1

DE EENZAME SCHOOLJONGEN

Voor de klok van middernacht op 14 november 1948 werd prins Charles Philip Arthur George officieel openbaar eigendom. Terwijl zijn tweeëntwintigjarige moeder, prinses Elizabeth, lag bij te komen in haar bedsuite in Buckingham Palace, werd haar zoon naar de enorme gouden balzaal gedragen door de koninklijke vroedvrouw, zuster Helen Rowe, een door de wol geverfde kracht ‘met de scherpe trekken van een zeevogel’. In haar donkere uniform, witte overgooier, witte nonnenkap en dito handschoenen zag ze eruit als iemand uit een voorbije tijd. Onder het veertien meter hoge plafond en recht tegenover de massieve koningstroon, bekleed met rood fluweel met gouddraadborduursel, werd de ruim zes pond en drie ons wegende boreling in witte doeken gebakerd en in een eenvoudige wieg te kijk gelegd voor de hovelingen die zijn grootouders koning George VI en koningin Elizabeth dienden.

‘Gewoon een poppenhoofdje,’ was het commentaar van majoor Thomas Harvey, de privésecretaris van de koningin. ‘Arm kereltje, amper tweeënhalf uur oud lag hij al te kijk voor buitenstaanders, maar wel met veel genegenheid en welwillendheid.’

Zijn ouders zouden zes dagen later de eerste verjaardag van hun huwelijk vieren: de jeugdige prinses met haar brede glimlach en zandloperfiguur en haar zevenentwintigjarige eega met zijn perfect gebeitelde trekken. De bruiloft van prins Philip van Griekenland en zijn achter-achternicht Elizabeth, de voorlopige Britse troonopvolgster, had zoals Winston Churchill het noemde op 20 november 1947 ‘een sprankje kleur’ gegeven aan het kale, sombere Londen van vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Bij verkiezingen na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 had de Labourpartij de meerderheid in het parlement verworven en werd Churchill vervangen door Clement Attlee, een socialist met het vaste voornemen om een verzorgingsstaat op te bouwen. Voor de Britten, die zuchtten onder voedselrantsoenering en brandstoftekorten, vormde het huwelijk een welkome afleiding. Er was weer reden om te feesten, en urenlang stonden menigten voor de paleishekken te juichen en te zingen en te roepen om ‘pappa’ en ‘opa’, maar geen van beiden liet zich zien.

Anders dan zijn moeder, die tien betrekkelijk zorgeloze kinderjaren had beleefd, zat Charles van meet af aan gevangen in een web van hoge verwachtingen en priemende blikken. Elizabeths ouders, de hertog en hertogin van York, maakten wel een paar officiële reizen, maar als tweede zoon van koning George V had Elizabeths vader geen last van de druk, de nimmer aflatende roepstem van verplichtingen en de dagelijkse beslommeringen die het leven van een troonopvolger bepalen. Pas toen hij in 1936 na het aftreden van zijn oudere broer, koning Edward VIII, de troon besteeg, nam Elizabeth haar plaats in als volgende in lijn en begon zij het gewicht te voelen van de verantwoordelijkheden die voor haar in het verschiet lagen.

Op 15 december 1948 werd de vier weken oude Charles gedoopt onder de rijkversierde koepel van de Muziekzaal van Buckingham Palace, in aanwezigheid van zijn familie en acht peetouders, een indrukwekkend gezelschap onder wie de koning, overgrootmoeder van moederszijde koningin Mary en haar evenknie van vaderskant, de markiezin douairière van Milford Haven. Men noemde hem Zijne Koninklijke Hoogheid prins Charles van Edinburgh. In 1952 zou hij, drie jaar oud, bij de troonsbestijging van zijn moeder prins Charles van het Huis Windsor worden en zes van zijn acht erfelijke titels verwerven: hertog van Cornwall, hertog van Rothesay, graaf van Garrick, baron van Renfrew, lord of the Isles en prins en ‘Great Steward’ of Scotland. Met uitzondering van die van hertog van Cornwall, waaraan specifieke verantwoordelijkheden verbonden waren alsmede een fonds dat inkomsten opleverde, waren het al eeuwen eretitels.

Zoals het hoort bij een toekomstige koning besprenkelde de aartsbisschop van Canterbury het prinsje met water uit de rivier de Jordaan dat eerst in het gouden Leliedoopvont gegoten was dat prins Albert ontworpen had en gebruikt had voor alle kinderen van hem en koningin Victoria. Dolblij met haar eerste gaf Elizabeth hem borstvoeding tot ze daar na twee maanden mee moest ophouden omdat ze de mazelen kreeg. Toch was ze gedurende Charles’ eerste jaren vaak afwezig, omdat ze zo veel mogelijk bij Philip wilde zijn, die vanaf oktober 1949 als marineofficier gestationeerd was op Malta. Het lukte haar om de eerste verjaardag van haar zoontje mee te vieren, maar daarna verkeerde ze vaak langdurig zonder haar kind in het buitenland. In augustus 1950 kreeg Elizabeth haar tweede kind, prinses Anne, waarna ze nadat Charles in november 1950 twee geworden was weer naar Malta vertrok.

Halverwege het volgende jaar waren Philip en Elizabeth weer in Londen om de koning bij te staan, die aan longkanker leed en er slecht aan toe was. Het uit vier leden bestaande gezin woonde in Clarence House aan de rand van Green Park. De jonge prinses kreeg het steeds drukker met haar koninklijke verplichtingen, en daarmee was de toon voor Charles’ kindertijd gezet.

Toen Charles en Diana in 1992 uit elkaar gegaan waren en hij in een diep zwart gat was terechtgekomen, luchtte hij tegenover Jonathan Dimbleby, die aan een geautoriseerde biografie van hem werkte, zijn hart over zijn ongelukkige jeugd. Als kleine jongen had Charles zich ‘gemakkelijk laten koeioneren door de dwingende persoonlijkheid van zijn vader’, wiens standjes voor ‘onvolkomenheden in gedrag of houding’ hem ‘gemakkelijk in tranen deden uitbarsten’. Philip was bruusk en ‘van goede wil maar fantasieloos’. Vrienden beschreven met goedvinden van Charles hoe de hertog op ‘grove wijze’ zijn zoon ‘kleineerde’ en zelfs ‘intimideerde’. Over zijn moeder oordeelde Charles minder hardvochtig, maar toch met een zekere bitterheid. Ze was ‘niet zozeer onverschillig als wel weinig betrokken’.

Zacht uitgedrukt waren de koningin en prins Philip toen ze na verschijning van de biografie die beschrijvingen lazen, pijnlijk getroffen. Charles’ broers, maar vooral zijn zuster, prinses Anne, sprongen voor hen in de bres. De suggestie dat Elizabeth niet zorgzaam zou zijn, was ‘te gek om los te lopen’, zei Anne. ‘Zo zag Charles het,’ zei een vooraanstaande adviseur van de koningin er destijds over. ‘Maar het idee dat de koningin een slechte moeder was, slaat nergens op.’

‘Philip is heel goed met kinderen,’ zei zijn nicht Patricia, de oudste dochter van Philips oom, Louis ‘Dickie’ Mountbatten, de eerste graaf Mountbatten van Birma, en diens ravissante vrouw Edwina. ‘Dat het hem niet kon schelen is volstrekt onwaar. Hij hielp Charles juist om ruggengraat te ontwikkelen, omdat hij wist wat voor leven hij tegemoet ging.’

Bijna twee decennia nadien, in 2012, probeerde Charles in een televisiedocumentaire ter ere van de koningin bij haar diamanten jubileum de zaak bij te leggen. Familiefilmpjes lieten een idyllische kindertijd zien op de landgoederen Sandringham in Norfolk en Balmoral in Schotland. Beelden van prins Philip die slingerend op een kinderdriewieler rondfietst en op het koninklijke jacht Britannia van een glijbaan zoeft, weerspraken zijn reputatie van gemelijke bullebak, en scènes waarin de koningin met de kinderen stoeide moesten de indruk wegnemen dat ze afstandelijk en kil was.

De eerste twee jaar van Charles’ leven wist prins Philip nauwelijks wie de jongen was, maar eenmaal teruggekeerd van zijn post overzee nam hij de tijd om Charles te leren jagen en vissen, en om met hem te zwemmen in het zwembad van Buckingham Palace. Jaren later haalde Charles bij een benefietdiner dierbare herinneringen aan zijn vader op door een stuk te reciteren uit ‘The Song of Hiawatha’ van Longfellow, waaruit Philip hem als kind placht voor te lezen over de ‘geheimen’ van wilde dieren.

Al heel vroeg bezat Charles een bijzonder gevoel voor esthetiek dat perfect accordeerde met de onvergetelijke cadans van de verzen in Longfellows epos – de ‘magie van de trocheïsche tetrameter’, zoals hij het ooit uitlegde aan een gefascineerde groep leraren Engels. Op ontdekkingsreis in Windsor Castle vond hij ‘allerlei boeiende plekken’ die zijn verbeelding prikkelden. Hij was dol op Van Dycks schilderij Charles I in Three Positions. ‘Voor mijn gevoel lééfde koning Charles in die kamer van het paleis,’ schreef hij later.

Hij werd geïntrigeerd door de sieraden op de portretten van zijn betovergrootmoeder koningin Alexandra, die zoals hij zei ‘echt alle zeilen bijzette’ met haar lange, kriskras over elkaar gehangen parelsnoeren. Op bezoek bij de Mountbattens op Broadlands, hun landgoed in Hampshire, bewonderde hij altijd de hoeden van zijn oudtante Edwina, die hij prachtig zei te vinden. ‘Er zijn maar weinig zevenjarigen die zoiets zouden zeggen,’ merkte zijn nicht lady Pamela Hicks op. Charles was de enige van de achterkleinkinderen van de formidabele koningin Mary die de waardevolle verzameling jaden voorwerpen mocht aanraken die zijn ‘Gan-Gan’ in kastjes achter slot en grendel bewaarde.

Charles was van meet af aan een gevoelig kind met een feilloze antenne voor misprijzen en kritiek. Bij een lunch op Broadlands kregen de gasten wilde aardbeien geserveerd. De achtjarige Charles begon een voor een de steeltjes uit de vruchtjes op zijn bord te trekken. ‘Laat die steeltjes nou zitten,’ zei Edwina Mountbatten. ‘Kijk, zo kun je ze eraan oppakken en in de suiker dopen.’ Even later zag Pamela Hicks hoe ‘het arme kind probeerde de steeltjes weer vast te maken. Zo zielig, en zo’n typisch blijk van hoe gevoelig hij was.’

Philip zag in welke richting het karakter van Charles zich ontwikkelde en vreesde dat zijn zoon zwak en kwetsbaar zou worden. Dus begon hij de jongen te harden. Philip maakte zich ook zorgen dat Charles omgeving ‘hem verwende’, zei Patricia Mountbatten, ‘en hij meende tegenwicht te moeten bieden aan die verwennerij’. Toen hem op twintigjarige leeftijd gevraagd werd of zijn vader zich een ‘man van strikte discipline’ betoond had en of hem gezegd was ‘te gaan zitten en zijn mond houden’, antwoordde Charles zonder aarzeling: ‘Jawel, de hele tijd.’

De hertog trad maar al te vaak bot en lomp op, en kon het nooit laten persoonlijk te worden. Ook tegen Anne deed hij sarcastisch. Maar Charles’ jongere zuster was extravert en vol zelfvertrouwen. Zij sloeg wel terug, terwijl de jeugdige prins kwijnde.

Het onbedoelde resultaat was dat Charles steeds verder in zijn schulp kroop. In zijn kindertijd stond hem geen ander mannelijk rolmodel ter beschikking. Zijn grootvader van vaderskant was nog voor Charles geboren werd overleden en zijn andere grootvader, koning George VI, was overleden toen hij zesenvijftig was en Charles nog maar net drie. Dat hij George VI ‘niet werkelijk gekend had’, was, zoals hij later zei, een van de dingen die hij ‘het meest betreurde’.

Toen Elizabeth na de dood van haar vader koningin werd, liet haar toewijding aan haar taken haar nog minder tijd om aan haar kinderen te besteden. Meer en meer liet ze de voornaamste beslissingen over het gezin over aan haar man, steeds sterker legde ze de supervisie over het dagelijks leven van Charles en Anne in handen van kinderjuffrouwen. Zij en haar man zagen de kinderen na het ontbijt en ’s middags bij de thee maar zoals bij de upper class gebruikelijk was, gaven beiden weinig blijk van fysieke genegenheid.

‘Op de een of andere manier ontbrak het ze in het onderlinge contact aan warmte,’ zei Martin Charteris (lord Charteris van Amisfield), die drie decennia lang een belangrijke adviseur was van de koningin. Dat gemis aan fysiek contact werd pijnlijk duidelijk in mei 1954, toen de koningin en Philip bij terugkomst van een rondreis van bijna zes maanden langs de landen van het Gemenebest de vijf jaar oude Charles en zijn driejarige zusje Anne met een handdruk begroetten.

Voor Charles draaide het leven van alledag om zijn Schotse kinderjuffrouw Mabel Anderson, die het koninklijke huishouden was komen versterken toen Charles een jaar oud was. Anderson, die maar een jaar jonger was dan de koningin, werd zijn ‘steun en toeverlaat’ die hem koesterde maar tegelijk ook grenzen stelde, en de balans handhaafde tussen aanmoediging en strenge gedragsregels. Ze trainde hem in ‘het voeren van beleefde conversatie’, ook onder lastige omstandigheden, om dank u wel te zeggen, nimmer een ‘gezicht te trekken’ en om mensen aan te kijken als hij tegen ze sprak.

Het voornaamste was dat Mabel een luisterend oor bood. Daardoor werd ze een van Charles’ dierbaarste vertrouwelingen. Met haar kon hij praten over zijn gevoelens, angsten en onzekerheden, en zo hielp ze zijn manier van omgaan met oudere vrouwen voor de rest van zijn leven vorm te geven. En toch, merkte Martin Charteris op, moet Charles ‘geen idee gehad hebben van hoe een normale moeder-zoonrelatie eruit behoorde te zien’.

Zelfs toen hij al in de vijftig was, bleef Charles haken naar zijn moeders goedkeuring en had hij een zeker ontzag voor haar. In zijn documentaire bij het diamanten jubileum vertelt hij van de weken die voorafgingen aan de kroning op 2 juni 1953, toen Elizabeth oefende in het dragen van de meer dan twee kilo zware kroon van St. Edward. Ze kwam dan naar de kinderkamer als de kinderjuffrouw hem in bad stopte, en hij staarde in stomme bewondering naar de juwelen die schitterden op zijn moeders hoofd.

Hij maakte er geen geheim van dat zijn herinneringen aan de kroning zelf afkomstig waren van foto’s en films die hij in de loop van de jaren onder ogen kreeg. Hij was bij die gelegenheid nog maar vier, een wat confuus rondkijkend joch in een witsatijnen overhemd en een donkere korte broek, dat in de koninklijke loge door de koningin-moeder kreeg ingefluisterd wat er allemaal gebeurde. Zijn duidelijkste herinnering was dat men zijn haar ‘met een of ander vreselijk goedje’ tegen zijn hoofd had vastgeplakt en dat hij ‘strak in het pak gehesen werd’. Op beelden van de ceremonie is te zien hoe hij de brillantine uit zijn haar veegt en zijn grootmoeder aan zijn kleffe hand wil laten ruiken.

De koningin-moeder, die al op haar eenenvijftigste weduwe geworden was, had een zwak voor Charles. Als zijn ouders van huis waren, ging hij regelmatig bij haar langs op Royal Lodge, haar zachtroze huis in Windsor Great Park. Nog maar twee jaar oud zat hij al op haar bed met haar lippenstiften te spelen, met de doppen ervan te rammelen en te genieten van hun kleuren. Toen hij vijf was, mocht hij van haar op Shaw Farm rondzwerven, in Windsor Home Park, waar hij op hooibalen en landbouwmachines klom, door de kippenrennen stoof, de varkens inspecteerde en de koeien voer gaf.

Hij noemde haar ‘de allergeweldigste oma die je maar kon hebben’. Zij vond hem ‘heel erg lief en toegenegen’ en vertelde haar dochter dat haar ‘enig geluk’ bestond in de ogenblikken die ze met hem en zijn zusje doorbracht. ‘Je hebt je oude uitgedroogde oma schandalig aan het lachen gemaakt, & dat je dat nog maar lang mag blijven doen,’ schreef de koningin-moeder op zeker moment aan Charles.

Ze was gul met het geknuffel dat Charles zo miste, zij gaf hem de omhelzingen die hij van zijn ouders niet kreeg. Ze moedigde zijn vriendelijke en zachtaardige kanten aan: het enthousiasme waarmee hij zijn snoep met andere kinderen deelde, of hoe hij bij het kiezen van partijen voor een spel altijd eerst de zwaksten aanwees. ‘Haar beschermende kant kwam voor hem in het geweer,’ zei dame Frances Campbell-Preston, die vele jaren haar hofdame was. Maar bij haar inspanningen om zijn kwetsbare ziel te beschutten, vond de koningin-moeder dingen goed die ingingen tegen de strikte regels die zijn kinderjuffrouw en zijn vader hem oplegden. Met de beste bedoelingen versterkte ze de neiging tot zelfmedelijden van de jonge prins, wat weer een van zijn opvallendste trekjes naar voren deed komen: ‘whingeing’, het wat meer bijtende synoniem voor het Britse woord voor zaniken, ‘whining’.

Tegelijk leidde ze hem binnen in een wereld van muziek en kunst waar zijn ouders naar zijn idee maar weinig gevoel voor hadden. Haar verhalen over haar reizen naar Italië als jong meisje (‘prachtige cipressen die zich aftekenden tegen de verre, blauwe bergen voorbij Fiesole’) en haar beschrijvingen van de architectuur, de schilder- en beeldhouwkunst van de Renaissance vervulden hem van liefde voor een land dat hij pas zou bezoeken toen hij vijfendertig was.

‘Het was mijn grootmoeder die me echt leerde kijken,’ herinnerde Charles zich. Onder meer dankzij haar invloed zou hij later een gedreven amateurschilder en architectuurcriticus worden. Toen Charles op een keer zijn enthousiasme over de tekeningen van Leonardo da Vinci in de bibliotheek van Windsor Castle met de rest van het gezin wilde delen, kreeg hij maar lauwe reacties. Dimbleby vertelde later hoe Charles zich ‘bedrukt en schuldig’ voelde, alsof hij ‘op een of andere ondefinieerbare manier het gezin had teleurgesteld’.

Zijn grootmoeder was daarentegen juist in haar element in het gezelschap van kunstenaars, schrijvers en musici, en ze zorgde wel dat Charles op cultureel gebied het allerbeste meekreeg: ‘Allerlei soorten uitvoeringen,’ herinnerde hij zich met groot genoegen. Toen hij zeven was nam ze hem mee naar een optreden van het Bolsjoiballet in Covent Garden. ‘Een avond om nooit te vergeten,’ herinnerde hij zich. ‘Ik was meteen verslaafd voor het leven.’ Iets dergelijks bracht de liefde voor Mozart van zijn grootmoeder bij hem teweeg. Maar thuis klonken geen klanken van klassieke muziek.

Ook de natuur raakte bij hem als jongen een ‘oersnaar’. ‘Wat mij betreft,’ schreef hij later, ‘bezat elke boom en elke heg, elke plas, berg of rivier een geheel eigen, bijzondere, welhaast heilige aard.’ ‘Van jongs af kon je hem door de fraaie Schotse heuvels zien zwerven, kijkend hoe onder de voortrollende wolken de kleuren veranderden,’ merkte de koningin-moeder op, ‘kon je hem zien genieten van de kwaliteit van het licht boven het uitgestrekte moerasland van Norfolk.’

Balmoral, het landgoed van de koningin in de Schotse Hooglanden, bezat een bijzondere aantrekkingskracht. Het negentiende-eeuwse slot met zijn ruim 22.000 hectare met hei begroeide heuvels en geurige naaldbossen was al een koninklijk buiten sinds de dagen van koningin Victoria. Charles ging helemaal op in omzwervingen door Royal Deeside, maakte zich de namen eigen van bomen en bosdieren, wilde bloemen en vogels. Hij volgde de stroompjes die opborrelden tussen de stenen en genoot met ontzag van de ‘verweerde, mossige, knokige grandeur’ van de berkenbossen.

Tijdens het jaarlijkse drie maanden durende verblijf in Schotland groeide er iets van saamhorigheid in het koninklijke gezin, hoewel de kinderen elkaars tegenpolen waren. Anne was even bazig als Charles timide was. Ze hing als een ontzagwekkende kracht over zijn jonge jaren en zat haar oudere broer voortdurend op de huid. Vanaf zijn vierde leerde Elizabeth hem paardrijden. Hij was angstig in het zadel, terwijl Anne juist roekeloos was. Springen vond hij het ergst: ‘Ik kreeg het Spaans benauwd alleen al bij de gedachte de lucht in te gaan.’ Anne’s hippische kwaliteiten deden haar moeder deugd, en Philip ontwaarde in haar gedecideerde onbevreesdheid een verwante geest.

Pas toen Charles al twee jaar naar kostschool geweest was kreeg Elizabeth in 1960 haar derde kind, Andrew, na nog eens vier jaar gevolgd door Edward. Met respectievelijk twaalf en zestien jaar tussen hem en zijn jongere broers, ontwikkelde hij met geen van beiden een nauwe band.

Charles kreeg aanvankelijk thuisonderwijs onder leiding van Catherine Peebles, bijgenaamd Mispy, zijn praktisch ingestelde Glasgowse gouvernante, die meevoelde met zijn onzekerheid en zijn neiging tot ‘terugtrekken’ zodra iemand zijn stem leek te gaan verheffen. Vol goede wil worstelde hij zich ijverig door zijn lessen heen, maar hij was dromerig en vlug afgeleid. ‘Hij denkt wel veel na voor z’n leeftijd,’ merkte Winston Churchill op nadat de premier Charles kort voor zijn vierde verjaardag tijdens zijn jaarlijkse bezoek aan Balmoral een tijdje had gadegeslagen.

Een van de boeken waar de prins van hield en dat zijn gevoel voor humor hielp aanscherpen was Hilaire Bellocs Cautionary Verses, vermanende gedichten, een bundel verzen over wat er gebeurde als je stout was. Het boek zat vol rare grappen en bizarre figuren – het was een soort voorloper van de sketches van de satirische gezelschappen The Goons en Monty Python, twee aangenaam tegendraadse invloeden in zijn leven. Hij werd ook geboeid door Rudyard Kiplings Just So Stories.

Van zijn gouvernante kreeg hij les in een heel aantal vakken, waaronder op zijn zevende ook Frans. Ze moedigde hem vooral aan om ‘de geschiedenis van Engeland te bezien door de ogen van jongens van zijn eigen leeftijd’. Maar toen hij acht werd, besloten de koningin en prins Philip dat hij het gezelschap van leeftijdgenoten in een klas nodig had, zodat hij de eerste troonopvolger werd die buiten het paleis naar school ging. In de woorden van Philip wilden ze dat Charles ‘zich al in zijn kinderjaren de discipline eigen maakte die voortvloeit uit een opvoeding met anderen’.

In het vroege voorjaar van 1957 arriveerde hij per koninklijke limousine-met-chauffeur bij Hill House School in Knightsbridge, Londen. De school betrok een derde van haar leerlingen uit Europa en elders uit het buitenland en bezat daardoor een kosmopolitische glans. Maar wat zijn ouders ook deden om hem een normale omgeving te geven – ze lieten hem per bus naar het sportveld gaan en hij moest net als de anderen de vloer van de klas aanvegen –, hij kreeg maar moeilijk aansluiting bij de andere jongens. In een nieuwsreportage over de sportdag van de school dat voorjaar zien we een plechtige prins die zijn ouders voorstelt aan zijn klasgenoten, die gehoorzaam buigen.

Charles kon goed lezen en schrijven maar had moeite met rekenen. Op zijn paasrapport stond dat hij ‘dol is op tekenen en schilderen’ en vermoedelijk ook muzikaal talent bezat. Maar na nauwelijks zes maanden drukte zijn vader door dat ook Charles deed wat binnen de upper class gebruikelijk was: per september 1957 werd hij overgeplaatst naar kostschool op Cheam School in Hampshire, waar Philip op zijn achtste zelf naartoe gestuurd was. Hoewel deze in 1645 gesticht was, had de school een progressieve instelling en vermeed ze het aura van exclusiviteit van andere kostscholen voor basisonderwijs.

Charles was nu bijna negen maar veel kwetsbaarder dan zijn vader, die door lange perioden zonder zijn van elkaar vervreemde ouders, prins Andreas van Griekenland en prinses Alice van Battenberg, een achterkleinkind van koningin Victoria, ontworteld was opgegroeid. Philip had al jong geleerd om vindingrijk te zijn, maar had behoefte aan de gestructureerde omgeving die een kostschool bood. Voordat hij naar Cheam ging, had hij in Parijs, waar hij bij familie woonde, op een gewone school gezeten. Maar hij wist zich snel aan te passen en bloeide op. Hij geloofde vast dat de ‘spartaanse en gedisciplineerde’ omgeving die zijn eigen stoere karakter had helpen vormen dat ook voor zijn zoon zou doen.

Maar Charles viel aan heimwee ten prooi. Hij zocht steun bij zijn teddybeer en zat vaak in een stil hoekje te huilen. ‘Ik was altijd al liefst in gezelschap van mijzelf of hooguit één ander,’ herinnerde hij zich. Als troonopvolger was hij een geheid mikpunt voor zijn medescholieren, die zijn flaporen belachelijk maakten en het mollige prinsje ‘fatty’ noemden. De enige keer dat hij toegaf aan de druk van zijn leeftijdgenoten was toen hij achter de bosjes dook om een stiekeme trek van een sigaret te nemen, waar hij onmiddellijk een hekel aan kreeg.

Hij begon wekelijks brieven naar huis te schrijven, het begin van zijn voorliefde voor geschreven correspondentie. Zoals dat in die tijd ging, ontkwam ook hij niet aan slaag van twee schoolhoofden wegens overtreding van de regels. ‘Ik ben een van diegenen bij wie lijfstraffen werken,’ herinnerde hij zich grimmig. ‘Ik keek voortaan wel uit.’

Charles had een kwetsbare gezondheid. Hij was constant verkouden en werd in mei 1957 opgenomen om zijn amandelen te laten knippen. Bij een ontmoeting met de koningin op Buckingham Palace de dag erna vond Eleanor Roosevelt, de voormalige Amerikaanse presidentsvrouw, haar abnormaal kalm ondanks dat ze zich zorgen maakte over hoe het met haar kind ging. Toen hij later datzelfde jaar op school geveld werd door de A-griep, kwamen zijn ouders hem niet opzoeken. (Ze waren allebei ingeënt, dus vrees voor besmetting was er niet.) In plaats daarvan zond de koningin hem een afscheidsbrief voordat ze in oktober vertrok voor een koninklijk bezoek aan Canada. Toen hij op zijn twaalfde de mazelen had, waren de koningin en prins Philip ook weer op reis, nu door India. De koningin-moeder trok zich het lot van haar kleinzoon aan en haalde hem naar Royal Lodge zodat hij in een prettige omgeving op krachten kon komen.

Onhandig, traag en te dik als hij was, ontbeerde Charles elke aanleg voor rugby, cricket en voetbal – de gerespecteerde schooljongenssporten. Tijdens vakanties deed hij met jongens uit de buurt van Balmoral mee aan cricketwedstrijden. ‘Elke keer weer liep ik dan heel zelfverzekerd naar de slaglijn,’ herinnerde hij zich, ‘maar moest ik even later vernederd weer het veld af als ik “out for a duck” was’, dat wil zeggen, zonder ook maar één run gescoord te hebben. De rest van de match zat hij dan ‘opgesloten in een paviljoen (...) Het maakte niet uit hoeveel ik van tevoren met mijn vader en een schoolvriend geoefend had.’

Zijn familie was onaangenaam getroffen door zijn ongelukkige eenzaamheid op Cheam. In een brief aan premier Anthony Eden schreef de koningin aan het begin van 1958: ‘Charles begint net weer bang te worden voor de dag waarop hij volgende week weer naar school moet, dat voorspelt weinig goeds voor het voorjaarssemester.’ Volgens een door de koninklijke familie goedgekeurde biografie van Charles door Dermot Morrah wist ze dat Cheam voor haar zoon ‘één grote ellende’ betekende. Morrah voegde daaraan toe dat de koningin haar zoon beschouwde als ‘een laatbloeier’.

Toen hem kort voor zijn eenentwintigste verjaardag gevraagd werd wanneer hij zich als kleine jongen voor het eerste bewust geworden was van het feit dat hij troonopvolger was, antwoordde hij: ‘Dat is denk ik iets dat op je afkomt als iets dat op een afschuwelijke manier onontkoombaar is (...) en langzaamaan begint het je te dagen dat je bepaalde plichten en verantwoordelijkheden hebt.’

Desondanks wachtte hem in de zomer van 1958 een onverwachte dreun toen hij met wat makkers van school in de werkkamer van het hoofd op Cheam voor de televisie naar de slotceremonie van de Gemenebestspelen in Cardiff, Wales, zat te kijken. Plotseling hoorde hij zijn moeder in een van tevoren opgenomen toespraak verklaren dat ze hem tot prins van Wales benoemde. Een gênante gebeurtenis voor een verlegen joch van negen dat niets liever wilde dan als gewoon beschouwd worden, en dat toch al gebukt ging onder het gewicht van zijn zes andere titels. Zelfs als kleine jongen was hij al gebrandmerkt als ‘anders’.

Aan zijn nieuwe titel zat die van graaf van Chester gekoppeld, zodat hij nu titulair heer van acht domeinen was, stuk voor stuk historische parafernalia van zijn positie als troonopvolger. Hij zou zijn eretitels pas later leren waarderen, in het bijzonder die van ‘Lord of the Isles’, zijn naam zolang hij op de eilanden voor de westkust van Schotland verkeerde. ‘Ik ben een hopeloze romanticus,’ zei hij, ‘en dit is een ongelooflijk romantische titel.’

In de sombere, uitgewoonde lokalen van Cheam had de jonge prins het nog steeds heel moeilijk met rekenkunde. Maar bij Engels bekwaamde hij zich in de kunst van het declameren en gaf hij bij het reciteren van zowel poëzie als fragmenten uit de stukken van Shakespeare blijk van zijn uitstekende geheugen. Bij aardrijkskunde werden hem de namen ingeprent van landen, hoofdsteden, archipels en schiereilanden die hem later op reis door de wereld van pas zouden komen.

De belangrijkste ontdekking die Charles op Cheam deed was dat hij zich thuis voelde op een podium: ook al een nuttige eigenschap voor een publieke figuur. Als voorbereiding op zijn rol in een stuk over koning Richard III dat The Last Baron heette, luisterde hij urenlang naar een opname van Laurence Olivier in een uitvoering van Shakespeares Richard III. Het was november 1961 en zijn ouders zaten weer eens in het buitenland, in Ghana dit keer. In hun plaats zagen de koningin-moeder en prinses Anne de troonopvolger optreden als de hertog van Gloucester, de om zijn mismaaktheid befaamde vijftiende-eeuwse erfgenaam van de troon.

‘Na een paar minuten scharrelde een afschuwelijk uitziend figuur het toneel op,’ schreef de koningin-moeder aan haar dochter, ‘een gemeen grijnzende platterik met een schrikwekkende uitdrukking op zijn vertrokken mond; & tot mijn afschuw begon het mij te dagen dat dit mijn lieve kleinzoon was!’ Maar ze voegde eraan toe: ‘Hij speelde zijn rol heel goed, hij maakte er zelfs iets weerzinwekkends van!’

Charles hield aan de vijf jaar op zijn eerste kostschool geen blijvende vriendschappen over. Toen het einde van zijn verblijf daar in zicht kwam, pleitte de koningin-moeder er bij zijn ouders met kracht voor dat hij zijn opleiding zou voortzetten op Eton College, de oeroude kostschool nabij Windsor Castle. Ze wist dat Philip liep aan te dringen op Gordonstoun, zijn eigen alma mater, ergens achteraf in het noordoosten van Schotland.

In een brief aan de koningin van mei 1961 omschreef de koningin-moeder Eton als ‘ideaal (...) voor iemand met zijn karakter & temperament’. Ging hij naar Gordonstoun, dan ‘kon hij net zo goed in het buitenland op school gaan’. Ze wees er begrijpelijkerwijs op dat de kinderen van de vrienden van de koningin op Eton zaten, nog afgezien van het voordeel dat Charles regelmatig zijn ouders zou kunnen ontmoeten en bij het reilen en zeilen van het gezin betrokken zou blijven. Haar laatste argument betrof direct zijn toekomst als Supreme Governor van de Anglicaanse Kerk en Defender of the Faith als hij eenmaal koning werd: ‘In een steil protestant oord als de kapel van Eton loopt men tenminste niet het risico om in een of andere controverse verzeild te raken.’

In weerwil van de overduidelijke afkeer die Charles koesterde van Cheam bleef Philip hameren op de waarde van een stoerekerelsopvoeding, en dat daarom Gordonstoun de juiste plaats was voor zijn vreesachtige zoon. Hij kwam zelfs met het nogal ongeloofwaardige argument dat Charles meer last van heimwee zou hebben als hij dicht bij het gezin was, en dat de onderlinge nabijheid van Eton en Londen onplezierige bemoeizucht van de pers kon uitlokken. Hij hield stug vol dat de slechte bereikbaarheid van de verre school Charles zou beschermen. De koningin koos zijn kant en bezegelde zo het lot van haar zoon. Later zou blijken dat de koningin-moeder het op alle punten bij het rechte eind gehad had.

Prins Charles
cover.xhtml
bee.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html
Section0098.html
Section0099.html
Section0100.html
Section0101.html
Section0102.html
Section0103.html
Section0104.html
Section0105.html
Section0106.html
Section0107.html
Section0108.html
Section0109.html
Section0110.html
Section0111.html
Section0112.html
Section0113.html
Section0114.html
Section0115.html
Section0116.html
Section0117.html
Section0118.html
Section0119.html
Section0120.html
Section0121.html
Section0122.html
Section0123.html
Section0124.html
Section0125.html
Section0126.html
Section0127.html
Section0128.html
Section0129.html
Section0130.html
Section0131.html
Section0132.html
Section0133.html
Section0134.html
Section0135.html
Section0136.html
Section0137.html