je bent charmanter dan ik dacht,’ zegt ze uitdagend.

‘Oh, bedankt,’ mompel ik hees. ‘Eh ... denk ik.’

‘Maar je slaapt nog steeds in Colins kamer,’ gaat ze waarschuwend verder, een lach om haar mond.

Ik schiet in de lach en gefrustreerd sla ik met mijn vuist op de grond. ‘Wat? Heb ik daarvoor mijn hele ziel en zaligheid in die kus gelegd? Het was mijn doel om een Ongelovig meisje binnen een dag zo gek te krijgen dat ik bij haar in bed mocht kruipen.’

‘Nou, je verleidingsvaardigheden laten te wensen over.’

‘En ik heb een heel leger voor je op de been gebracht zodat je je dorp kon redden.’

‘Waarvoor dank. Maar nog stééds slaap je in Colins kamer.’

Ik probeer haar te grijpen, maar ze duikt weg. Lachend staat ze op en rent het pad af.

Ik volg haar en struikel in het donker bijna over mijn eigen voeten. Het deert me niet. De wereld wacht op me, Leia gaat mee, en dat is voorlopig genoeg. De levens van mijn opa en mijn neef zijn nog steeds met dat van mij vervlochten en door mijn ogen zullen ze zien hoe het de Wereld achter het Water vergaat.