33

––––––––

Leia

Als de avond valt, moet ik helpen met het klaarzetten van kaarsen. Sol blaft ons toe dat we ook kaarsen aan weerszijden van de trap naar de hoofdingang moeten zetten en dat er witte bloemen moeten komen.

‘Wat is hij van plan?’ fluistert Padma naast me, die een stuk akkerwinde om wat kaarsen wikkelt. ‘Gaat hij eindelijk een verbintenis aan? Het lijkt wel een trouwfeest.’

Ik zeg niets en kijk naar Ami, die aan de andere kant bezig is met wilde margrieten. Zij weet wat er vanavond gaat gebeuren. Ik heb met Colin en haar gepraat toen ik klaar was in de keuken.

‘Wie weet,’ zegt Ami en ze haalt haar schouders op.

‘Met wie dan?’

‘Nou, niet met mij. We zien het vanzelf wel.’

‘Wie het ook is, ik ben haar dankbaar,’ zucht Padma. ‘Sol is een griezel. Het wordt tijd dat hij weggaat.’

Was het maar zo’n feest.

Als de zon naar de horizon zakt, steken we de kaarsen aan. Het is doodstil. Er staat geen zuchtje wind en zelfs de krekels lijken hun adem in te houden. De wereld wacht op de grote verandering die straks plaats gaat vinden.

Aan de rand van het veld, achter een opslagtent, wacht Colin. Hij en Pete hebben fakkels gemaakt, die ze gaan gebruiken om een deel van het veld in brand te steken. Pete heeft eerder op de dag olie op het gras gegooid zodat het nog beter zal branden. Als de vlammen oplaaien, zullen ze tevoorschijn komen, Sol een leugenaar noemen en schreeuwen dat hij weg moet. In de onrust die daardoor zal ontstaan, is Andy van plan om Sol van achter te besluipen, bewusteloos te slaan en onze groep ongecensureerd uit Het Boek voor te lezen. Hopelijk zijn Sols lijfwachten dan al zo verrast dat ze niets zullen ondernemen om Andy de mond te snoeren.

Even gebeurt er niets. Dan komt Sol de deur uit, gevolgd door zijn potige vrienden. Ben gaat aan de rechterkant naast een van de zuilen staan, een grijnsje op zijn gezicht. Toch kijkt hij ook wat onrustig – hij heeft Mara natuurlijk nog helemaal niet gezien. Zijn bruid heeft totaal geen interesse in hem getoond.

‘Beste aanwezigen,’ begint Sol. ‘Vanavond is het feest. Twee mensen zullen in de echt worden verbonden onder getuigenis van jullie allemaal. Moge de Kracht in hen zijn.’

Natuurlijk kan Sol zijn Boek niet tevoorschijn halen om voor te lezen. Hij zal wel blij zijn met deze afleiding, want nu vraagt niemand zich af waar hij Het Boek gelaten heeft. Iedereen is veel te nieuwsgierig naar wie er gaan trouwen.

Vanuit mijn ooghoek zie ik Colin en Pete naderbij komen. De fakkels vlammen op in het duister.

‘Maar eerst hebben we iets anders,’ vervolgt Sol.

De voordeur gaat open en Max en Cal verschijnen, met tussen hen in een geboeide Henry. Cal geeft de man een flinke duw zodat hij voor Sol op de grond op zijn knieën valt.

O nee. Wat gaan ze doen?

‘Deze Dwaas,’ schreeuwt Sol met rood aangelopen hoofd en een beschuldigende vinger naar Henry, ‘is de Muur overgestoken. Hij is onze gemeenschap binnengedrongen met leugens. Hij zegt dat ons Boek op fantasie berust. Dat Luke en Leia nooit bestaan hebben!’ Zijn stem daalt. ‘Hij beweert zelfs dat hij van de Overkant komt.’

Een schok gaat door de menigte. Sols woorden komen hard aan bij iedereen, inclusief mijzelf.

Fantasie? Wil deze man van de andere kant van de zee soms zeggen dat onze voorouders niet echt hebben bestaan? Maar Tony wilde ons daar juist over spreken ... Zelf kan ik mijn oren ook niet helemaal geloven. Fantasie? Ik dacht dat Tony ons juist wilde spreken over onze voorouders?

Ik sta als verstijfd naar het schouwspel te kijken. Sol geeft Henry een trap in zijn zij en wenkt dan naar Cal en Max.

Ze hebben zwaarden bij zich. De zwaarden uit de eetzaal.

‘Hij wil onze wereld kapotmaken,’ roept Sol verhit. Zijn donkere ogen glinsteren onrustig. ‘Mijn leiderschap betwisten. Hij wil ons allemaal aan het twijfelen brengen met zijn Dwaze praat. Maar dat laat ik niet gebeuren.’

Cal doet een stap naar voren. Het zweet staat op Henry’s voorhoofd. Mijn hartslag versnelt en mijn keel wordt droog. Ik weet het ineens heel zeker, dit gaat helemaal fout.

Met stomheid geslagen kijk ik toe hoe Max aan de andere kant komt staan en het zwaard in de lucht heft. Alle jongeren om me heen zijn ook stil. Niemand doet iets. Niemand zegt iets, maar de angst hangt in de lucht.

Als Sol een stap achteruit doet om ruimte te maken voor zijn beulen, vind ik mijn stem pas weer terug. Ik storm naar voren. ‘Nee, wacht!’ schreeuw ik. ‘Je snapt het niet!’

Maar het is te laat. Met een ziekmakende klap komt het lichaam van Henry op de traptreden terecht als Cal en Max hem schreeuwend met hun zwaarden doorboren. Bloed stroomt van de trap naar beneden. Henry’s ogen zakken half dicht en zijn hoofd raakt de stenen.

In paniek kijk ik om me heen. Waar is Colin?

Op dat moment stormen hij en Pete naar voren en steken alsnog het gras voor het landhuis met hun toortsen aan. ‘Leugenaar!’ roepen ze naar Sol. ‘Je hebt dingen voor ons verzwegen!’

Even lijkt Sol uit zijn evenwicht te zijn, maar dan doet hij een stap naar voren. Zijn bewakers doen geen poging hem te beschermen – die zijn te druk bezig met Henry’s lichaam verslepen.

‘Ik gelogen?’ vraagt hij kwaad. Hij kijkt mijn broer dreigend aan.

‘Je hebt dingen voor ons verborgen gehouden,’ probeert Colin, maar na alle commotie op de veranda en Sols eigen speech over waarheid en leugens werkt het niet. Erg overtuigend komt hij niet over.

Sol lacht schamper. ‘Gelóven jullie soms wat deze man ons kwam vertellen?’ zegt hij op dreigende toon. ‘Willen jullie ook zijn straf ondergaan?’

Alles loopt fout. Ik hoor hoe de aanwezigen beginnen te mompelen, zie hoe ze naar Colin en Pete kijken.

Colin wordt bleek en kijkt hulpzoekend naar Andy, die aan de andere kant van het portiek klaarstaat maar nog steeds niet in beweging is gekomen. En dan rusten Colins ogen op mij.

Sol volgt Colins blik en lijkt zich te herinneren dat ik zojuist als enige in opstand kwam tegen Henry’s procesloze executie. Heel even vernauwen zijn ogen zich. Dan zegt hij op kalme toon tegen zijn soldaten: ‘Grijp haar.’

Een tel lang voelt het alsof de wereld stilstaat. Ik staar met wijdopen ogen naar Sol.

‘Wegwezen!’ brult Colin tegen me. ‘Leia, nu!’

Ik draai me om en ren zo snel als mijn benen me kunnen dragen. Ik denk niet eens na over waar ik naartoe kan en hoe ik het in mijn hoofd haal om Colin zomaar achter te laten om alles zelf op te lossen. Hij heeft gelijk. Als Sol me te pakken krijgt, maakt hij me waarschijnlijk ook af. Hij is compleet gek geworden. Ik moet zo snel mogelijk het terrein af en het duister in.

Takken slaan in mijn gezicht als ik in het bos terechtkom en verder ren. Het is er pikdonker. De maan is maar een smalle sikkel en doet niets om mijn zicht te verbeteren.

Pas als ik op de Muur stuit, realiseer ik me waar ik heen ben gegaan. De plek waar ik Walt voor het eerst ben tegengekomen. Sols vrienden zijn niet ver weg meer, dus ik moet snel zijn. Razendsnel klim ik in de boom die naast de Muur staat en aarzel geen moment voor ik me aan de andere kant van de barrière naar beneden laat zakken.

Dan ren ik blindelings verder. Ik ben in een onbekende wereld waar Sol me niet zal durven volgen.

Ik ben in Dwazenland.