13

––––––––

Leia

Mijn hart roffelt in mijn keel als ik het veld oploop die avond. De lucht is opvallend warm voor de tijd van het jaar en het zweet staat in mijn handpalmen. Mijn vingers ruiken nog naar de kruiden die ik heb gebruikt om voor mezelf een pijnstillende thee te maken. Er staat een kruik klaar in mijn tent voor later. Mara heeft gezegd dat ze me naar huis zal dragen als ik zelf niet meer kan lopen. Een schrale troost voor wat me te wachten staat.

Natuurlijk weet ik wel dat Sol niet aan me kan zien welke snode plannen ik in mijn hart verberg als ik bij de rest van de jongeren bij het voorportaal ga staan, maar toch krimp ik even ineen als zijn harde blik over me heen glijdt.

Andy staat links van me, maar niet vlakbij. Nog niet. Colin staat aan mijn rechterkant.

En Obi heeft zich aan de rechterkant van het portiek verdekt opgesteld, zoals afgesproken.

Mara staat voor ons op de uitkijk, al kan ze niet veel doen. Als dingen niet lopen zoals we hopen, dan is elke waarschuwing immers te laat. Maar ze wilde íets doen ... Zeker nadat duidelijk werd dat ik straks de meeste klappen ga krijgen, en dat door toedoen van haar vriendje.

‘Geachte aanwezigen,’ begint Sol zijn toespraak. ‘Moge de Kracht in ons zijn. De lente is bijna voorbij en de zomer komt er aan. Een tijd van overvloed en vreugde. Van zon en lange dagen. Deze komende maanden kunnen we goed voelen hoe sterk we van binnen zijn en hoe zwak het is om op anderen te vertrouwen. Hoe zinloos. Want de zee om onze wereld heen strekt zich uit naar alle kanten, en wij staan in het midden, alleen.’

Nu ik weet dat mijn moeder nog steeds van me houdt, klinken zijn woorden hol en bijna droevig. Zou Sol zijn eigen woorden geloven? Of zegt hij maar wat om de massa koest te houden?

Na een toespraak die wel eeuwig lijkt te duren door de zenuwen die door mijn keel gieren, pakt Sol Het Boek van de tafel die hij voor deze bijeenkomsten altijd buiten zet. Hij begint te lezen. Het is een bekend stuk, over de regens die ooit de voorouders ziek maakten. Maar die ziektes hebben wij overwonnen door sterk te zijn, voegt Sol eraan toe. Door ons te beroepen op de Kracht.

Een korte tik op mijn schouder. Ik weet dat Andy nu achter me staat. Net als Sol Het Boek weer op tafel teruglegt, draai ik me om en staar Andy vinnig aan.

‘En nu wil ik dat je de waarheid spreekt,’ zeg ik vinnig en zo luid als ik kan. ‘Vanmiddag liep je weg toen ik met je wilde praten, maar nu blijf je staan, lafaard.’

Andy doet een stapje achteruit. ‘Wat moet je, Leia?’ zegt hij zo kil en boos dat ik hem bijna geloof.

‘Dat weet je donders goed.’ Mensen beginnen zich om te draaien en naar ons te kijken, en vanuit mijn ooghoek zie ik dat Sol en Ben ook onze kant op kijken. ‘Je hebt al een paar keer eten van me gestolen. Denk maar niet dat ik het niet doorheb. En ik ben het spuugzat.’

Andy lacht smalend. ‘Hoe bedoel je? Wat wil je doen dan?’

Ik stap naar voren en grijp hem bij zijn arm. ‘We vechten het uit. Hier en nu,’ zeg ik hard.

De jongeren om ons heen houden als één man hun adem in. Dit hebben ze nog nooit meegemaakt.

‘Leia. Daag je hem uit tot een gevecht?’ komt de lage stem van Cal boven de menigte uit. Een van Sols hulpjes.

‘Ja,’ zeg ik met heldere stem. ‘Ik wil gerechtigheid.’ Ik zeg ze alleen niet welk soort gerechtigheid ik zoek.

Nu dringen Sol en Ben zich allebei naar voren om te zien wat er aan de hand is. De mensen om ons heen zijn allemaal een paar meter naar achteren gestapt, zodat er een kring is ontstaan waarin Andy en ik onze ruzie kunnen uitvechten. Alle omstanders staren ons ademloos aan. Ik ontmoet Colins blik. Mijn broer gaapt me compleet overdonderd aan.

En dan gebeurt het. Voor ik weet wat me overkomt, haalt Andy naar me uit en beland ik op de grond, mijn oren suizend en een doffe, kloppende pijn in mijn slaap die snel erger wordt. Tranen springen in mijn ogen.

Het is erger dan ik dacht. Veel erger. Maar nu kan ik niet meer terug.

‘Hou op!’ hoor ik op dat moment een welbekende stem roepen. Ik word ruw aan mijn armen onhooggesleurd en dan staat Colin naast me, zijn vuisten gebald en een woedende blik in zijn ogen. ‘Leia, Andy, doe niet zo idioot.’ Hij kijkt ons om beurten aan. ‘Dit willen jullie niet.’

Mijn broer, de vredestichter. De persoon die wil dat iedereen het met elkaar kan vinden en wél op elkaar kan bouwen. Dit is waarom ik van hem houd. Ik had alleen niet verwacht dat hij meteen tussenbeide zou komen. Hij weet dat ik op mezelf kan passen ... voor mezelf kan zorgen. En mensen komen niet tussenbeide tijdens een gevecht. Dat is een ongeschreven regel. Colin breekt alle regels, omdat hij van mij houdt.

‘Colin,’ sis ik tussen opeengeklemde tanden. ‘Je snapt het niet.’ En dat is mijn eigen schuld.

Op dat moment klinkt een wanhopige kreet op aan de andere kant van de kring. Een kreet die door merg en been gaat.

‘Wat denk jij dat je aan het doen bent?’ grauwt Max. Alle hoofden draaien zijn richting uit. Mijn hart stopt als ik zie wat er aan de hand is.

Max had door wat er aan de zijlijn gebeurde. In zijn handen houdt hij een spartelende Obi, die Het Boek in zijn handen houdt en zich eraan vastklampt alsof het hem kan redden. Maar dat is niet zo. Dat vervloekte Boek heeft zojuist zijn doodvonnis getekend.

Tranen springen in mijn ogen, maar we staan allemaal machteloos als Sol naar Max toebeent en Obi van hem overneemt. Met een smak gooit hij de magere jongen op de grond en torent boven hem uit.

‘Wat heb jij daar?’ zegt hij. Het feit dat hij niet schreeuwt maakt zijn stem alleen maar beangstigender.

Obi kijkt bibberend omhoog. ‘H-het Boek.’

‘Maar jongen toch. Je weet van wie dat is.’ Sol haalt het langzaam uit Obi’s verkrampte handen.

Ik zie een opstandige blik in Obi’s ogen groeien. ‘Het zou van ons allemaal moeten zijn.’ Zijn woorden zijn niet heel luid, maar ze zijn duidelijk genoeg om Sol te laten verbleken.

‘Is dat zo?’ zegt hij, zijn stem nu verheffend. ‘Wil jij de leider van deze groep worden?’

Obi’s lip begint te trillen en hij kijkt weg, naar beneden. Naar het gras waar zijn machteloze handen in zijn weggezonken.

‘Cal. Ben.’ Sol gebaart naar zijn broer en zijn adviseur. ‘Houd hem vast.’

In doodse stilte kijken we toe hoe Cal en Ben Obi naar beneden drukken, tegen de grond, terwijl Sol zijn mes pakt en ...

Ik durf niet meer te kijken. Ik kán niet meer kijken. Dit is allemaal míjn schuld. Obi had dit nooit gedaan als Andy het hem niet had gevraagd, en ik kwam met het waanzinnige idee om Het Boek te stelen.

Obi’s kreten worden steeds zwakker. Het duurt vreselijk lang voordat zijn hand er af is.

Als Sol klaar is en zijn mes aan het gras afveegt, verheft hij zijn stem weer, luid en duidelijk.

‘Niemand komt met zijn tengels aan mijn spullen,’ zegt hij, zijn ogen hard als de koude stenen op het strand waar in de winter onze vissersboten op kapotslaan. ‘Is dat helder?’

Niemand zegt iets. Ze hoeven niets te zeggen. We weten allemaal wie hier de leiding heeft en hoe de dingen hier gaan.

Colin, die nog steeds als verstijfd naast me staat, vloekt binnensmonds. ‘Wat bezielde Obi?’ vraagt hij verdwaasd. Hij draait zich om en kijkt me aan. ‘En wat bezielde jóú?’

Ik begin te huilen. Ik weet dat zijn vraag niet slaat op mijn fatale beslissing om Andy om hulp te vragen en Het Boek te willen stelen, maar toch komen zijn woorden te hard aan om mezelf te beheersen. ‘Ik ... dacht gewoon ... dat Andy ...’

Colin stoot een ongeduldige zucht uit en slaat een sterke arm om me heen. ‘Laat maar. Ik hoef het niet te weten. Als je me maar belooft dat je nooit meer zoiets gevaarlijks doet.’

Door mijn tranen heen zie ik Andy naar ons kijken. Hij ziet doodsbleek en zijn vuisten zijn zo erg gebald dat zijn knokkels wit zien. Ook hij moet met deze avond leren leven, met de wetenschap dat Obi’s verminking onze schuld is. Waar Mara is, weet ik niet, maar ik kan me niet voorstellen dat ze ons ooit nog eens gaat helpen met zo’n gevaarlijk plan. Zodra Sol en zijn vrienden zich uit de voeten maken, stormt Andy naar Obi toe om hem op te tillen en tegen zich aan te drukken. Mijn maag draait zich om.

‘Oké. Ik beloof het,’ snotter ik tegen mijn halfuur jongere broer, die mij in de loop van de afgelopen maanden is gaan beschermen in plaats van andersom. Ik wil die bescherming niet missen en hem weg zien gaan. Ik kan mijn leven niet nog eens zo op het spel zetten en het zijne ook niet.

Sol heeft alweer gewonnen.

***

Een paar uur later zit ik met Mara in haar tent, en we zoeken troost bij elkaar. Andy komt binnen en vertelt dat Obi uiteindelijk is overleden.

‘Het spijt me,’ zegt hij zacht, tegen niemand in het bijzonder. ‘Het spijt me zo verschrikkelijk.’ Donkere bloedvlekken verkleuren de stof van zijn hemd.

We begraven de jongen die voor mijn wilde plan zijn leven op het spel zette in de koude grond vlak naast het hek van het landhuis. In het kille maanlicht komen anderen ons helpen. Niemand zegt iets, maar we weten allemaal dat dit graf voor altijd anders zal zijn dan de andere graven die her en der verspreid langs het hek zijn gemaakt.

Want Obi is niet gesneuveld door een ziekte of aangevallen door een wild dier. Hij is gestorven door de hand van onze eigen leider ... Een leider die de Kracht uit het oog is verloren.

En niemand durft hem ter verantwoording te roepen. Nu niet meer.