16. Mooi
De volgende morgen rijden Michiel en ik op de motor door het Zeeuwse land. Vlak en leeg, op modder en aardappelen na. Ik heb voorgesteld om onderweg bij de Neeltje Jans naar de Deltawerken te kijken, maar Michiel wil liever doorrijden.
We gaan met een flinke snelheid over de dammen en nemen bij Rozenburg het pontje naar Maassluis.
“Herken je het hier?” vraag ik wanneer we tijdens de overtocht naar de vrachtboten kijken.
“Al lang”, zegt hij.
We zien de kade van Maassluis dichterbij komen en lopen terug naar de motorfiets om bijtijds onze helm op te doen.
“Denk je dat de buren weer staan te wachten?” vraagt Michiel terwijl hij de kinband van zijn helm dichtklikt.
“Dat zou mooi zijn”, zeg ik.
Jos Lammers, 1999