5
Camilla Rosemary Shand was in 1972 een meisje dat onmiddellijk herkenbaar was als iemand uit de Britse upper class, met fijne gelaatstrekken, tot haar kin vallend lichtbruin haar met blonde highlights, een charmant figuurtje en een forse boezem. Haar gezicht lichtte geamuseerd op als ze sprak met haar lage en door bijna tien jaar roken ook hese stem.
Van onder Camilla’s lange pony keken twee vrolijke diepblauwe ogen. ‘Je kon wel zien wat een man in haar zag,’ zei lady Annabel Goldsmith, een vriendin van haar familie, namelijk ‘een intens warm en moederlijk, lachend wezen met een enorm sexappeal’. Patrick Beresford, die zo’n vijftig jaar lang met haar bevriend was, zei dat als Camilla ergens binnenkwam ‘je je vanzelf beter gaat voelen, omdat je weet dat er iets leuks te gebeuren staat’. Zo’n persoonlijkheid was natuurlijk buitengewoon aantrekkelijk voor een jeugdige prins met een talent voor neerslachtigheid.
Over hoe Charles en Camilla elkaar precies voor het eerst ontmoetten, doen uiteenlopende verhalen de ronde. De populairste en pikantste versie is dat hun paden elkaar voor het eerst kruisten na een polomatch op Smith’s Lawn. Volgens sommigen gooide Camilla er bij die gelegenheid de memorabele openingszin uit: ‘Mijn overgrootmoeder was de maîtresse van jouw betovergrootvader, dus wat doen we?’ Anderen, en dat zijn er niet weinig, doen die opmerking af als apocrief, al houden bepaalde goede vrienden vol dat ze het op enig moment bij wijze van grap wel degelijk gezegd heeft. Met haar suggestieve scheve lachje bezat ze er zeker de benodigde bravoure voor.
Maar Jonathan Dimbleby schrijft dat ze aan elkaar werden voorgesteld door Lucia Santa Cruz, die na Cambridge steeds warme banden met de prins was blijven onderhouden, en hij had het van prins Charles zelf. Charles herinnerde zich hoe ze tegen hem gezegd had dat ze ‘precies het juiste meisje’ voor hem had.
In een interview bevestigde Lucia dat zij ze inderdaad bij elkaar had geïntroduceerd. Ze wist niet precies meer wanneer maar wel nog waar. Zij en Camilla waren vriendinnen en woonden op verschillende verdiepingen van de Cundy Street Flats, om de hoek van het busstation Victoria. ‘De prins kwam langs voor een borrel, en ik vroeg haar naar boven,’ zei Lucia.
‘Hij verloor bijna op slag zijn hart aan haar,’ schreef Dimbleby. Aangetrokken door Camilla’s levendige natuur vond de prins het vooral mooi dat ze zich niet ‘optutte’ en dat ze zowel zijn liefde voor het platteland deelde als zijn absurde gevoel voor humor. Hij bewonderde haar ‘aardse gebrek aan ontzag’ en haar onverschilligheid voor mode en stijl. Ze was zowel ‘teder’ als ‘pretentieloos’.
Een foto van het tweetal, genomen in de zomer van 1972 na een partij polo, vertelt het hele verhaal. Hij leunt in zijn witte jersey shirtje en nauwe beige broek tegen een hek, zijn benen in bruine laarzen gestoken, het ene been bij de enkel over het andere gekruist. Zij, in een jurk met een drukke print en een donkergroene regenjas, leunt op beige hakken tegen een auto, met haar benen in keurige symmetrie net zo gekruist als hij. Zij werpt hem met een vage glimlach een uitnodigende blik toe.
Hij was drieëntwintig en zij zou in juli vijfentwintig worden. Ze was ook in de liefde geen groentje meer. Zes jaar lang had ze een knipperlichtrelatie gehad met Charles’ polovriend Andrew Parker Bowles, die ook de vriend geweest was van Charles’ zuster. Andrew behoorde tot degenen die zeiden dat Camilla’s grap over haar overgrootmoeder Alice Keppel ‘verdomd raak’ was geweest. Camilla stamde uit een oude en voorname familie, waarbinnen echtscheiding en overspel evenwel aan de orde van de dag waren.
Alice Keppel, ‘La Favorita’ van ‘Bertie’, koning Edward VII, had de toon gezet waar het overspel in koninklijke kringen betrof. Ze kwam uit een eerbiedwaardige familie van Schotse landeigenaren die fortuin gemaakt hadden in de kolen en spoorwegen, en groeide op Duntreath Castle in de buurt van Glasgow op. Ze bezat zowel ‘rijpe rondingen’ als blauwe ogen die volgens Alice’ dochter Sonia, Camilla’s grootmoeder, ‘groot, vol humor, lief en opmerkzaam’ waren.
Alice rookte brutaalweg sigaretten, iets dat voor een laatnegentiende-eeuwse vrouw van goede komaf niet gebruikelijk was, bezat een luide stem en een verzengend gevoel voor humor. Mannelijkheid was volgens Jane Ridley, de biografe van Edward VII, ‘een wezenstrek van al Berties favorieten’. Toch bood Alice haar behoeftige amant moederlijke, bijna verpleegsterachtige troost, om nog maar te zwijgen van een betrouwbaar oor om zijn geheimen in te fluisteren.
Toen de affaire begon tussen Alice en ‘Kingy’, zoals Bertie door zijn beide dochters genoemd werd, was zij negenentwintig en hij zesenvijftig. Bij feesten op de landgoederen van hun adellijke jachtvrienden maakten ze geen geheim van hun intieme betrekkingen. Dat deden ze zelfs niet op koninklijke buitens als Sandringham en Balmoral. Op foto’s uit die jaren is Alice achteroverleunend te zien ‘om haar boezemvergrotende lijfje te showen, met haar blik strak gericht op haar koninklijke geliefde’. Koningin Alexandra, populair, lieftallig en stokdoof, tolereerde de buitenechtelijke avonturen van ‘mijn ondeugende mannetje’.
De parallellen in uiterlijk, manier van doen en gewoonten tussen Alice en haar achterkleindochter zijn bijna eng. Camilla was zo trots op haar voorouder dat haar portret op een prominente plek in haar woonkamer hing. Hoe gedurfd Alice ook met haar liaison was omgesprongen, toch had Camilla vooral de les getrokken uit Alice’ fantastische discretie. Toen de koning overleed, verbrandde Alice bijna al hun onderlinge correspondentie.
George Keppel, de man van Alice, was een knappe en meegaande man die troost vond voor haar ontrouw in eigen avontuurtjes. Als derde zoon van de zevende graaf van Albemarle bezat hij een nog chiquere stamboom dan Alice maar niet zoveel geld. Desalniettemin leidden ze een luxeleven dankzij de uitstekende relaties die Alice zorgvuldig onderhield met een aantal bankiers, onder wie sir Ernest Cassel, de grootvader van Edwina Mountbatten en financieel adviseur des konings, en de goedgeefsheid van Bertie.
In 1900, het jaar waarin ook de koningin-moeder en Dickie Mountbatten geboren werden, kregen ze een dochter, Sonia Rosemary Keppel, die op haar achttiende de jackpot won door te trouwen met Roland (Rolie) Cubitt, zoon van de tweede baron Ashcombe. Zijn enorme rijkdom had hij aan zijn overgrootvader te danken, Thomas Cubitt, die grote stukken land van de hertogen van Bedford en Westminster in Londen volbouwde, met name Belgravia, het epicentrum van het dure en modieuze leven. Rolie, die nog het meest leek op ‘een alerte foxterrier die er dolgraag uit wil’, erfde zowel de titel als het familiefortuin.
Rosalind Maud Cubitt, de dochter van Sonia en Rolie en latere moeder van Camilla, werd geboren in 1921. Ze leidde met haar twee jongere broers een bevoorrecht leven in wat, haar kleurrijke grootouders in aanmerking genomen, een conventioneel huishouden mocht heten. Het hoogtepunt van haar jeugd kwam in 1939, het laatste vredesjaar, toen ze in aanwezigheid van koning George VI en zijn vrouw koningin Elizabeth ‘Deb of the Year’ werd op het debutantenbal in Holland House in Londen. Het zou het laatste extravagante feest in het in jakobijnse stijl opgetrokken bakstenen gebouw zijn, want Holland House werd in 1940 door Duitse brandbommen vrijwel met de grond gelijkgemaakt.
Zes jaar later trouwde Rosalind met de man die Camilla’s vader zou worden, majoor Bruce Middleton Hope Shand, in de Tweede Wereldoorlog tweemaal onderscheiden en met zijn achtentwintig jaar vier jaar ouder dan zij. Ook zijn familie had Schotse wortels, zij het in mindere mate dan die van Rosalind. Bruce kwam, zoals hij het uitdrukte, uit een ‘nogal vreemde familie’, nog disfunctioneler dan de Keppels.
Zijn vader heette Philip Morton Shand, had Eton en Cambridge doorlopen en was een schuinsmarcheerder met vier vrouwen en nog veel meer minnaressen. De moeder van Bruce, Edith, was zijn eerste vrouw geweest in een huwelijk dat nog geen vier jaar standhield. Nadat het paar uit elkaar was gegaan toen Bruce drie was, voelde hij zich door allebei zijn ouders in de steek gelaten.
Bruce kwam in huis bij de ouders van zijn vader, die hem op kostschool deden in Rugby. Na een officiersopleiding op de militaire academie Sandhurst, weerde hij zich dapper in Frankrijk tijdens de Duitse inval in 1940, waarvoor hem zijn eerste Military Cross voor betoonde moed werd toegekend. Hij werd met een theekist vol boeken in Libië gestationeerd, waar hij in 1942 onder hevig vuur stand wist te houden bij de Slag om El Alamein. Dat leverde hem zijn tweede Military Cross op met een eervolle vermelding als cavaleriecommandant ‘van de eerste orde’.
Niet lang daarna liep zijn eenheid in een hinderlaag waarbij Shand gewond raakte en gevangengenomen werd. De rest van de oorlog begroef hij zich in Thackeray en Trollope, en in wat er maar aan geschiedenissen, biografieën en memoires stond in de gevangenisbibliotheek, die hij aanvulde met boeken die hij van een winkel in Londen liet komen. Hij decodeerde met genoegen de boodschappen in BBC-uitzendingen waar de gevangenen via een clandestiene radio naar luisterden.
Shand, die tijdens zijn militaire diensttijd altijd zonder geld zat, zette na zijn terugkeer naar Engeland met hulp van zijn grootvader en wat vrijgevige vrienden zijn leven weer op de rails. Zijn huwelijk met Rosalind in 1946 bracht een injectie met Cubittkapitaal met zich mee waar het koppel ruimschoots van kon leven. De Shands bezaten een huis van drie verdiepingen in Londen en in East Sussex nog een buitenhuis in de buurt van de renbaan van Plumpton, een achttiende-eeuwse voormalige pastorie die The Laines heette.
Camilla werd geboren op 17 juli 1947 in het hospitaal van King’s College in Zuid-Londen. Door een merkwaardig toeval gebeurde dat met de hulp van sir William Gilliatt, dezelfde verloskundige die zestien maanden later op Buckingham Palace zou helpen om Charles ter wereld te brengen. Alice Keppel stierf toen Camilla twee maanden was, zonder ooit het achterkleinkind gezien te hebben dat op zekere dag kroonprinses zou worden.
Tegen die tijd had Bruce Shands zich ontwikkeld tot goedgeïnformeerde wijnhandelaar in Londen. Zijn grote liefde was de Southdown Hunt, een vossenjacht waarvan hij twintig jaar lang bestuurder was. Hij bezat de plezierige gave met bijna iedereen overweg te kunnen. Hij had een ouderwetse moraal, politiek was hij een uitgesproken conservatief. Hij vond niets mooier dan met geknipoog hofdames aan het lachen maken.
De mooie en slanke Rosalind was veel minder uitbundig maar stond op haar eigen manier stevig in haar schoenen, vooral waar het om het beheer van de familieportemonnee ging. Ze had een goed gevoel voor humor en kon ‘heel direct zijn, heel duidelijk over wat ze van jou en de dingen vond’, zei Duncan McLaren, een oude vriend van de familie. Rosalind hield zich op The Laines bezig met tuinieren en met de opvoeding van Camilla en Annabel en Mark, haar jongere zus en broer, zonder dat er een kinderjuffrouw aan te pas kwam.
Het leven op The Laines was van een ontspannen levendigheid. Het was een onregelmatig gebouwd huis met zeven slaapkamers en bij de deur rijen rubberlaarzen klaar voor actie. De kinderen zwierven door de nabijgelegen South Downs en stoeiden met Rosalind op het strand van Hove. Ze vulden hun dagen met pony’s en honden, paardrijden, picknicken en kamperen. ‘Gek genoeg voor zo’n soort familie werden de kinderen grootgebracht zonder een greintje snobisme,’ zei Jane Churchill, die haar leven lang met Camilla bevriend was.
Duidelijk is wel dat Camilla ‘in hoge mate’ op haar vader leek, aldus Patrick Beresford, met name waar het zijn ‘gevoel voor pret maken’ betrof. ‘Milla’, zoals ze genoemd werd, was een extraverte doerak, naar eigen zeggen een ‘paardengek’. Bruce nam haar toen ze nog maar negen was al mee op vossenjacht met de Southdown Hunt.
Ze sloeg onmiddellijk aan op de spanning van de jacht en vloog even dapper als gretig over de heggen, net zo onverschrokken in het zadel als haar vader. Als bestuurslid van de jachtvereniging hechtte Bruce zeer aan een tot in de puntjes uitgevoerd tenue: een maatjas, een witte das met gouden speld, een beige corduroy knickerbocker, zwarte rijlaarzen en een met donker fluweel beklede cap van harde schellak. Hij zorgde wel dat Camilla steeds keurig was uitgedost.
Camilla’s schoolopleiding begon op Dumbrells, een privéschool voor meisjes in een dorp dichtbij. De regels waren er streng, het programma eenvoudig en de sportieve activiteiten ruig. ‘Een ordelijk kind heeft een ordelijke geest,’ predikte de strenge hoofdonderwijzeres. Maar juist die les wilde er niet in. Zelfs als volwassene hield Camilla nog vast aan haar diep ingesleten sloddervosserij, ook in haar woonkamer boven in het elegante Clarence House, die haar vriendin Kathy Lette beschreef als ‘volgepakt met boeken en breiwerkjes, schilderijen die nog opgehangen moesten worden’ en ‘te veel meubilair’ waar dozen met kleding op gestapeld stonden.
Op haar elfde verruilde Camilla haar school voor de Southover Manor School in Lewes. ‘Niet voor slimme meisjes,’ zei een van haar jeugdvriendinnen, ‘maar wel betrouwbaar, modieus en chic.’ Al na een jaar stapte ze over naar de Queen’s Gate School in South Kensington in Londen. Als leerling die alleen door de week intern was, reisde ze in de weekends naar Plumpton zodat ze kon paardrijden en jagen. Zo genoot ze, zei ze ‘van het beste van beide werelden’.
Gekleed in twinset en parels was Camilla met haar ongewone zelfverzekerdheid en charisma een opvallende verschijning. Ze was net als haar moeder ‘erg sterk’, zei iemand die haar hele leven met haar bevriend was. ‘Er viel niet met haar te discussiëren, ze stond vierkant achter haar eigen ideeën.’
In 1963 vertrok Camilla, zestien jaar oud en met alleen een deelcertificaat algemene ontwikkeling op zak naar het meisjespensionaat Mon Fertile in Zwitserland. Daar werd ze verder onderricht in de kneepjes van het betere huishouden en zo klaargestoomd voor een huwelijk met een passende man die aan een correct gedekte tafel wenste te dineren met volgens de regelen der kunst gebraden kip. De laatste trede van haar korte educatieve ladder was het Institut Britannique in Parijs, waar ze in zes maanden een klein mondje Frans leerde. Zo’n halfslachtige opleiding was de norm voor upperclassmeisjes als Camilla.
Haar debuut op 25 maart 1965 was heel wat bescheidener dan de vooroorlogse extravagantie van haar moeder. Rosalind gaf een cocktailparty voor 150 gasten bij Searcy’s in Knightsbridge, een stadsvilla in georgiaanse stijl die mensen zonder geschikt huis in London konden afhuren. Nu ze formeel aan de society was voorgesteld kon de zeventienjarige Camilla haar sociale leven naar eigen inzicht gaan inrichten.
Al gauw had ze een vriendje, de van Eton afkomstige Kevin Burke, die haar ‘geweldig leuk’, ‘sexy’ en ‘amusant’ noemde. Na een jaar liet Camilla hem vallen toen ze Andrew Parker Bowles leerde kennen. Het was Andrews jongere broer Simon, partner in Bruce Shands wijnhandel, die de twee met elkaar in contact bracht. Andrew had een vrijgezellenflat in Notting Hill, waar Camilla weleens op zaterdag- of zondagochtend gekleed in een van zijn smokinghemden en ‘ietwat slonzig’ op de trap gesignaleerd werd.
Zoals veel vrouwen van haar klasse en generatie streefde ze geen carrière na. Om toch wat omhanden te hebben, nam ze een baantje als receptioniste bij de prestigieuze woninginrichter Colefax and Fowler, in Mayfair. Bang dat Camilla te laat op haar werk zou komen, huurde haar grootmoeder een kamer voor haar op de bovenste verdieping van het luxueuze hotel Claridges, op een steenworp afstand in dezelfde straat als Colefax.
Camilla begon haar vrienden uit te nodigen om duur te komen ontbijten, zoals Jane Wyndham (later Churchill), die ook bij Colefax werkte, Nina Campbell, die bij Colefax tot binnenhuisarchitecte werd opgeleid, en John Bowes Lyon, een neef van de koningin en van Andrew Parker Bowles. Al haar rijkdom ten spijt kon Sonia Cubitt niet lachen om de exorbitante rekeningen die binnen begonnen te stromen, en ze maakte een eind aan het matineuze gefeest van haar kleindochter.
Bij Colefax and Fowler deed Camilla weinig meer dan mensen begroeten en zorgen dat ze zich welkom voelden. Naast dat werk begon ze te schilderen, ze nam zelfs privéles. ‘Camilla had een moddervette pekinees die Chang heette,’ vertelde Jane Churchill. ‘Die zat ze altijd te tekenen. En toen ging ze er echt helemaal voor’, en waagde zich ook aan landschappen. Ook dat was een interesse die ze, zoals ze zou ontdekken, deelde met prins Charles.
In de late jaren zestig verhuisde ze met haar vriendin Virginia ‘Florrie’ Carington naar een ruim appartement met twee slaapkamers in de Cundy Street Flats. Deze toen ongeveer tien jaar oude appartementengebouwen waren eigendom van de hertog van Westminster die ze beneden de marktwaarde verhuurde aan ‘arme bekenden’, vrienden, gewezen overheidsfunctionarissen en hovelingen. Camilla en Virginia voerden op de begane grond van Stack House, vlak om de hoek van Ebury Street, een huishouden dat wel wat weg had van een chique versie van The Odd Couple, met Virginia in de rol van de nette Felix en Camilla als de slordige Oscar.
Camilla struinde het sociale circuit af, ging op vossenjacht en volgde het polowereldje waar Andrew thuis was. ‘Ze was echt dól op hem,’ zei Patrick Beresford. Maar Andrew keek maar al te graag naar de dames en had een oogje op prinses Anne, maar ook op heel wat andere schoonheden, onder wie lady Caroline Percy, dochter van de hertog van Northumberland. Camilla had zelf ook een tussendoortje met Rupert Hambro, een knappe telg van een vooraanstaand bankiersgeslacht. Maar ook toen ze hem al zes jaar kende bleef zij op Andrew gefixeerd.
Zo ongemakkelijk stonden de zaken ervoor toen in de zomer van 1972 ‘prins Charles onverwacht zo ongeveer midden in het gezelschap plofte’, zei Patrick Beresford. Het gebeurde op een goed gekozen moment. In juli vertrok Andrew Parker Bowles vanwege militaire dienst voor zes maanden naar Noord-Ierland en Cyprus, zodat Camilla vrijelijk van haar nieuwe prinselijke aanbidder kon genieten. Wat Charles meer dan wat ook in haar aantrok, was dat ‘ze met hem praatte’ en ‘altijd wilde luisteren’, zei iemand die in die jaren in Camilla’s nabijheid verkeerde. In Camilla vond de prins behalve een luisterend oor ook de warmte die hij zo miste.
In Windsor Great Park voerden Charles en Camilla allerlei gesprekken rond de polovelden. ‘Ze waren duidelijk op hun gemak bij elkaar,’ zei Broderick Munro-Wilson, die Camilla als kind goed gekend had en ook polo speelde.
’s Avonds gingen Charles en Camilla met vrienden naar de exclusieve nachtclub Annabel’s in Mayfair. Ze werden met elkaar dansend gezien in de Argentijnse ambassade. De prins kwam eten in het appartement in Cundy Street en ging op bezoek op The Laines.
Het was een romance die onder de radar bleef, waarbij ze elkaar meestal ontmoetten op Broadlands. Dickie Mountbatten had zichzelf opgeworpen als Charles’ raadsman in de omgang met vrouwen. Dickie verwelkomde vriendinnen op zijn landgoed en, zoals Jonathan Dimbleby het ietwat nuffig uitdrukte, ‘gaf ze ampel gelegenheid om met de prins alleen te zijn’ zodat die laatste ‘de gebruikelijke aandriften van een gezonde jonge man’ kon botvieren. Dickie vond een verhouding met een aardse vrouw als Camilla een nuttige en leerzame ervaring voor de prins.
Voor de lessen die Charles nog moest volgen voordat hij weer op zee zou gaan dienen, werd hij gelukkig naar Portsmouth gestuurd. Het betekende dat hij zijn tenten niet hoefde op te slaan in het officierskwartier aan boord van HMS Dryad, maar toestemming kreeg om op Broadlands te blijven en naar de marinebasis te forensen. Voor Charles was het nu voor alles zaak om dat onontbeerlijke diploma van officier van de wacht in de wacht te slepen. Omdat dat hem aan boord van de Norfolk niet gelukt was, kreeg hij nu individuele bijles en extra hulp van Dickie.
Die herfst kreeg Charles het op Broadlands al maar meer naar zijn zin in het gezelschap van Camilla. Hij ‘voelde dat ze een vriendin en kameraad kon zijn om van te houden en te koesteren. Tot zijn vreugde kwam het hem voor dat die gevoelens wederkerig waren,’ zei haar vriend Charles Benson erover. Maar zij ‘had wel nog steeds de levensgrote schaduw van Andrew Parker Bowles over zich hangen. Hij was een erg knappe man, en ik vermoed dat ze hem toch niet goed van zich af kon zetten.’
Charles en Camilla wisten dat hun tijd samen beperkt was. Toen hij begin december scheep ging op de Minerva, nodigde hij haar uit voor een rondleiding op het schip en een lunch met Dickie. Het volgende weekend beleefde de prins op Broadlands zijn laatste idylle met Camilla voordat hij begin januari uitvoer naar de Caraïbische Zee.
Meer dan ooit voelde Charles zich ‘krachtig aangetrokken’ tot de vrouw die voorbestemd was hem ‘de intiemste vriendschap van zijn leven’ te geven. Maar het onderwerp trouwen kwam niet ter sprake. Op zijn vierentwintigste was hij nog niet aan settelen toe. Wel had hij al zitten piekeren over hoe een vrouw te vinden die bereid was om de last van een toekomstig koningschap te dragen. En, merkte Patricia Mountbatten tactvol op, er waren ‘voor de hand liggende problemen’ met Camilla. Volgens de toen geldende mores diende een Britse troonopvolger een vrouw te huwen die op zijn minst de schijn ophield maagd te zijn. Camilla ‘was geen onbeschreven blad’, stelde Patricia vast, ‘en je wilde geen verleden achter je aan slepen’.