32

SCHERMUTSELINGEN TEN PALEIZE

Bijgestaan door Michael Peat stortte de prins van Wales zich als ‘charitatief ondernemer’ vol ijver op een heel scala van activiteiten. In de negen jaren dat Peat vanaf 2002 zijn persoonlijk secretaris was, verdubbelde het aantal charitatieve instellingen van de prins zich van tien tot twintig. ‘Het was een heftige tijd waarin het ene na het andere initiatief op de rails werd gezet,’ zei Julia Cleverdon, een veteraan onder de adviseurs van Charles.

Een van die initiatieven was een nieuw fonds om bedreigde traditionele gebouwen te redden, maar er was ook een internationale spin-off van The Prince’s Trust voor jeugdige ondernemers, een programma voor begeleiding en omscholing van werkloos geworden vijftigplussers, een stichting die achtergestelde kinderen met kunst in contact bracht, een zomerschool voor de verbreding van de intellectuele horizon van leraren Engels en geschiedenis (met seminars van toneelschrijver Tom Stoppard en historicus Simon Schama), en een fonds om kleine boeren en rurale gemeenschappen te ondersteunen. Hij begon zich ook steeds vaker met dingen buiten de grenzen van Groot-Brittannië te bemoeien, van het getto Rose Town op Jamaica tot een verwoeste stadswijk van Kabul in Afghanistan en oeroude dorpen in Roemenië.

Om al die nieuwe activiteiten te coördineren werd in het late najaar van 2003 op Clarence House een ‘Charities Office’ ingericht. De financiële consigliere van de prins, Jacob Rothschild, toonde zich bereid om in zijn naar schatting 2,75 miljard pond diepe buidel te tasten en drie jaar lang de kosten van het kantoor voor zijn rekening te nemen, een donatie die hij aansluitend nog twee keer zou herhalen. Rothschild en Peat rekruteerden Tom Shebbeare, die voor The Prince’s Trust werkte, om nieuwe ideeën vorm te geven. De prins kon niet overal op letten, maar achtte het wel zijn taak om voor elk nieuw initiatief de benodigde fondsen te werven, iets dat een groot deel van zijn tijd in beslag nam. In de jaren rond 2005 haalde hij voor zijn toenmalige zeventien ‘kern’-activiteiten jaarlijks meer dan 80 miljoen pond binnen. Zoiets had geen enkel lid van de koninklijke familie ooit eerder gepresteerd.

Turquoise Mountain, dat in 2006 van de grond kwam, was een schoolvoorbeeld van de vastberaden aanpak van de prins. De Afghaanse president Karzai had de stoot ertoe gegeven toen hij bij een bezoek in gezelschap van Charles aan de door de prins gestichte School of Traditional Arts in Shoreditch tegen hem had gezegd: ‘Ik zou willen dat we in Afghanistan zoiets hadden.’

Kort daarna belde Charles de voormalige tutor van zijn zoons op, de tweeëndertigjarige Rory Stewart. De prins had Stewart, die na zijn afstuderen in Oxford van alles bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en voor Harvard gedaan had, en een bestseller over zijn omzwervingen in het door oorlog geteisterde Afghanistan op zijn naam had staan, niet uit het oog verloren. Toen Stewart in 2004 vicegouverneur was van de provincie Nasiriya in Irak, had Charles hem het idee aan de hand gedaan om een timmermansopleiding op te zetten voor jonge werklozen. Stewart nam zijn suggestie ter harte en liet als blijk van erkentelijkheid de cursisten overalls dragen waarop ‘Charles’ geborduurd was. Het werkte, omdat de opleiding voorzag in praktische vaardigheden.

Nu vroeg de prins Stewart om eens na te denken over het opzetten van een programma voor het onderwijzen van traditionele ambachten in Kabul. Om Charles een dienst te bewijzen vloog Stewart eind 2005 naar de Afghaanse hoofdstad. Na een verkenning van de vol puin liggende wijk Murad Khane in de oude stad, kwam hij met een voorstel voor een nieuwe ideële organisatie met de naam Turquoise Mountain Foundation, die allerlei activiteiten moest gaan ontplooien. De hoeksteen ervan zou een instituut worden voor traditionele Afghaanse kunst, dat inheemse vaardigheden op het gebied van de kalligrafie, de bewerking van hout en edelstenen en het vervaardigen van miniaturen, keramiek en glas nieuw leven moest inblazen. De school zou worden gehuisvest in een gerenoveerd historisch gebouw en zou zo de aanzet vormen tot de herbouw van de hele buurt.

Dit was precies waar Charles op zat te wachten. Het gaf hem de kans om inheemse volksarchitectuur te verbinden met oude islamitische kunstvormen en ambachten, gemeenschappen met het zakenleven in contact te brengen en in het leven teleurgestelde jongeren werk en perspectief te bieden. ‘U moet wel zorgen dat er iemand ter plaatse is om de boel te runnen,’ waarschuwde Stewart de prins nadat hij zijn rapport bij Clarence House had ingediend. ‘Zou dat niet iets voor u zijn, voor een paar maanden?’ antwoordde Charles, en stelde een startbedrag van 27.500 pond uit zijn Prince’s Charities Foundation beschikbaar. Hij wist zeker dat Stewart veel langer zou blijven.

Ene Yousef Jameel, een Saoedische financier, was bereid voldoende bij te dragen om het project door de eerste anderhalf jaar heen te helpen. Andere grote donors volgden. Charles nam Stewart mee naar het Midden-Oosten om de koninklijke familie van Qatar te ontmoeten en naar Parijs voor een ontmoeting met de Aga Khan, filantroop en leider van de ismaïlitische moslims. In de eerste vijf jaar haalden Stewart en de prins 15 miljoen pond op, waarin begrepen een riante donatie van 10 miljoen dollar van de regering van de Verenigde Staten.

Dat Turquoise Mountain een succes werd, lag er vooral aan dat Charles zijn jonge beschermeling carte blanche gaf om zijn beleid af te stemmen op de plaatselijke omstandigheden. ‘Elke andere organisatie zou strategische plannen zijn gaan schrijven,’ zei Stewart. ‘Wij stonden vanaf dag één rotzooi op te ruimen.’ Hij huurde buurtbewoners in om bergen puin af te voeren, straten te plaveien, waterleidingen aan te leggen en afvoergoten te graven, en om huizen, een mausoleum en een moskee te repareren. Charles werkte nauw samen met de Afghaanse overheid om te zorgen dat gebouwen die op de nominatie stonden om gesloopt te worden in plaats daarvan beschermd zouden worden.

Toen het zover was dat de vers opgeleide handwerkslieden hun producten op de markt konden brengen, leverde de betrokkenheid van de prins 2 miljoen dollar aan opdrachten op. Die kwamen van de Amerikaanse regering voor de ambassade in Kabul, van het Londense Connaughthotel voor de ‘Prince’s Lodge Suite’ en van winkels in luxeartikelen in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.

Toen hij nog heen en weer geforensd had tussen Gloucestershire en zijn appartement op St. James’s Palace, was de hofhouding van Charles naar koninklijke maatstaven bescheiden geweest. Maar inmiddels was hij verantwoordelijk voor Clarence House, Birkhall, Highgrove en Raymill en had hij behoefte aan een professionele kracht om ook zijn privéleven te bestieren. In oktober 2005 ging de telefoon in het appartement van sir Malcolm Ross in St. James’s Palace. De eenenzestig jaar oude hoveling was net met pensioen, maar Charles vroeg hem om voor hem te komen werken als ‘Master of the Household’.

Als de Queen’s Comptroller had Ross sinds 1991 de leiding gehad over alle grote ceremoniële aangelegenheden. Hij was een van de belangrijkste organisatoren van de begrafenis van Diana geweest, en vijf jaar later de onbezongen held bij die van de koningin-moeder. Charles was zich er ook terdege van bewust dat Ross de redder in de nood was geweest toen de plannen voor zijn eigen bruiloft, zoals Ross het zelf uitdrukte, ‘bijna spaak liepen’.

Ross was afgestudeerd op Eton en Sandhurst en had als luitenant-kolonel gediend bij de Scots Guards. Charles en hij kenden elkaar nauwelijks, maar vanwege zijn achtergrond was Ross de ideale kandidaat. Zijn jongere broer was Bertie Ross, die sinds 1997 secretaris en hoofd boekhouding van het hertogdom Cornwall was. Zelf vond Malcolm Ross een baan op Clarence House wel reden om zijn pensioen nog wat uit te stellen.

Bij binnenkomst op 3 januari 2006 wachtte hem een stevige ontnuchtering toen het tot hem doordrong dat hij ‘vanuit iets ongelooflijk strak georganiseerds in iets waar geen regels bestonden’ was beland. Ross leerde snel waar de prins wel en niet van gediend was en vond hem in veel opzichten een redelijk man, maar voor Charles werken betekende wel een ‘schok voor mijn hele wezen’, herinnerde Ross zich. ‘In achttien jaar tijd had de koningin me drie keer buiten kantoortijd opgebeld. De prins van Wales deed dat in het eerste weekend al zes of acht keer.’

Hij zag hoe de kracht van Charles in zwakheid verkeerde als hij zichzelf uitputte: ‘Hij houdt nooit, helemaal nooit op met denken, hij blijft maar ideeën najagen, wil almaar voort.’ De driftbuien van de prins die daarvan het gevolg waren, waren volgens Ross niet kwaad bedoeld. Hij wilde gewoon per se weten waarom zijn opdrachten niet stante pede werden uitgevoerd. ‘Ik kreeg dingen naar mijn hoofd die ik sinds mijn eerste dagen in het leger niet meer gehoord had,’ zei Ross.

Hij merkte ook dat er een sfeer van angst heerste onder de werknemers van Clarence House. De assistenten van de privésecretaris bleven gewoonlijk tot in de avond op kantoor rondhangen, bang als ze waren voor een schrobbering van hun baas als ze op een normale tijd naar huis gingen.

Nog groter was Ross’ ontsteltenis over het feit dat Michael Peat ‘geen bescherming bood tegen prins Charles’ en, erger nog, dat de privésecretaris zich tegen de koningin gekeerd leek te hebben. Kort nadat Ross was begonnen sprak Peat op een vergadering vol dedain over de adviseurs van Buckingham Palace als ‘dinosauriërs’ en ‘ouwe sokken’. Ross kon zich niet inhouden en dreigde de vergadering te verlaten als zulke onhoffelijkheden niet ophielden. Bij diverse gelegenheden liep Ross inderdaad weg als er kritiek uitgeoefend werd op de hofhouding van de vorstin.

Ross kwam tot de conclusie dat ‘dit de visie van prins Charles was en Michael Peat was een kloon van prins Charles. Als de prins zei: “O, God, wat doet Mammie nu weer?” nam Michael Peat dat over, ook in zijn taalgebruik.’ Na bijna twintig jaar trouwe dienst aan de koningin kon Ross dat soort impertinenties niet verdragen.

Al gauw kreeg Ross in de gaten dat bepaalde informatie voor hem werd achtergehouden. ‘Ik kreeg niet de vrije hand,’ herinnerde hij zich. Er was geen kameraadschap en hij begon een hekel te krijgen aan zijn werk. Was de prins de veroorzaker van de onderstromen binnen zijn hofhouding? ‘Hij is niet dom,’ zei de ervaren hoveling daarover. ‘Hij wist dondersgoed wat er speelde.’

Nog een complicerende factor was Michael Fawcett, die als externe consultant nog steeds functioneerde als onofficiële rechterhand van de prins. Ross moest toegeven dat de man slim genoeg was om te weten wat prins Charles beviel en te garanderen dat hij precies kreeg waar hij om vroeg. Ross zag dat Fawcett zijn rol ‘uitzonderlijk goed’ speelde. Maar hij wist ook wel dat de positie van de voormalige huisknecht ‘verduveld lastig uit te leggen’ was aan iemand van buiten Clarence House. Sinds Ross in zijn tijd op Buckingham Palace Fawcett bij een aantal conflicten de baas gebleven was, beschouwde de doorgewinterde dignitaris de consultant als ‘uitermate gevaarlijk’.

Ross kweet zich ondanks de spanningen binnen de ongeregelde, ruziënde hofhouding naar behoren van zijn taken, maar binnen twee jaar werd hij door Michael Peat ontslagen. Zijn advieswerk voor een beveiligingsbedrijf, dat Ross uitsluitend deed als hij met vakantie was, diende als voorwendsel.

‘Ik was eigenlijk dolblij,’ vertelde Ross. ‘Clarence House zat me tot híér. Ik heb het geprobeerd hoor, maar ik kon me er niet in vinden. Ik had er al het mogelijke aan gedaan.’ Plichtsgetrouw bleef hij aan tot er een opvolger was. Vijf jaar later was Ross nog altijd zo gepikeerd over wat hem was overkomen dat hij welbewust ‘de voorzichtigheid die mij als ervaren hoveling eigen is’ liet varen door ‘de waarheid naar buiten te brengen’. Hij zei dat hij de prins van Wales nog altijd beschouwde als ‘in veel opzichten een geweldige kerel, maar hij heeft ook een kwade kant’.

Voor Camilla was 2006 een jaar van hoogte- en dieptepunten. Het hoogtepunt kwam in mei met de bruiloft van haar dochter Laura met Harry Lopes, een telg van de familie Astor – haar zoon Tom was het jaar daarvoor al met modejournaliste Sarah Buys getrouwd. Maar nog geen maand na Laura’s huwelijk overleed Camilla’s vader op de leeftijd van negenentachtig jaar.

Bruce Shand had meestentijds bij zijn jongste dochter Annabel en haar man in Dorset gewoond. Zijn laatste boekrecensie had in juli 2004 in Country Life gestaan, een juichende bespreking van Intervention in Russia 1918-1920: A Cautionary Tale van Miles Hudson. De hoogbejaarde recensent loofde voor alles ‘de Britse soldaat’ die ‘zijn plicht deed met menselijkheid, humor en vasthoudendheid, zoals degenen die na hem kwamen over de hele wereld zijn blijven doen’.

In maart 2006 had Camilla nog op een oorlogskerkhof in El Alamein in Egypte bij een herdenking van gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog een boeket witte rozen gelegd bij het graf van gesneuvelde kameraden van haar vader, met een kaartje van hem met de tekst: ‘De moed en opofferingsgezindheid van twee medestrijders van de 12th Lancers op 6 november 1942 zal ik nimmer vergeten.’ Charles stond aan haar zijde toen ze terugstapte en het hoofd boog.

Op dat moment liet Bruce Shands gezondheid al te wensen over. Begin juni onderbraken Camilla en Charles een bezoek aan Schotland om haar vader op zijn ziekbed te bezoeken. Een week later overleed hij. In necrologieën werden zijn heldhaftigheid en zijn Wodehouse-achtige persoonlijkheid geroemd. De gerespecteerde militair-historicus sir John Keegan noemde hem ‘een begaafd schrijver, stijlvol en erudiet’.

Na een stille rouwperiode met haar zuster en haar broer Mark deed Camilla in oktober wat er van koninklijke dames verwacht wordt: ze hield zich kranig tijdens een reis met Charles naar Pakistan. Er was inmiddels wat kritiek opgestoken dat ze wel heel weinig officiële verplichtingen op zich nam. Maar haar getalm was opzettelijk. Ze vond het vreselijk om in het openbaar te moeten spreken: ze had maar één toespraak gehouden en dat was in 2002 geweest op een internationale conferentie over osteoporose. Ook waakte ze ervoor om zich in te laten met charitatieve initiatieven waarvoor ze geen belangstelling had.

In haar enthousiasme over haar benoeming tot honorair kolonel van het 4e bataljon Rifles – een ceremoniële titel die de koningin toekende aan leden van de koninklijke familie en waaraan de verplichting verbonden was om bijzondere activiteiten van de eenheid bij te wonen – betoonde ze zich een echte dochter van haar vader. ‘Ze zweren bij haar,’ zei haar vriend Patrick Beresford. Ze stelde ook belang in het nog maar net opgerichte regiment verkenners van de Special Forces. ‘Toen die in Afghanistan zaten, stuurde ze presentjes, sigaren en zo,’ zei Beresford. Hij nam een keer een van missie teruggekeerde jonge soldaat mee naar Clarence House, waar Camilla een uur lang met hem sprak over zijn ervaringen op het slagveld.

Eind januari 2007 brachten Charles en Camilla een tweedaags bliksembezoek aan Philadelphia en New York, met als hoogtepunt de toekenning van een prijs voor leiderschap inzake het milieu door Al Gore. Omdat hij had toegezegd af te zien van privécharters, om zijn ecologische voetafdruk te verkleinen, boekten Charles en zijn entourage voor bijna honderdduizend dollar stoelen op een trans-Atlantische lijnvlucht van British Airways. Hij kreeg evengoed felle kritiek van milieuactivisten, die stelden dat zo’n korte trip in elk geval onverantwoord veel bijdroeg aan de opwarming van het klimaat.

In Philadelphia woonden ze in de Academy of Music een gala bij ter ere van de achtentachtigjarige Lee Annenberg, een van de vrijgevigste relaties van de prins, wier echtgenoot Walter in 2002 was gestorven. Lee sukkelde inmiddels met haar gezondheid en zat aan een draagbare zuurstoffles gekluisterd. Charles en Camilla hadden zich voor het diner nog maar net onder de gasten in de artiestenfoyer begeven toen plotseling onder luid gesis de slang van de zuurstoffles losschoot. Bijna niet in staat haar lachen te houden, haastte Camilla zich naar de dichtstbijzijnde wc om haar gezicht in de plooi te krijgen. Toen haar assistent de deur opentrok, zat daar iemand van de huishoudelijke dienst met zijn broek op zijn knieën. Camilla slaakte een gil en schoot nog eens zo hard in de lach.

De hertogin vermande zich en stal vervolgens de show met haar oogverblindende collier met zevenendertig grote robijnen, omgeven door honderden diamantjes, dat neerhing in het decolleté van haar diep uitgesneden bordeauxrode fluwelen avondjurk. Nauw zichtbaar onder haar breed opgekamd haar droeg ze bijpassende oorbellen met robijnen en diamanten. Dit was één set van de drie die haar het jaar daarvoor bij een bezoek cadeau waren gedaan door de Saoedische koninklijke familie; de twee andere waren bezet met smaragden en met saffieren. Per stuk waren ze, zoals journalisten vaststelden die achter de herkomst van deze nog niet eerder geziene extravagantie aan gingen, verscheidene miljoenen dollars waard. Zulke geschenken waren niet onwettig, maar deden hier en daar wel wenkbrauwen fronsen.

De volgende avond ontving Charles in de Harvard Club in Manhattan van Al Gore zijn prijs. Duidelijk gepikeerd over beschuldigingen van ‘groene huichelarij’ omdat hij de onderscheiding persoonlijk in ontvangst was komen nemen in plaats van per videolink, waarschuwde Charles: ‘Ik ben in werkelijkheid een video-opname, en ik ben alleen maar virtueel over de oceaan komen vliegen.’ Terug op Engelse bodem klaagde hij bij een vriend over de ‘ongelooflijk ongemakkelijke’ eersteklas zetels en dacht spijtig terug aan de luxe van de Gulfstream van Annenberg.

Half mei was Camilla hersteld van een baarmoederverwijdering. Met twee vriendinnen ging ze aan boord van de Rio Rita van de Griekse miljardair Spiros Latsis een cruise langs de Griekse eilanden maken. Normaal kostte het 150.000 dollar per week om het vijftig meter lange jacht met zijn bemanning van veertien koppen te charteren, hetgeen de hertogin op kritiek kwam te staan wegens het aannemen van zo’n kostbaar douceurtje.

Een kerosine verslindende privéjet bracht haar naar Griekenland, vlak na Charles’ May Day Business Summit on Climate Change, een alarmerende vijf-voor-twaalf-topconferentie waar de prins de top van de Britse en Europese industrie op het hart had gedrukt om ‘onze CO2- voetafdruk te beperken, en wel zo snel mogelijk’. Hij zei dat alle bedrijven, groot én klein, het probleem moesten gaan aanpakken. Maar door met Camilla’s trip naar Griekenland akkoord te gaan vergat hij opnieuw om zelf het goede voorbeeld te geven. De pers betrapte hem en vergastte hem op verzengende afkeuring, maar het secretariaat van de prins weigerde elk commentaar. Alle beschuldigingen van hypocrisie ten spijt weigerde hij het midden te zoeken tussen wat hij zelf zo gewend was en wat hij graag van anderen eiste.

Ondertussen was de prins van Wales verwikkeld geraakt in nog weer een ander hoog gegrepen en mogelijk riskant project, het behouden van een achttiende-eeuws landhuis in een verarmde uithoek van Zuidwest-Schotland. Dumfries House in East Ayrshire was ontworpen door de gebroeders Adam, invloedrijke beoefenaren van de palladiaanse architectuur, en was tweehonderdvijftig jaar lang in handen geweest van de aristocratische familie Bute. Onder de schatten die de eenendertig kamers herbergden, bevonden zich een unieke verzameling speciaal voor het huis gemaakt vroeg chippendalemeubilair en verschillende zeldzame voorbeelden van Schots rococo-meubelmakerswerk.

De negenenveertigjarige zevende markies van Bute, een formule-1-coureur die zich totdat hij in 1993 zijn titel en het familiefortuin erfde Johnny Dumfries had genoemd, had weinig belangstelling voor het geheel. De zandstenen villa was nogal gewoontjes en Johnny Bute gaf de voorkeur aan het veel grotere en luxueuzere victoriaans-gotische familiepaleis Mount Stuart House op het Isle of Bute.

Hoewel hij een van de rijkste mensen van Schotland was, maakte Bute in 2004 bekend dat hij Dumfries House wilde verkopen en de inventaris ervan veilen om de familiefinanciën op orde te brengen. Een groep heemschutters deed vergeefse pogingen om passende kopers te interesseren, iets dat prins Charles in december 2006 ter ore kwam.

Een van de leiders van het initiatief was James Knox, een op Eton opgeleide schapenboer en schrijver die een kilometer of twaalf verderop woonde. Knox had een rapport opgesteld waarin werd voorgesteld dat Dumfries House ‘ingezet zou worden als vliegwiel voor de heropleving’ van East Ayrshire door de bijgebouwen om te bouwen voor educatieve doeleinden en het landgoed opnieuw in te richten als bron van werkgelegenheid voor de omwonenden.

In april 2007 zette Johnny Bute het huis te koop en gaf hij Christie’s de opdracht om de veiling van de roerende zaken daarin te behartigen. Op het nippertje onthulden Knox en Marcus Binney, de voorzitter van SAVE Britain’s Heritage, een plan om het huis met alle hebben en houden op te kopen, open te stellen voor het publiek en een fonds op te richten dat een scala aan activiteiten moest ontwikkelen om inkomsten te genereren. Ze verkregen toezeggingen ter waarde van 20 miljoen pond van een consortium van ideële en overheidsinstellingen en individuele weldoeners, maar daarmee kwamen ze nog niet in de buurt van Bute’s vraagprijs van 35 miljoen.

Op een conferentie over behoud van cultureel erfgoed in het paleis Holyroodhouse hield Knox eind mei à l’improviste een bewogen toespraak over ‘de olifant in de kamer, het lot van Dumfries House’. De prins van Wales, die in de zaal zat, werd gegrepen door Knox’ woorden. ‘James,’ vroeg hij, ‘hoe redden we Dumfries House?’ Knox vertelde hem dat ze nog 15 miljoen pond tekortkwamen en stelde voor om nog extra land van Bute te kopen waarmee ‘zoiets als Poundbury’ gedaan zou kunnen worden. Charles vroeg of hij Johnny Bute kon ontmoeten. ‘Het was waar hij al zijn hele leven in geloofde en hier kreeg hij het in de schoot geworpen: een stuk cultuurgoed gebruiken om een gebied nieuw leven in te blazen,’ herinnerde Knox zich. Door de ideeën van Knox te omarmen kon Charles de ‘creatieve gauwdief’ zijn die Julia Cleverdon zo bewonderde.

Twee weken later kwamen Knox en Binney met de markies en diens raadsman naar Clarence House. De prins vroeg ze het hemd van het lijf en won Johnny voor zich met wat Knox omschreef als ‘onwrikbare doelgerichtheid verhuld door ontzagwekkende hoffelijkheid’. ‘Kunt u me een paar dagen gunnen zodat ik een paar mensen kan bellen?’ vroeg de prins de markies, die toezegde de deur open te houden.

Charles zocht onmiddellijk contact met hedgefondsbeheerder Michael Hintze, een miljardair die al een aantal jaren zijn Foundation for the Built Environment in Shoreditch steunde. De financier was onder de indruk van de toekomst die Charles voor Dumfries House voor ogen had en ze bedachten een manier om een overeenkomst gefinancierd te krijgen.

Charles sloot bij de bank met zijn Prince’s Charities Foundation als onderpand een lening af van 15 miljoen pond – onverantwoord, volgens critici. Maar Hintze dekte de risico’s gedeeltelijk af door zich achter de schermen bereid te verklaren de rente op de lening, bijna 25.000 pond per maand – via zijn eigen charitatieve fonds voor zijn rekening te nemen. Desondanks moest Charles wel zorgen zo snel mogelijk aan voldoende geld te komen om de lening af te lossen.

‘Het mooie was dat we er met z’n tweeën voor gingen,’ vertelde Hintze. ‘Ik bracht mijn vaardigheden op het bancaire vlak in en zocht uit hoe hij de banken moest benaderen, en daar gingen we.’ Van Hintzes kant bekeken ‘nam hij een risico, maar onverantwoord was het niet, eerder innovatief’.

Alles wat in het huis stond was al door Christie’s ingepakt toen de overeenkomst op 27 juni 2007 werd bekendgemaakt. James Knox herschreef het persbericht zo dat de verwijzing naar Dumfries House als ‘een vliegwiel voor sociaal en economisch herstel’ voorafging aan de alinea over het fraaie georgiaanse gebouw met zijn uitzonderlijk mooie verzameling meubilair.

Onder de overeenkomst viel ook een perceel van ruim 26 hectare dat Johnny Bute aan de rand van het naburige stadje Cumnock bezat, bestemd om het ‘Schotse Poundbury’ te worden. Charles en zijn adviseurs dachten dat er met zo’n duizend huizen voldoende inkomsten uit zouden komen om de lening terug te betalen. Dat was hoog gegrepen en zou ook de zwakke stee van het hele project blijken.

De knorrige eerste minister van Schotland, Alex Salmond, bevestigde dat zijn regering 4 miljoen zou bijdragen. Half juli ging hij met Charles mee op bezoek in Dumfries House. Overal in de kamers die het gezelschap van Charles, Salmond en andere betrokkenen doorliep, zaten op de meubels en schilderijen nog de nu overbodige stickers van het veilinghuis.

Voor Charles kwam het moment van de dag toen hij met Salmond naar het dorpsplein van Cumnock toog. Inwoners begroetten hen enthousiast en stonden te zwaaien met geel-rode Lion Rampant-vlaggen, de onofficiële ‘koninklijke vlag’ van Schotland, en dus niet met de nationalistische blauw-witte Saltaire. Voor de toekomstige Britse vorst was dat een opsteker. ‘Het plein was afgeladen met langdurig werklozen,’ zei James Knox. ‘Ze riepen: “Charlie is my darling.”’ Ze juichten en bleven maar juichen.’

Toen Charles op zaterdag 21 juli op Highgrove een feest gaf voor Camilla’s zestigste verjaardag, heerste er een totaal andere sfeer dan bij het strak georkestreerde feest van toen ze vijftig werd. Destijds had de pers het moeten stellen met een enkele glimp van haar door het raam van haar auto toen ze arriveerde. Tien jaar later was ze zijn allang gesettelde levensgezellin, zo al niet geliefd dan toch op zijn minst geaccepteerd als degene die een lastige rol op zich genomen had en het leven van haar man vergemakkelijkte.

Met honderdvijftig vrienden en familieleden te gast was dit festijn in avondkleding twee keer zo groot als dat van tien jaar eerder, maar het was wel minder uitbundig. De gast over wie iedereen sprak was Kate Middleton, die het nog maar kort tevoren na een korte breuk in de verhouding weer met William had goedgemaakt. William was bijna het hele jaar 2006 in opleiding geweest op Sandhurst, de eerste drie maanden tegelijk met Harry, totdat zijn jongere broer in april zijn opleiding had afgerond. Telkens als hij tijd had om naar Londen te komen, had William bij Kate gezeten in een door haar ouders aangeschaft appartement in Chelsea. Hij had haar meegenomen naar zijn favoriete stukje Kenia, Lewa Downs, en hij was met de Middletons mee geweest op hun voorjaarsvakantie op het Caraïbische eiland Mustique. Toen hij half december afstudeerde op Sandhurst zat Kate met haar ouders op de eerste rij, niet ver van de koningin, Philip, Charles en Camilla.

William ging op 8 januari 2007 als tweede luitenant Harry achterna naar het Blues and Royals-regiment van de Household Cavalry. Kate ging in Londen in deeltijd werken als inkoper van accessoires voor het modemerk Jigsaw en in maart gingen William en zij met vrienden skiën in het Zwitserse Zermatt. De pers speculeerde als een dolle over een mogelijke verloving, wat William ertoe bracht wat afstand te nemen. In april vroeg hij Kate of ze een pauze konden inlassen.

Lang duurde die onderbreking niet. Eind juni werden ze alweer samen gezien op een gekostumeerd feest. En op 1 juli maakten ze hun hereniging bekend toen ze een concert bijwoonden ter herdenking van Diana, prinses van Wales, die inmiddels tien jaar dood was.

Op zijn vijfentwintigste werd William in beslag genomen door het in herinnering houden van het leven van zijn moeder, iets waar hij de tien jaren daarvoor niet aan had gewild. Maar nu waren Harry en hij vastbesloten om de herinnering aan Diana ‘weer van ons te maken’. Het concert, dat plaatsvond op wat de zesenveertigste verjaardag van hun moeder geweest zou zijn, was bedoeld als publieke herdenking. Veel belangrijker in de ogen van haar zoons was de besloten herdenkingsdienst die ze gepland hadden op 31 augustus, haar sterfdag.

De nadruk moest liggen op Diana’s inspanningen om ‘een handreiking te doen aan diegenen die buitengesloten en vergeten werden’. Er werden vijfhonderd mensen verwacht, onder wie de koningin en prins Philip, en de bisschop van Londen, dr. Richard Chartres, zou voorgaan. De dienst zou plaatshebben in de Guards’ Chapel in de Wellingtonkazerne bij Buckingham Palace, de regimentskapel van William en Harry.

Als oudste nam William het voortouw bij het organiseren van deze plechtige bijeenkomst. ‘Hij moest vergaderingen leiden met een heleboel belangrijke lieden,’ herinnerde Malcolm Ross zich. ‘Hij bepaalde de agenda en leidde het gesprek heel kundig. En dan zei hij aan het eind: “En Malcolm, blijf jij nog even?” En dan gingen we er met z’n tweeën voor zitten en regelden de boel.’

William en Harry hadden Camilla gevraagd om bij de dienst aanwezig te zijn en zowel Charles als Michael Peat drong er bij haar op aan om te gaan. Maar ze vertrouwde haar oude vriendin Virginia Carington toe dat ze zich niet prettig voelde bij de gedachte acte de présence te moeten geven bij zo’n gevoelige aangelegenheid.

Op zaterdag 4 augustus arriveerde Camilla op het slot Mey om het nieuwe bezoekerscentrum te openen dat mogelijk gemaakt was door een gift van 700.000 pond die Robert Higdon had losgekregen bij een sponsor van de Prince of Wales Foundation. Sinds hij tien jaar eerder de leiding over het fonds had gekregen, had Higdon meer dan 10 miljoen voor Charles’ charitatieve instellingen binnengehaald. Maar Charles was voor weinig donaties zo dankbaar als voor deze uitbreiding van het kasteel dat een monument ter nagedachtenis van zijn grootmoeder was. Charles begon hem ‘Bob de wonderbouwer’ te noemen.

Met zijn ongedwongen optreden had de Amerikaanse fondsenwerver het hart van Charles en Camilla gestolen. Na het incident in de artiestenfoyer van de Academy of Music in Philadelphia had Charles versteld gestaan van Higdons vermogen om ‘dis-functionerende [sic] zuurstofflessen na te doen’. Higdon nam ook allerminst een blad voor de mond, wat Charles wel leek te bevallen. En nu, op de avond vroeg in augustus, gaf Higdon Camilla het advies om weg te blijven van de herdenkingsdienst voor Diana in London. Hij zei dat als er iets misging, zoals een demonstrant met een gemeen spandoek of een vanuit het publiek geschreeuwde belediging, zij voor altijd te boek zou staan als degene door wie de dag verpest was. Ze antwoordde dat ze het moeilijk vond om terug te komen op haar belofte aan de jongens om er te zijn. Higdon verzekerde haar dat William zich waarschijnlijk opgelucht zou voelen. Als ze niet kwam, zou daar in de pers hooguit een dag of twee over gesproken worden.

In de weken die volgden maakten bewonderaars en vrienden van wijlen de prinses bezwaar tegen Camilla’s voorgenomen aanwezigheid in de kapel en begon er in de pers een storm op te steken. Op zondag 26 augustus maakte Camilla bekend dat ‘ik na lang nadenken tot de overtuiging ben gekomen dat mijn aanwezigheid zou kunnen afleiden van het doel van de bijeenkomst’.

Zoals Higdon voorspeld had was dat aanleiding tot niet meer dan een paar krantenkoppen voordat de aandacht verschoof naar de dienst zelf, een respectvol eerbetoon aan de prinses, met gezangen en een ontroerende hartenkreet van Harry. Haar jongste zoon noemde Diana ‘onze leidsvrouw, vriendin en beschermster’, vertelde van haar ‘ongeëvenaarde liefde voor het leven, vrolijkheid, pret en gekkigheid’ en sprak de hoop uit dat men zich haar zou herinneren als degene die haar zoons ‘en zovele anderen gelukkig maakte’.

Prins Charles
cover.xhtml
bee.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html
Section0098.html
Section0099.html
Section0100.html
Section0101.html
Section0102.html
Section0103.html
Section0104.html
Section0105.html
Section0106.html
Section0107.html
Section0108.html
Section0109.html
Section0110.html
Section0111.html
Section0112.html
Section0113.html
Section0114.html
Section0115.html
Section0116.html
Section0117.html
Section0118.html
Section0119.html
Section0120.html
Section0121.html
Section0122.html
Section0123.html
Section0124.html
Section0125.html
Section0126.html
Section0127.html
Section0128.html
Section0129.html
Section0130.html
Section0131.html
Section0132.html
Section0133.html
Section0134.html
Section0135.html
Section0136.html
Section0137.html