30

––––––––

Walt

Als ik bij de plek arriveer waar we hebben afgesproken, zie ik niemand. Gelukkig ben ik erop gekleed om me in de struiken te verbergen. Ik draag de jagersoutfit die van mijn vader is geweest toen hij nog wat jonger was.

Net als ik achter een struik ben gaan zitten, hoor ik stemmen. Door de struiken heen kijk ik naar het paadje tussen de bomen. Al snel zie ik twee meisjes met manden vol bladeren lopen. Links loopt een tenger meisje met lichtbruine haren dat nieuwsgierig om zich heen kijkt en rechts loopt Leia. Ik knipper even met mijn ogen. Wauw, in het daglicht ziet ze er nog prachtiger uit. Haar donkerblonde haren glanzen in de zon en haar blauwe ogen zijn helder als de zomerlucht. Ze lijkt echt op de Godin. Het lag niet alleen aan de donkere nacht en mijn fantasie die op hol was geslagen.

‘Leia,’ roep ik zachtjes. Ik kom achter de struiken vandaan en steek groetend een hand op. Daarna kijk ik vragend naar het andere meisje.

‘Dit is mijn beste vriendin,’ zegt Leia snel. ‘Zij weet ook dat jij Het Boek hebt.’

Het meisje giechelt even en stelt zichzelf voor als Mara. Ik schud haar vriendelijk de hand en kijk Leia dan weer aan. Verdraaid, ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ze zal zich wel afvragen waarom ik haar als een idioot aangaap. Ja hoor, ze wordt rood. Nu voel ik me echt een klungel.

‘Heb je het bij je?’ vraagt ze dan.

Ik glimlach extra breed en hoop dat ik zelf niet ook rood word. ‘Natuurlijk. En ik heb ook nieuws: Tony kent de mensen die op de voorkant van jullie boek staan.’

‘Echt waar?’ Leia’s mond valt open. Haar ogen beginnen te stralen en ineens gun ik het haar wel dat er in hun boeken iets staat dat echt waar is. Ze ziet eruit alsof ze wel een opsteker kan gebruiken.

‘Ja, hij wil er met jullie over praten. Dingen uitleggen. Denk je dat je met een paar vrienden naar Hoophaven kunt komen?’

‘We zullen wel moeten,’ zegt ze, plotseling een beetje nukkig.

‘Ik zou niets liever willen,’ roept Mara naast haar, die blijkbaar niets tegen ons heeft. Nou ja, ik heb tenminste één meisje weten te imponeren.

Leia stoot Mara aan. ‘Maar Mara, moeten we niet eerst Sol laten aftreden? En misschien met de ouders overleggen?’

Ik knipper met mijn ogen. ‘Dé ouders?’ herhaal ik verbaasd.

‘Ja, die wonen in Newexter.’ Leia kijkt naar haar voeten en vervolgt zachter: ‘Eigenlijk zou ik het wel fijn vinden als ze ons kwamen helpen.’

Nu valt mijn mond echt open. ‘Jullie wonen dus niet bij jullie ouders?’

‘Nee. Natuurlijk niet,’ snibt ze, alsof ik een heel domme vraag heb gesteld.

‘Maar hoe oud zijn jullie dan?’ houd ik aan.

‘Vijftien en zestien.’

Ieder voor zich. Dat is wat er over de Ongelovigen gezegd wordt. Zij hebben geen hulp nodig ... Zelfs de kinderen niet? ‘Ik wist niet dat het zo erg was,’ stamel ik een beetje verward.

‘Erg? Hoezo?’ Leia kijkt me verstoord aan.

Dit gesprek gaat niet zoals ik gehoopt had. Meteen schiet ik in de verdediging. ‘Ja, vind jij dat dan niet erg?’ kaats ik terug.

Haar gezicht betrekt. Volgens mij heb ik haar gekwetst. Meteen heb ik spijt. Waarom kan ik niet gewoon aardig zijn?

‘Jullie wonen wel bij de ouders?’ vraagt ze aarzelend.

Ik knik. ‘Ja, wij wel.’ Ik leg even een hand op haar schouder en ze geeft me een klein glimlachje.

De meisjes willen in het boek lezen, dus ze gaan in het gras zitten. Ik bungel er eigenlijk maar een beetje bij. Uit Leia’s opmerking heb ik begrepen dat Henry dus nog steeds gevangenzit. Daar zal ik verslag van moeten uitbrengen aan Tony en de Boekhouder. Nu ik hier toch zit, ben ik ook wel nieuwsgierig naar wat ze nu precies in hun boek zoeken. Ik kom naast Leia zitten en leun half over haar schouder terwijl ze met Mara over de inhoud praat. Het voelt góéd om dicht bij haar te zitten.

Intussen zijn Mara en Leia opgewonden aan het praten over een bladzijde in het boek die erg belangrijk voor ze is. ‘De vader van Luke, Vader Darth, trok alle macht naar zich toe en werd een slechte leider. Samenwerking maakt ons juist het sterkst, zonder dat daar leiding voor nodig is,’ leest Leia met bevende stem voor.

‘Dat is het,’ roept haar vriendin uit. ‘Dat is het bewijs waar we naar zochten.’

Ik schraap mijn keel. ‘Zo anders dan jullie zijn wij helemaal niet,’ merk ik voorzichtig op. Het doet me goed dat te kunnen zeggen. ‘Nou ja, die Luke kennen we niet. De Boekhouder is onze leider, en die stamt af van de allereerste Boekhouder die op het eiland kwam.’

Leia kijkt me verwonderd aan. ‘Wauw! Hebben jullie ook een boek?’

Ik knik en geef haar de glimlach die mijn neef altijd bij de meisjes gebruikte waar hij indruk op wilde maken. ‘Wel meer dan een, hoor. Ze lijken op dit boek, maar de woorden zijn netter geschreven. Heel nauwkeurig.’ Zo nauwkeurig zelfs dat niemand precies kan schrijven zoals er in de boeken staat. De eerste Boekhouder moet een zeer vaardig man met een zeer vaste hand zijn geweest. ‘Vol met kennis van de Overkant.’

Leia knippert met haar ogen. ‘Staat er ook iets in over ons?’

‘Niet in de boeken zelf, maar over de Ongelovigen wordt gezegd dat ze niet in de Overkant geloven, of in redding vanaf zee. Ze willen alles zelf doen en zelf bepalen.’

Ze kijkt me nadenkend aan. ‘Ooit waren we dus wel samen? De Dwazen en de Ongelovigen?’

‘Ooit wel.’ En plots weet ik zeker dat we weer samen moeten komen. Het is onzin dat we al die jaren bang zijn geweest voor wat er aan de andere kant van deze muur te vinden was. We hebben ons laten verblinden door bangmakerij. De weinige mensen die het wel hebben gewaagd om de Muur over te steken, zoals Toja, zijn niet meer teruggekomen, maar misschien hadden ze dat wel moeten doen. Dan had onze wereld er nu heel anders uitgezien.

‘Wat moeten we nu doen?’ vraagt Leia aan haar vriendin. ‘Zullen we die bladzijde eruit scheuren?’

Mara schrikt. ‘Nee, dat kunnen we niet maken.’

‘Lijkt me ook niet handig als je er iets mee wilt bewijzen,’ merk ik op met een knipoog. ‘Anders weet toch niemand dat het uit jullie boek komt?’

Leia kijkt me zuur aan en de glimlach bevriest op mijn gezicht. ‘Natuurlijk nemen we het boek intact mee terug,’ zegt ze kortaf.

‘Hopelijk fouilleert niemand ons,’ fluistert Mara.

Ik frons. ‘Oké, dan doen jullie dat. Maar doen jullie wel voorzichtig?’ Ik kijk alleen Leia indringend aan bij die vraag. Ze kijkt verrast terug, bijt op haar lip en knikt.

‘Kom je snel naar Hoophaven?’

Opnieuw knikt ze. ‘Wanneer heb je tijd voor ons?’

Ik schenk haar een charmante glimlach. ‘Voor jou altijd. Ik ben de neef van de Boekhouder, weet je, dus iedereen kent me. Gewoon naar Walt vragen.’

‘Zal ik doen,’ mompelt ze.

Ik doe een stapje naar haar toe. ‘En Leia? Neem je de volgende keer wél je goede humeur mee?’

Eerlijk gezegd verwacht ik opnieuw een scherpe opmerking, maar die blijft uit. In plaats daarvan wordt ze langzaam rood. Verlegen doet ze een stapje achteruit en pakt Mara bij haar arm. ‘Kom, we gaan,’ zegt ze. Als de bliksem draait ze zich om en pakt haar mand met wilde planten weer op.

Verdwaasd blijf ik nog even staan en staar haar na. Een trotse grijns dreigt op mijn gezicht te verschijnen. Volgens mij vindt Leia mij zo stom nog niet.

Maar mijn hoogste prioriteit is nu om de Ongelovigen en de Dwazen bij elkaar te brengen. En als dat betekent dat ik Leia nog vaker ga zien, dan is dat helemaal mooi.