28
Na zijn expeditie naar Chili had prins William een maand lang als boerenknecht gewerkt op een melkveehouderij van vrienden van Charles in Gloucestershire. Net als de rest van het personeel stond hij om vier uur ’s morgens op, molk de koeien, mestte de stallen uit en reed rond op een tractor voor rond drieënhalf pond per uur. Het was allemaal natuurlijk niet echt, maar hij deed werkelijk zijn best om ‘gewoon een van de jongens’ te zijn. Door die ervaring kreeg hij begrip voor de ‘hardheid’ van het werk in de landbouw, iets waar zijn vader zeker blij mee was.
In de laatste fase van zijn tussenjaar was hij in maart 2001 naar Afrika getrokken voor vier maanden avontuurlijke safari’s afgewisseld met educatieve bezigheden in Botswana en in het Lewa-wildreservaat in Kenia. Net als zijn broer Harry beschouwde William Afrika als een uitzonderlijk oord waar hij aan alles kon ontsnappen en zichzelf kon zijn, een wereld zonder de onderdanigheid waarmee leden van de koninklijke familie gewoonlijk tegemoet getreden werden. Hij was al in 1998 met de Van Cutsems en Geoffrey Kent in Lewa geweest en had zich laten betoveren door het weidse landschap en de in het wild rondlopende olifanten en neushoorns. Toen hij voor de tweede keer in Kenia was, werkte hij in het asiel ter bescherming van bedreigde diersoorten. Daar maakte hij ook kennis met Tusk, een dierenbeschermingsorganisatie die het bedreigde wild tegen stropers beschermde. William werd enthousiast over hun werk en Tusk zou een van de eerste instellingen worden waaraan hij zich zou verbinden.
Toen William op 23 september op St. Andrews begon, sjouwde zijn vader net als alle andere vaders met een koffer en hielp hij zijn zoon om zich op de campus in St. Salvator’s Hall te installeren. William had een normale eenpersoonskamer, gebruikte de gemeenschappelijke badkamer, keuken en wasruimte en maakte op eigen houtje vrienden. Het was een heel verschil met hoe zijn vader de universiteit ervaren had. Afgezien van wat new-age-achtige trekjes, had Charles altijd meer gemeen gehad met de generatie boven zich dan met die waartoe hij zelf behoorde. Net als zijn moeder had hij nooit boodschappen gedaan in een supermarkt, terwijl William zich tussen de levensmiddelen bij Tesco prima thuis voelde. Als Charles informeel deed, had dat altijd iets gekunstelds, terwijl de ontspannen stijl van zijn zoons natuurlijk leek. Ze klónken zelfs meer als normale mensen. Hun accent had een zweem van ‘Estuary English’, het Engels van de Theemsmonding met zijn vage Cockney-accent, en was heel anders dan de klassieke aristocratische uitspraak die hun vader bezigde.
William werd nog altijd beschermd tegen de media doordat de Press Complaints Commission na de dood van Diana bepaald had dat zijn privacy net als die van Harry strikt gerespecteerd diende te worden zolang ze nog een opleiding volgden. Maar dat beleid werd onverwacht doorkruist door een lid van zijn eigen familie, zijn oom prins Edward. De vijfendertigjarige broer van Charles probeerde zich een positie te verwerven als televisieproducer, terwijl Sophie in de twee jaar dat ze nu getrouwd waren met haar publicrelationsbedrijfje in de weer was gebleven. Eerder dat jaar, in april, was Sophie het slachtoffer geworden van een gemeen opzetje toen een journalist zich als potentiële klant had voorgedaan en opnamen had gemaakt van indiscrete opmerkingen die ze maakte over leden van de koninklijke familie en vooraanstaande politici. Zo zei ze dat Charles en Camilla ‘nummer één stonden op de lijst van impopulaire lui’.
Omgekeerd werden Edward en Sophie nu bepaald impopulair bij Charles en Camilla, waarmee aan alle voorwaarden voor een uitbarsting voldaan was. Binnen een paar dagen nadat William op St. Andrews was aangekomen, kon men een ploeg van twee man van het productiebedrijf van Edward op de campus bezig zien met het maken van opnamen voor een Amerikaanse documentairereeks getiteld Royalty from A to Z. Toen ze van het terrein werden gestuurd, beweerden ze bij hoog en bij laag dat ze toestemming hadden van Edward.
Het incident werd doorgebriefd aan Mark Bolland, die korte metten maakte met Charles’ jongere broer. De Daily Mail berichtte dat de prins van Wales ‘laaiend’ was – een van Bollands favoriete uitdrukkingen – en beschreef hoe hij op Highgrove furieus in de salon zat en weigerde om Edward aan de telefoon te woord te staan. De boulevardpers stookte het vuur flink op met beweringen dat Edward incompetent was in zijn werk en persoonlijke beledigingen aan het adres van beide echtelieden Wessex. Twee jaar later zou Bolland in een interview met The Guardian toegeven dat de gebruikte bewoordingen waarschijnlijk van hem afkomstig waren. Maar hij vond niet dat hem inzake het volksgericht dat hij had teweeggebracht iets te verwijten viel. Het scheen niet bij hem op te komen dat de hele kwestie ook binnen de familiekring had kunnen worden afgehandeld.
Uiteindelijk streken de broers de onderlinge oneffenheden glad, maar Edwards carrière had onherstelbare schade opgelopen. In maart van het jaar erop maakten hij en Sophie bekend dat ze zich voortaan uitsluitend aan hun koninklijke bezigheden zouden wijden. Wel bleven ze zeer in de gunst staan van de koningin en Philip en bleven ze wonen in het huis van zesenvijftig kamers vlak bij Windsor dat de vorstin na hun huwelijk aan hen geschonken had. Ook bleven koningin en prins hen steunen met geld uit haar privélandgoed, het hertogdom Lancaster. Ze deden allebei nauwgezet hun plicht voor ‘the Firm’.
Het hof op Buckingham Palace was ongelukkig met Bollands zero-sumbenadering, waarbij hij probeerde zijn baas vooruit te helpen ten koste van anderen in de familie. Het secretariaat van de prins van Wales was altijd al een eigengereid geheel geweest, maar onder Bollands invloed leek het echt een onhandelbaar zootje te worden. De koningin besloot dat iemand de wanorde op St. James’s Palace moest gaan beteugelen, een eind moest maken aan de territoriumstrijd tussen de twee hoven en haar zoon in het openbaar een toontje lager moest laten zingen. Ze vroeg haar levenslange vriend en vertrouwde raadsman David Airlie om raad. Hij had haar dertien jaar als opperkamerheer gediend en in die functie de leiding gehad over de meer dan achthonderd koppen tellende paleisstaf, het management daarvan gemoderniseerd en de financiën gesaneerd. Zijn partner bij dat alles was Hare Majesteits thesaurier geweest, Michael Peat.
Het waren vooral de influisteringen van Peat geweest die de koningin overreed hadden om niet alleen belasting te gaan betalen, maar ook om nieuwe inkomsten te genereren door Buckingham Palace ’s zomers open te stellen voor toeristen. Peat was iemand met wie je voor de dag kon komen: slank, strak in het pak, voorkomend, onverstoorbaar en, bij wijze van concessie aan de voorstanders van energiebesparing, fietsende forens. Zijn ijver om kosten en menskracht te besparen hadden hem de bijnaam ‘man met de bijl’ opgeleverd. Met zijn hoge voorhoofd en scherpe trekken oogde hij als een rasechte intellectueel. Er waren mensen die zeiden dat onder zijn glimmende schedel geen brein huisde maar een rekenmachine. Op feestjes deed hij liefst iedereen versteld staan door uit het hoofd alle koningen en koninginnen die Engeland gehad had in volgorde op te noemen.
In het najaar van 2001 deed Airlie de koningin het idee aan de hand dat Peats capaciteiten op het secretariaat van de prins van Wales goed van pas zouden komen. Peat kende Charles van nabij doordat hij lid was van de commissie die namens de familie het beheer voerde over de privébezittingen van de Windsors. Telkens als Philip bij een vergadering zijn zoon weer eens afblafte, kwam Peat achteraf naar Charles toe met een bemoedigend woord. De prins zorgde dat Peat bij een diner naast Camilla kwam te zitten en zoals gehoopt was ze met hem ingenomen. Tegen Kerstmis had Charles besloten om Peat aan te stellen als nieuwe persoonlijk secretaris.
Bolland voelde aan dat er een killere wind door St. James’s Palace zou gaan waaien. Al vanaf begin december gooide hij in de pers balletjes op dat hij overwoog om zijn eigen publicrelationsbedrijf te beginnen met Charles en Camilla als ‘ster-cliënten’ die andere zouden helpen binnenbrengen. ‘Operatie PB’ was met rasse schreden voortgegaan en in de vijf jaar sinds de spindoctor op het toneel verscheen, was het imago van Charles onmiskenbaar verbeterd.
De adjunct-privésecretaris gaf later één fout toe: ‘Al onze inspanningen ten spijt hield [Charles] zich niet altijd buiten politiek gevoelige kwesties.’ De prins ‘verwees vaak naar zichzelf als een “dissident” die tegen de politieke hoofdstroom moest optornen’. Zijn adviseurs probeerden tevergeefs om hem te doen inzien dat dat actievoeren van hem ‘constitutioneel controversieel’ was.
Begin november rammelde Charles in besloten kring opnieuw aan zijn ketenen toen hij ineens dringend William Farish opbelde, de Amerikaanse ambassadeur in Londen, om het buitenlandse beleid van Amerika te bespreken. Kort na de aanslagen door Al-Qaida op 11 september, begonnen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië aan een invasie in Afghanistan om de terroristen en het Talibanregime dat hen beschermde te verjagen.
Dat conflict beleefde nu zijn vierde week en op 16 november zou de ramadan beginnen, de islamitische vastenperiode van een maand. De Amerikaanse regering had bekendgemaakt dat ze de intensiteit van de bombardementen wilde opvoeren voordat de invallende winter het vechten zou bemoeilijken. De Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld wees erop dat moslims zelf ook in de heilige maand gevochten hadden – Irak en Iran hadden dat tijdens hun conflict in de jaren tachtig acht keer gedaan en de Egyptische president Anwar Sadat had in 1973 tijdens de ramadan de aanval op Israël geopend. Hij voegde daar nog aan toe dat ‘de Taliban en Al-Qaida vast niet met vakantie gaan’.
‘Prins Charles vroeg mij of het mogelijk was om de invasie uit eerbied voor de ramadan stop te zetten en of ik dat verzoek aan president Bush kon overbrengen,’ herinnerde Farish zich. De ambassadeur legde uit dat je een invasie die al begonnen was moeilijk kon stilleggen. Daarop antwoordde de prins: ‘Maar Amerikanen kunnen toch alles.’ ‘Mijnheer, meent u dat nu echt?’ vroeg Farish. ‘Jazeker,’ zei Charles. Farish begreep dat de prins gedreven werd door zorgen over wat moslims gedurende hun heilige periode zou worden aangedaan. De bombardementen gingen volgens plan door.
William had op St. Andrews meer moeite om zijn draai te vinden dan verwacht. Hij vond de afgelegen ligging ervan aan de Noordzee onplezierig en het stadje benauwend. Hij studeerde kunstgeschiedenis, wat hem eigenlijk niet interesseerde. Thuis voor de kerstvakantie vertelde William zijn vader dat hij niet terug wilde voor zijn tweede semester. ‘Ik had denk ik niet zozeer heimwee,’ vertelde hij, ‘ik zag er vooral tegenop.’ De universiteitsbestuurders zaten in zak en as bij het vooruitzicht dat de tweede in lijn voor de troon zou vertrekken. Ze vreesden een publicitaire ramp. Er volgden een paar lange gesprekken, waarin Charles er bij hem op aandrong het nog een semester te proberen, en William mocht overstappen naar geografie. De jonge prins rechtte zijn rug en Bolland verkocht zijn vertwijfeling als het onbetekenend soort ‘hobbel’ dat je bij eerstejaars wel vaker ziet.
Tezelfdertijd was Harry in gevaarlijk vaarwater terechtgekomen, en News of the World had daar lucht van gekregen. Het was begonnen in de zomer van 2001 toen Charles hem tijdens zijn zomervakantie van Eton vaak op Highgrove alleen liet. Natuurlijk had William zich met zijn vrienden niet onbetuigd gelaten waar het alcoholische escapades betrof, maar de zestienjarige Harry was roekelozer dan zijn broer. De prinsen beschikten op Highgrove over een kelderruimte die ze Club H noemden, met een dreunende stereoset met technomuziek en een welvoorziene bar. Terwijl William in zijn tussenjaar de wereld afreisde, gingen de minderjarige Harry en zijn vrienden zich daar te buiten aan drank en hasj.
In augustus van dat jaar wist News of the World de hand te leggen op een foto van Harry in een of andere Spaanse nachtclub, waarop hij er dronken dan wel stoned uitzag. De verslaggevers van het boulevardblad begonnen wat Bolland betitelde als ‘een groot onderzoek’ in Gloucestershire. In september werd hij door zijn vriendin Rebekah Wade, de hoofdredacteur, geconfronteerd met een ‘dossier met overtuigende bewijzen’ tegen Harry. Bolland dacht niet dat hij publicatie ervan zou kunnen voorkomen en opende onderhandelingen om het verhaal zo te draaien dat het niet al te schadelijk zou zijn. Daarbij was ook Guy Black betrokken, Bollands intieme partner en het hoofd van de Press Complaints Commission.
Het verhaal dat ze bekokstoofden kreeg de volledige instemming van de PCC. Het verscheen, zeven pagina’s lang, op 13 januari 2002 onder de kop ‘Harry’s drugsschandaal’. Het artikel verhaalde van wat er voorviel in Club H, maar ook van drank- en cannabisgebruik in de nabij Highgrove gelegen Rattlebone Inn in de maanden juni en juli.
Maar er zat een vergoelijkende draai aan het verhaal. Toen personeel van Highgrove de geur van marihuana was opgevallen, had men prins Charles gewaarschuwd, die Harry kalm bij zich geroepen had en ‘hem gevraagd had om de waarheid te zeggen’. Nadat zijn zoon bekend had, nam Charles hem mee naar het behandelcentrum voor drugsverslaafden Featherstone Lodge in Zuid-Londen voor een ‘korte maar krachtige schokbehandeling’. Die bestond uit het praten met verslaafden aan cocaïne en heroïne die hem diets maakten ‘wat er met je gebeurt als je aan drugs begint’.
In het verhaal werd een huisvriend geciteerd die zei dat vader en zoon daarna een ‘onderonsje’ hadden ‘dat [Harry] niet licht zal vergeten’ en dat ‘hij sindsdien geen drugs meer heeft aangeraakt’. Het feit dat Charles’ toezicht nogal gebrekkig was geweest, verdween naar de achtergrond door de lof die hem werd toegezwaaid vanwege zijn verlicht vaderschap.
In werkelijkheid bleek Bolland met instemming van Charles het verhaal zo naar zijn hand gezet te hebben dat de prins van Wales in een wel heel gunstig daglicht kwam te staan. Harry had Featherstone Lodge wel bezocht, maar dat was in gezelschap van zijn adviseur Mark Dyer en maanden voordat Charles van de uitspattingen van zijn zoon op de hoogte werd gesteld. Later gaf Bolland ook toe dat de feiten ‘verdraaid’ geweest waren, maar hij bleef erbij dat hij er slechts ‘het beste van had willen maken’ door een volstrekt negatieve geschiedenis om te bouwen tot een enigszins positief familieverhaal.
Drie weken na het schandaal maakte Bolland bekend dat hij St. James’s Palace ging verlaten om een eigen bedrijf te beginnen. Zijn eerste klanten zouden, al was het maar van korte duur, inderdaad Charles en Camilla zijn.
Voor de koninklijke familie betekende het op zaterdag 9 februari na een langdurig ziekbed overlijden van prinses Margaret, eenenzeventig jaar oud, het eerste grote verlies sinds de dood van Diana. Charles spoedde zich naar Sandringham om de koningin-moeder te troosten, die nu haar eigen dochter overleefd had. Gedurende de laatste maanden van ‘tante Margot’, toen ze door een reeks beroertes tot weinig meer in staat was, had hij zich van zijn beste kant laten zien door haar te komen voorlezen. Hij had altijd een zwak gehad voor zijn grillige tante, die ooit grapte dat ‘de kortste benen in Engeland die van mij en Charles zijn’.
Hoewel de koningin-moeder ademhalingsmoeilijkheden had en breekbaar leek, ging ze een week later toch naar de uitvaartdienst voor haar dochter in St. George’s Chapel. Dat stelde de koningin, zelf vijfenzeventig, voldoende gerust over de gezondheid van haar moeder om twee weken naar het buitenland te gaan voor de aftrap van de feestelijkheden in verband met haar gouden jubileum, haar vijftigjarig koningschap.
Eind maart ging Charles bij zijn grootmoeder langs op Royal Lodge in Windsor Great Park alvorens af te reizen naar Klosters voor een skivakantie met William en Harry. Hij gaf haar een jasmijnplant als paascadeautje en kuste haar vaarwel. Twee dagen later ging haar conditie achteruit en verloor zij het bewustzijn. Op zaterdag 30 maart om kwart over drie ’s middags overleed ze, honderdeen jaar oud, in aanwezigheid van haar dochter, prinses Margarets kinderen David Linley en Sarah Chatto, en Margaret Rhodes, een nicht van de koningin-moeder, allen in tranen. Binnen een kwartier had de koningin Charles in het Walserhof Hotel aan de lijn en bracht hem het nieuws. Een paar tellen later zat hij aan de telefoon met Camilla.
Bruno Sprecher, die eerder die dag met Charles was wezen skiën, vertelde dat de prins ‘compleet van de kaart’ was. Hoewel hij wist dat het eraan kwam, was hij er toch niet op voorbereid. Behalve na de lawine ‘was dit de enige keer dat ik hem zo aangedaan zag. Dit betekende voor hem een enorm verlies.’
De volgende ochtend vroeg, het was Eerste Paasdag, reisden Charles, William en Harry af in de donkere pakken met zwarte das die standaard in hun koffers zaten voor het geval dat zich binnen de familie een overlijdensgeval voordeed. Erfgenamen van de troon worden verondersteld apart van elkaar te reizen, maar onder de omstandigheden had de koningin goed gevonden dat ze samen met een militair toestel naar Engeland vlogen.
Om één uur ’s middags kwamen ze aan op Royal Lodge om afscheid te nemen. ‘Prins Charles zat er wanhopig over in’ dat hij er niet bij was geweest toen zijn grootmoeder overleed, volgens Margaret Rhodes. Charles ging meteen bij de koningin-moeder kijken, die er op haar doodsbed jaren jonger uitzag. William en Harry gingen met hem mee, evenals de koningin. Die middag verzamelde de familie zich voor de avonddienst in de Royal Chapel of All Saints in Windsor Great Park, waar zes dragers de kist met de koningin-moeder, gedekt met haar koninklijke standaard en daarop een krans van roze camelia’s uit haar tuin, naartoe gebracht hadden.
In een televisie-uitzending halverwege de middag op maandag 1 april bewees Charles haar emotioneel de laatste eer. In rouwkleding zat hij op Highgrove in een hoek van de Orchard Room aan een ronde tafel waarop een grote paarse orchideeënplant en twee foto’s van de koningin-moeder stonden. Hij sprak niet in de camera maar tot een interviewer, waarbij hij af en toe een blik op wat aantekeningen wierp. Alles ging in één take, waardoor wat hij zei iets spontaans kreeg.
Hij praatte niet langer dan vier minuten, haalde herinneringen op aan ‘de eerste die mijn leven beter maakte’ met haar ‘volstrekt onweerstaanbaar guitige geest’. Hij sprak van de manier waarop ze het Britse volk gediend had ‘met zwier, stijl en onverstoorbare waardigheid’. Toen hij terugdacht aan hoe ze samen gelachen hadden, was hij even zijn emoties niet de baas en kwamen er tranen in zijn ogen toen hij zei: ‘O, wat zal ik haar lach missen en die heerlijke wijsheid van haar die voortkwam uit zoveel ervaring en een aangeboren affiniteit met het leven.’
De dag voor haar uitvaart in Westminster Abbey op 9 april hielden de vier kleinzoons van de koningin-moeder – Charles, Andrew, Edward en David Linley – bij haar baar in Westminster Hall een wake van vijftien minuten. Met gebogen hoofd stonden ze elk bij een hoek van haar kist. Achter hen stonden William en Harry, andere leden van de koninklijke familie en, opvallend genoeg, Camilla. Ze had geen bijzondere plaats gekregen tussen de 2100 rouwenden in de Abbey, maar men zei dat Charles zich gesterkt voelde in het besef dat ze er was.
Meer dan een miljoen mensen stonden langs de 37 kilometer lange route van de begrafenisstoet van Londen naar Windsor, waar ze begraven werd na een besloten dienst in St. George’s Chapel. Een paar uur daarna voegden Charles en Harry zich bij Camilla op Birkhall voor een periode van ‘persoonlijke reflectie’. In een brief aan Nancy Reagan maakte de prins gewag van de ‘enorme kloof’ in zijn leven.
Eenmaal terug op Highgrove verwerkte Charles zijn verdriet door een week lang hosta’s, nieskruid en varens te planten. Hij begon ook aan de eerste van een reeks gedenktekens voor de grootmoeder die hem zo vele jaren lang mentaal overeind gehouden had. Hij gaf het een plaats in een uitbreiding van de stronkentuin en noemde het zijn ‘Tempel der Eerbiedwaardigen’. Het was een door de Bannermans ontworpen vierkant bouwsel van groen eikenhout met een piramidedakje, dat zo gezandstraald was dat het van kalksteen leek. Midden op de voorkant zat een stralenkrans met daarop een bronzen bas-reliëf van de koningin-moeder die haar geliefde tuinhoed en parels draagt.