34
In januari 2009 dienden de zoons van Charles, inmiddels zesentwintig en vierentwintig jaar oud, beiden als officier hun land in het leger. Harry was derde in lijn voor de troonopvolging en uitzonderlijk populair, maar hij was gedoemd om op de lijst van opvolgers te zakken zodra William kinderen kreeg. De tweede in lijn was daarom onvermijdelijk van meer betekenis. Maar zowel qua opvoeding als waar het zijn talenten betrof, kon hij moeilijk meer verschillen van zijn vader dan hij deed.
Deels door zijn karakter en deels in reactie op alle tumult waarvan hij getuige was geweest in zowel het openbare als het privéleven van zijn vader bleef William liever wat in de schaduw. Hij sprak zich niet uit over actuele kwesties, schreef geen verhandelingen en verrichtte een minimum aan koninklijke diensten voor de drie instellingen waaraan hij zich verbonden had. Terwijl zijn romance met Kate Middleton serieuzer werd, amuseerde hij zich met polo en de geneugten van het buitenleven. Maar bovenal begroef hij zich in het regimentsleven, dat hem kameraadschap bood en een gevoel van verbondenheid dat Charles in de Royal Navy nooit gevonden had. William werd in het voorjaar van 2008 gedetacheerd bij de luchtmacht, waarna in de zomer een expeditie met de Royal Navy volgde naar West-Indië – ervaringen bedoeld om de toekomstige opperbevelhebber van de strijdkrachten ook met de andere onderdelen van de krijgsmacht kennis te laten maken.
De bedoeling was dat hij in de herfst de Household Cavalry vaarwel zou zeggen om zich voltijds als lid van ‘the Firm’ aan het officiële koninklijke leven te wijden. Maar de adviseurs van zijn vader hadden geen rekening gehouden met de indruk die Williams vluchtige kennismaking met het opsporings- en reddingswerk van de RAF op Anglesey in Wales in de herfst van 2005 op hem gemaakt had.
In september 2008 liet William weten dat hij in het leger wilde blijven als lid van de Anglesey-teams die hij zo bewonderde. Hij wilde zich bewijzen onder moeilijke omstandigheden door bij windkracht 9 een helikopter te besturen om mensen op te pikken uit de Ierse Zee of van de verraderlijke toppen van Snowdonia. Hij liet zich in januari daarna met behoud van zijn positie bij de Blues and Royals overplaatsen naar de Royal Air Force en begon al snel daarna met een aantal cursussen om zijn helikopterbrevet te halen.
Op dat moment had zijn jongere broer al serieuze gevechtservaring opgedaan toen hij dienstdeed als luchtverkeersleider aan het front in Afghanistan, waar bijna 10.000 man Britse troepen zes jaar lang zij aan zij met meer dan 35.000 Amerikanen in de voorste linies hadden gevochten als onderdeel van de coalitie tegen de Taliban en Al-Qaida. Harry was als onderdeel van een diensttijd van zeven maanden eind december 2007 in het geheim naar een vooruitschoven basis gestuurd voor tien weken frontdienst.
De koningin was er van meet af aan vóór geweest om Harry uit te zenden, ondanks dat Charles aanvankelijk roet in het eten probeerde te gooien door de militaire top te vertellen dat het te gevaarlijk was. Maar hij herpakte zich en gaf zijn toestemming op voorwaarde dat alleen bepaalde media over de belevenissen van zijn zoon zouden berichten en dat die beloofden een embargo in acht te nemen tot nadat hij veilig in Groot-Brittannië zou zijn teruggekeerd. Toen een Australisch blad in maart aan de grote klok hing waar Harry zat, zag die zich gedwongen het land voortijdig te verlaten, om zijn strijdmakkers niet in gevaar te brengen. Als prominent lid van de koninklijke familie was hij zonder de beschutting van anonimiteit een veel te aantrekkelijk doelwit.
William en Harry waren oud en wijs genoeg om te begrijpen dat ze zich op de volgende fase van hun leven als lid van de koninklijke familie moesten voorbereiden. Nadat ze aan het begin van 2009 een eigen aparte hofhouding hadden opgezet, los van die van hun vader, ried de koningin ze aan om een ervaren adviseur in dienst te nemen. Ze dacht aan sir David Manning, die niet lang geleden was afgezwaaid als Brits ambassadeur in de Verenigde Staten. De koningin had Manning leren kennen tijdens haar staatsbezoek aan Amerika in 2007 en was onder de indruk van de intelligentie van de door de wol geverfde diplomaat, zijn gezond verstand en zijn bescheiden opstelling. Men kon ervan op aan dat deze tengere brildrager wijze raad zou geven en zich op de achtergrond hield.
Toen ze Manning vroeg of hij een deeltijdaanstelling in overweging wilde nemen, zei Manning dat hij eerst wilde uitzoeken of William en Harry wel op zijn raadgevingen zaten te wachten. De jeugdige prinsen waren blij met hem, in het bijzonder omdat hun grootmoeder hun op het hart gedrukt had te zorgen voor een discrete ‘vergrijsde heer in de buurt’ die over bestuurlijke kennis en ervaring beschikte, wist hoe je met de media moest omspringen en ze op buitenlandse reizen kon vergezellen. Hun vader was ook ingenomen met deze gang van zaken.
Heel anders dan de wijdvertakte, honderdvijfentwintig koppen tellende hofhouding van de prins van Wales was die van William en Harry klein en strak van opzet, met een duidelijke bevelsstructuur. Het voorbeeld was de hofhouding van de koningin-moeder. Een zes mensen tellende staf betrok kantoorruimte aan het tegenovergestelde uiteinde van St. James’s Palace van waar hun vader resideerde, die het geheel volledig betaalde uit zijn revenuen uit het hertogdom Cornwall.
De meest dramatische vernieuwing die William en Harry introduceerden, tevens een breuk met het voorbeeld van hun vader, was hun benadering van de filantropie. Met als beginkapitaal een legaat van hun overleden moeder van 629.000 pond riepen ze in oktober 2009 de Foundation of Prince William and Prince Harry in het leven. De prinsen waren zich bewust van wat Julia Cleverdon ‘de immense ondernemingskracht’ noemde die erbij kwam kijken om uit het niets een liefdadigheidsinstelling op te bouwen, om nog maar te zwijgen van de operationele kosten ervan. Ze hadden er geen zin in om de filantropische projecten van hun vader te gaan beheren of de ‘molensteen’ op hun nek te nemen van het eeuwig fondsen werven om open-einde-regelingen vol te kunnen houden – Charles haalde voor zijn twintig belangrijkste instellingen jaarlijks zo’n 135 miljoen pond binnen.
Ze besloten ook te breken met de koninklijke gewoonte om zich gedurende het leven aan steeds nieuwe instellingen en goede doelen te verbinden. De associatie met het koningshuis die uit zulke beschermheerschappen voortvloeide, betekende aandacht en dus donaties voor de instellingen in kwestie. De belangrijkste leden van de koninklijke familie hadden hun naam verbonden aan wel honderden projecten en instanties, meer dan drieduizend in totaal. In zestig jaar tijd had de hertog van Edinburgh er meer dan zevenhonderd verzameld en de koningin had er meer dan zeshonderd. Natuurlijk konden ze maar voor een fractie daarvan actief iets betekenen.
William en Harry waren van plan om het bij een stuk of twaalf de man te houden, die allemaal binnen de sfeer van hun eigen interesses moesten vallen. Twee keer per jaar zouden de broers een ‘liefdadigheidsforum’ houden om onderlinge samenwerking te bevorderen, dat was hun manier om krachten te bundelen. ‘Ze moeten zich er echt bij betrokken voelen, anders zijn het loze gebaren,’ zei Jamie Lowther-Pinkerton, hun privésecretaris.
Uit naam van hun fonds zouden ze subsidies verstrekken aan bestaande projecten, maar wel met een duidelijke einddatum. ‘Als uw organisatie vier scholen wil bouwen in een stadswijk, dan zeggen ze: “We gaan u daarbij steunen, maar over vier jaar moet er wat staan en moet er een exitstrategie zijn want dan houdt het echt op,”’ zei David Manning. Ze begonnen met drie speerpunten binnen en buiten Groot-Brittannië: achterstandsjongeren helpen, steun geven aan militaire veteranen en hun gezinnen en het bevorderen van natuurbehoud.
Deze benadering was afkomstig uit de Verenigde Staten. In de herfst van 2010 namen ze Nicholas Booth aan als uitvoerend directeur van het fonds, nadat die twee jaar lang zijn fondsenwervende capaciteiten had aangescherpt bij de Big Brothers and Big Sisters of America, een organisatie die er al sinds 1904 aan werkt om minder bedeelde kinderen een goede start in het leven te geven. Zijn methode was sterk beïnvloed door de ‘katalytische filantropie’ van Stanford University. Het fonds van William en Harry zou ‘startkapitaal verschaffen, het bewustzijn vergroten, zorgen voor maximale efficiëntie en zaken verbinden, en daarmee was het klaar’. De prinsen wisten dat ze een extra groot effect konden sorteren door samen te werken, ook dat was anders dan gebruikelijk was binnen de koninklijke familie, waar iedereen zijn hoogsteigen winkel beheerde. Ondanks hun uiteenlopende karakters koesterden William en Harry zowel dezelfde waarden als dezelfde interesses en ze begrepen dat ze een team moesten vormen.
Ze trokken een groepje donateurs aan dat bereid was alle administratieve kosten te dekken en haalden zonder gedruis in het eerste jaar ruim 500.000 pond binnen. De broers richtten zich op het smeden van duurzame banden met hun voornaamste ondersteuners, wier namen geheim bleven. Meer dan 80 procent van de uitgaven van het fonds bestonden uit subsidies. Dit in tegenstelling met de Prince of Wales Foundation, waar door het extravagante entertainment dat Michael Fawcett nodig achtte veel kapitaal weglekte. Dankzij diens de spuigaten uitlopende begrotingen werd in 2006 slechts een derde van de 800.000 pond die was binnengehaald daadwerkelijk aan een goed doel uitgegeven.
Eenmaal over de drempel van de zestig begon prins Charles het tempo waarin hij zijn black-spidermemo’s en uitgebreide toespraken produceerde, op te voeren. Volgens Robert Hardman van de Daily Mail leek Charles ‘vastbesloten om zo veel mogelijk te proppen tussen nu en zijn verheffing tot een van die twee posities die hij even stoïcijns als opgewekt tegemoet ziet: de troon en het hiernamaals’. De toon van de prins werd dwingender en zijn voorspellingen nog alarmerender.
Tijdens een tiendaagse rondreis door Brazilië, Chili en Ecuador in maart 2009 hield hij in Rio de Janeiro een zaal vol vooraanstaande vertegenwoordigers van het bedrijfsleven voor dat de wereld zich op een ‘keerpunt’ bevond: de samenloop van een wereldwijde recessie met een stijgende energiebehoefte die ‘spoedig zou zorgen dat de olieprijs weer omhoogschiet’ en een steeds zwaarder drukkende ‘behoefte aan voedsel en voedselproductie’. Hij zei dat het ‘oude model’ van industriële ontwikkeling niet langer werkte en dat de dreiging van een ‘catastrofale’ klimaatverandering de vraag opwierp of de mensheid er wel in zou slagen om op aarde te overleven.
Tot besluit drong hij erop aan dat de mensheid met vereende krachten de klimaatverandering zou afwenden en ‘het niet zover zou laten komen dat we onze kinderen en kleinkinderen een giftige graal nalaten’. Met gevoel voor dramatiek voegde hij daaraan toe: ‘We hebben nog maar honderd maanden om er iets aan te doen.’ Die extreem krappe agenda – nog maar acht jaar tot de apocalyps halverwege 2017 – gaf zijn critici de kans om elk jaar weer het beeld van een tikkende klok uit de kast te halen. Mensen als de ervaren hoofdredacteur en columnist Charles Moore, die zich van de ‘droeve, zelfopgelegde plicht’ kweet om zijn lezers er telkenjare aan te herinneren dat ‘we nu echt bijna de sigaar zijn’.
De zwartgallige, hoogst precieze voorspelling van de prins in Rio leidde de aandacht af van zijn centrale boodschap, die een oproep behelsde aan Brazilië en andere landen met grote regenwouden om gezamenlijk op te treden tegen ontbossing. In zijn pleidooi voor actie benadrukte Charles nog eens het belang van regenwouden voor het temperen van de opwarming doordat ze uitgestoten kooldioxide opnamen, voor de regelval doordat ze vocht verdampten, en voor de biodiversiteit.
Charles had per oktober 2007 het Prince’s Rainforests Project opgezet. Het werd een van zijn best georganiseerde initiatieven, met heldere doelstellingen. Voorafgaand aan de Londense topconferentie van twintig staatshoofden in april 2009 zat Charles in de staatsievertrekken van St. James’s Palace een bijeenkomst van een uur van veertien wereldleiders voor. Hij stelde voor dat hun regeringen in ontwikkelingslanden programma’s zouden financieren die economische prikkels gaven om houtkap ten behoeve van de houtindustrie, veehouderij en productieplantages te ontmoedigen. In plaats daarvan moesten die landen middelen krijgen om de wouden intact te laten en andere vormen van werkgelegenheid te creëren. Het idee was dat landen meer betaald zouden krijgen naarmate ze meer woudoppervlak wisten te redden.
De prins van Wales deed zijn werk als aanjager en trad daarna terug terwijl anderen zich bogen over de inrichting van ‘koolstofarme economieën’. Twee van de deelnemers aan de conferentie in St. James’s Palace die in actie kwamen, waren de leiders van Noorwegen en Guyana. Ze vormden een partnerschap waarbij het Scandinavische land 250 miljoen dollar bijdroeg aan het behoud van het regenwoud in de Zuid-Amerikaanse natie.
Om meer mensen zich bewust te laten worden van het verdwijnen van de regenwouden maakte Charles ook een succesvolle mediacampagne mogelijk. In een reeks webcasts spoorden Charles, William en Harry, plus een hele rits beroemdheden onder wie Daniel Craig, Joss Stone, Harrison Ford, Robin Williams en Sting, de mensen met behulp van computeranimaties van regenwoudkikkers aan om bij te dragen tot ‘een wereldwijde wil om te veranderen’ door op de website van het project hun steun te betuigen.
Het contrast tussen de vader en zijn zoons had niet scherper kunnen zijn. Charles legde in maatpak, gezeten op een luxueuze brokaten sofa, met een kikker die op een zijden kussen met franje sprong, geduldig en professoraal uit op welke wijze regenwoud een rol speelde bij de verandering van het klimaat. Zijn zoons zaten naast elkaar en oogden in hun informele kleding verfrissend modern: zonder das, in blauw overhemd met opgerolde mouwen, de armen gekruist op tafel terwijl de kikker tussen hen in zat te kwaken.
Datzelfde voorjaar kwam het tot een confrontatie tussen de prins van Wales en zijn onverzoenlijke vijand, architect Richard Rogers. Inzet was een vastgoedproject van 3 miljard pond op het terrein van de voormalige Chelsea-kazerne tussen Sloane Square en de Theems in Londen.
Gek genoeg raakte via Camilla bij de zaak betrokken. Het koningshuis van Qatar had het ministerie van Defensie 750 miljoen pond betaald voor de grond en Rogers, de uitverkoren architect, was tot grote woede van veel bewoners van de aanpalende buurt vol uit natuursteen en baksteen opgetrokken georgiaanse en victoriaanse gebouwen, op de proppen gekomen met een steriele reeks van zestien dicht opeenstaande ‘paviljoens’ van glas en staal, appartementenblokken van merendeels tien verdiepingen hoog.
In februari 2009 leverde Rogers een aangepast ontwerp in bij de stedenbouwkundige commissie van de deelgemeente. Er was meer open ruimte, een paar gebouwen waren minder hoog en er kwamen minder appartementen, maar het modernistische karakter bleef onaangetast. De voornaamste tegenstander van het project, de Chelsea Barracks Action Group, vond het plan nog altijd een ‘krankzinnige’ belediging, voornamelijk van het uit de zeventiende eeuw daterende, door sir Christopher Wren ontworpen Royal Hospital aan de overkant van de straat.
Ergens in die maand besprak een van de omwonenden de zorgen van de groep met de hertogin van Cornwall en stuurde daar nog eens een brief achteraan. Camilla vertelde haar man over de kwestie, die prompt zorgde dat hij een kopie van Rogers’ ontwerp in handen kreeg. Hij deed wat je van hem kon verwachten: op 1 maart schreef hij een brief aan zijn vriend sjeik Hamad bin Jassim bin Jaber Al Thani, de eerste minister van Qatar. De sjeik stond ook aan het hoofd van Qatari Diar, het vastgoedbedrijf van het koningshuis, en was een volle neef van de regerende emir.
Twee getypte pagina’s lang putte Charles zich uit in beleefdheden en verontschuldiging voor zijn bemoeienis, maar ventileerde hij tegelijkertijd hevige verontwaardiging over de ‘brutalistische’ architectuur die Londen van zijn schoonheid beroofde. Zijn woorden kwamen recht uit het hart, veertien ervan waren in zwarte inkt onderstreept. Hij benadrukte dat hij niet de enige was die ‘ten diepste bezorgd’ was over het Chelsea Barracksterrein.
Hij stelde dat heel wat ‘wanhopige’ Londenaren ‘eeuwig dankbaar’ zouden zijn als de premier van Qatar een beter harmoniërend alternatief voor het ontwerp van Rogers in overweging zou willen nemen. Behulpzaam voegde hij alvast een schets bij van zijn favoriete neoclassicistische architect Quinlan Terry, met ‘tijdloze’ elementen als stadsvilla’s en parkpleinen naast appartementen. Naast zijn handtekening zette Charles een Arabische spreuk.
De sjeik stuurde een neutraal antwoord, maar managers bij de projectontwikkelaar beschouwden Charles’ brief als een ‘handgranaat’ die het plan van Rogers kon opblazen. Ze traden in overleg met Michael Peat om te onderzoeken hoe ze de aanvraag zonder stof te doen opwaaien konden intrekken. Clarence House en de Qatari waren het erover eens dat de betrokkenheid van de prins geheim moest blijven.
Op 5 april onthulde The Mail on Sunday in grote lijnen wat Charles aan het koningshuis van Qatar geschreven had. De prins sprong uit zijn vel over het lek en zowel critici als sympathisanten van het ingrijpen van de prins stond het schuim op de lippen. Twee weken later waarschuwden tien van de meest prestigieuze architecten ter wereld, onder wie Frank Gehry, Renzo Piano en Norman Foster, Charles om zijn pogingen te staken om ‘het beloop van een open en democratisch stedenbouwkundig proces negatief te beïnvloeden’.
Charles wendde zich rechtstreeks tot de emir en zijn glamoureuze echtgenote, vrienden van de prins die zijn projecten met islamitische kunst hadden ondersteund. Hij nodigde het koninklijke paar uit op de thee op Clarence House op 11 mei. De emir betoonde zich verrast over het voorstel van Rogers en beloofde een en ander recht te zetten. Christian Candy, een van de partners in het project, had er een grovere omschrijving voor: ‘De prins van Wales zeek de emir aan zijn kop over hoe vreselijk het ontwerp wel niet was’, en de emir ‘ging compleet door het lint’ tegenover de hoogste baas van Qatari Diar.
Een maand later trok Qatari Diar het ontwerp van Rogers terug en maakte bekend dat consultants van de Prince’s Foundation for the Built Environment zouden assisteren bij de selectie van zowel een projectleider als nieuwe architecten. Richard Rogers beschuldigde de prins ervan dat hij eigenhandig en in strijd met het staatsrecht zijn project om zeep geholpen had. Hij eiste een onderzoek naar de bemoeienissen van Charles met de architectuur en andere vakgebieden als gezondheidszorg, landbouw en het milieu. ‘Ik denk niet dat hij zonder meer slecht is,’ zei Rogers. ‘Maar hij heeft het wel verkeerd.’
Onvermijdelijk volgde er een onverkwikkelijk juridisch gevecht tussen de Qatari en hun partners in het project, die hen van contractbreuk beschuldigden. Een jaar later stelde een rechter van het High Court de partners in het gelijk en gaf de prins van Wales een reprimande vanwege zijn ‘onverwachte en onwelkome’ interventie.
Veel minder aandacht was er voor een tweede reden voor de handelwijze van de emir, een economische. Door de recessie van 2008 was de vastgoedmarkt ingezakt en Qatari Diar had er allerminst bezwaar tegen om met bouwen te wachten tot rijke kopers weer voor dure appartementen in de rij zouden staan. Het zou nu nog vijf jaar duren voordat het werk aan de eerste van vijf bouwfasen kon beginnen: drie gebouwen van acht verdiepingen met vierenzeventig ‘ultra-luxueuze’ appartementen die per stuk tussen 1,5 miljoen en 37 miljoen pond zouden moeten opbrengen. De gevels van elegant natuursteen combineerden moderne vloeiende lijnen met traditionele materialen. Het basisontwerp voorzag in een gevarieerde mix van stadsvilla’s, appartementencomplexen, winkels, sociale woningbouw, groene pleinen, een boetiekhotel, medische en sportieve voorzieningen en een groot openbaar park, ‘een archetypisch beschaafd Londens stadslandschap’, in alles het tegendeel van de glanzende vrijstaande kubussen die Rogers voor ogen had gehad. Het was uitgedraaid op een klinkende overwinning voor de prins van Wales, een bewijs dat hij, zelfs al werd zijn lange arm gezien als ongepast en in strijd met het staatsrecht, toch in staat was om veranderingen te bewerkstelligen.