29

––––––––

Leia

‘Jíj was dus de reden dat alles gisteren zo op zijn kop stond.’ Mara kijkt me geschokt en bijna eerbiedig aan. ‘Sol had het niet meer en nu snap ik waarom. Hij is Het Boek kwijt. Eindelijk.’

Vanochtend was de rust in ons kamp nog steeds niet weergekeerd. Sol had alle sterke, oudere jongens om zich heen verzameld om het hele terrein rond het landhuis af te zoeken. Zijn slaafjes, noemt Colin ze altijd minachtend. Jongens die net niet sterk genoeg zijn om zelf de leiding te nemen en dus maar achter Sol aanlopen.

Mara en ik kwamen elkaar tegen op weg naar de keuken en nu zitten we samen onder de oude eik een boterham te eten en zachtjes te fluisteren. Ik heb haar alles verteld, maar het belangrijkste heb ik nog niet met haar gedeeld. Met niemand trouwens.

‘Ik moet je nog wat vertellen,’ zeg ik zachtjes en ik kijk voor de zekerheid nog maar even om me heen. ‘Ik heb Het Boek niet verstopt. In het bos kwam ik een Dwaas tegen. Van onze leeftijd. Hij heeft het voor me meegenomen naar zijn dorp.’

Mara verslikt zich bijna in haar boterham en kijkt me met open ogen aan. ‘Nee. Dat bestaat niet. Waarom heb je het aan hem gegeven?’

‘Dat leek me het veiligst.’ Ik zucht. ‘Gewoon, omdat Sol er daar zeker niet bij kan.’

Mara knikt langzaam.  ‘Dat is wel waar. En, hoe zag hij eruit?’ vraagt ze nieuwsgierig. ‘Eng? Vreemd?’

‘Nou, eh,’ begin ik en ik staar even in de verte. Ik moet me concentreren om me zijn gezicht weer voor de geest te halen en te bedenken of mijn beste vriendin dat een eng of vreemd gezicht zou vinden. Ik in elk geval niet. Zijn bruine ogen zagen er zacht uit in dat vreemde licht dat hij bij zich had, en er had een kuiltje in zijn wang gezeten toen hij lachte. En hij had witblond haar. Niemand aan onze kant heeft zulk blond haar.

‘Ahum,’ kucht Mara dan. Ze kijkt vragend opzij en begint te glimlachen. ‘Ga je nog wat zeggen of alleen maar dwáás voor je uit zitten dagdromen?’

‘Dat deed ik helemaal niet,’ protesteer ik. ‘Ik dacht na.’

‘Met zo’n debiele grijns op je gezicht? Ik dacht het niet.’ Mara port me even in mijn zij. ‘Ga je hem met me delen? Mag ik hem ook zien?’

Nu glimlach ik toch ook even. ‘Natuurlijk mag je hem zien. Hij ziet er heel anders uit dan de jongens hier.’ Ik spring op. ‘Het is misschien wel veiliger als we samen gaan. Dan pakken we wat manden uit de keuken en zeggen we dat we wortels en planten gaan zoeken. Dat gaan we ook eerst doen. Ik heb pas rond het middaguur met Walt afgesproken.’

‘Walt,’ herhaalt Mara de vreemde naam. ‘Klinkt goed.’

Zijn naam of mijn plan? Ik vraag het niet, maar sta op en loop naar binnen om twee manden uit de keukenkast te halen.

Als ik weer buitenkom, staan Ben en Sol op een paar meter afstand naar Mara te kijken. Ze heeft zich half van hen afgewend en eet kalm de laatste paar happen van de boterham die ze in haar hand heeft. Zo kunnen ze niet zien dat haar hand trilt.

‘Daar ben je,’ roept ze opgelucht als ze me in het oog krijgt. Snel springt ze op.

‘Waar gaan jullie heen?’ vraagt Sol bars. Zijn donkerbruine ogen kijken ons vanonder zijn zwarte, vettige haren priemend aan.

‘Naar het bos in het westen,’ antwoord ik. ‘Voedsel zoeken.’ Ter verklaring houd ik de manden omhoog.

Zijn frons verdiept zich. ‘Samen?’

Mara draait zich nu om en kijkt Sol geërgerd aan. ‘Ja, dus?’ Ze doet een stap naar me toe en grijpt steunzoekend mijn hand.

‘Nou, dan gaan we maar,’ zeg ik triomfantelijk als Ben met bliksemende ogen naar onze ineengestrengelde vingers kijkt. Voor hij iets vervelends kan doen lopen we samen de heuvel af richting de uitgang van het terrein. Ik kijk nog één keer om en werp Ben een lieftallige glimlach toe alvorens mijn arm om Mara’s schouders te laten glijden. Dat zal hem leren haar nog eens lastig te vallen.

‘Wat ben je knuffelig vandaag,’ merkt Mara giechelig op. ‘Ben je alvast aan het oefenen voor je ontmoeting met Walt straks?’

Ik zucht. ‘Hou eens op, zeg. Het is gewoon een zakelijke afspraak. Hij heeft iets wat ik nodig heb.’

‘Ja, ja, dat geloof ik graag,’ grinnikt Mara nog steeds, die wegduikt als ik haar een duw wil geven.

‘Nee, even serieus. Ik dikte mijn vriendschap met jou wat aan om Ben op de kast te krijgen,’ zeg ik dan.

‘Ben? Hoezo?’

Grinnikend leg ik aan Mara uit dat Ben denkt dat zij en ik verliefd op elkaar zijn. Mara’s ogen fonkelen ondeugend als ik haar het hele verhaal vertel. ‘Geweldig! Wat een grap. Dat moeten we doorzetten, in het bijzijn van alle jongeren, dan laat hij me vanzelf met rust. Nou ja, ik wil wel aan Andy vertellen dat we maar doen alsof. Anders snapt hij er niets meer van.’

‘Uh-huh. Jij en Andy.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Hoe zit het daar nou mee?’

Ze bloost. ‘Nou, het gaat goed. Hij wilde me eigenlijk snel meenemen naar Newexter en dan eerst trouwen deze zomer. Maar als Colin samen met hem een opstand wil organiseren, heeft Andy wel iets anders aan zijn hoofd dan voor mij een ring vlechten. Ik wacht nog wel even, hoor. Ik maak me geen zorgen.’

‘Als je er een goed gevoel bij hebt, zit het goed,’ zeg ik met een glimlach.

We lopen langzaam door het bos en verzamelen wilde planten en wortels die eetbaar zijn. Gelukkig zijn Sols handlangers hier vanochtend al geweest, anders waren we elke meter over iemand gestruikeld die op zoek was naar Het Boek.

Hier en daar zijn de bramen al rijp. Af en toe plukken we er een om te eten en onze dorst te lessen. In de lage struiken scharrelen vogels rond, maar we hebben geen pijl en boog meegenomen, dus die laten we met rust. Boogschieten is sowieso niet mijn sterkste punt – dat laat ik altijd aan Colin over. Ik houd meer van vissen en ik ben er ook goed in. Ik kan op een goede dag zelfs met mijn blote handen vis uit de rivier vangen die vanaf het hoger gelegen gedeelte van het eiland naar beneden stroomt.

Twee jaar geleden zat ik op de top van die berg toen ik in de verte een Dwazenschip zag varen. Gek genoeg kon ik in het westen nergens een teken van leven zien. Alleen maar bossen. Ik dacht dat ik ergens een rookpluim omhoog zag kringelen, maar dat kon ook verbeelding geweest zijn. Nu denk ik dat het klopte wat ik dacht te zien.

De Dwazen zijn echt een deel van onze wereld en het wordt tijd dat we ons ervoor openstellen.