33

PRINS IN VOLLE GLORIE

Ten tijde van het project met Dimbleby had Charles zich ernstig in een hoek gedreven gevoeld. Hij was de kluts kwijt. Hij had zich door falend inzicht laten leiden en zijn tekortkomingen blootgegeven. Maar nu, tien jaar na het overlijden van Diana, stonden zijn zaken er betrekkelijk stabiel voor. Hij vond het tijd worden om de mensen met de echte Charles te laten kennismaken, niet de karikatuur die de bladen van hem maakten.

Met het oog op zijn zestigste verjaardag in november 2008 begon de prins van Wales aan de vervaardiging van een anderhalf uur lange documentaire, die een heel jaar zou vergen. Hij huurde filmer John Bridcut in, die in 2002 ter gelegenheid van haar gouden jubileum een fraai programma over de koningin gemaakt had. Charles’ zachtaardige gesprekspartner was Robert Hardman, een goed ingevoerde, respectvolle royalist die voor de Daily Mail schreef. Ook kende hij de prins al persoonlijk via een gemeenschappelijke vriend, de schrijver Simon Sebag Montefiore. Naar eigen zeggen voelde Hardman niets voor ‘een expeditie door de jaren met Diana’.

De bedoeling van Charles at 60: the Passionate Prince was om minder bekende karaktertrekken van die gepassioneerde prins over het voetlicht te brengen: zijn gevoel voor humor, het gemak waarmee hij met gewone burgers omging en zijn invoelendheid, plus de reikwijdte van wat hij allemaal deed. Er werd bij het filmen een zorgvuldige keuze gemaakt uit de honderden optredens en het handjevol vaste ceremoniële plechtigheden die in het jaar voorafgaand aan zijn verjaardag op de rol stonden: wat scènes op Highgrove en Dumfries House, een ceremonie op Buckingham Palace waarbij een officier onderscheiden werd voor betoonde moed in Irak, en ontmoetingen met uiteenlopende figuren, van boeren en begunstigden van The Prince’s Trust tot de dalai lama.

Verder zat er in het programma een rondleiding door Poundbury, een galadiner op Buckingham Palace voor begunstigers van de nieuwe Prince’s Foundation for Children and the Arts, een vergadering met de top van zijn staf op de bovenverdieping van Clarence House, een bezoek aan Brussel om zijn adviseurs met functionarissen van de Europese Unie in contact te brengen, een officiële rondreis door het Caraïbisch gebied en een bezoek aan een van zijn dierbaarste restauratieprojecten, de verlopen katoenindustrie in Burnley in Lancashire. Daar werkten tot zijn grote genoegen een half dozijn van zijn charitatieve instellingen effectief samen. Hij bewees zijn oecumenische inslag met een receptie voor moslims op Highgrove, een chanoekaviering met kinderen en zijn jaarlijkse kerstliederenconcert voor familie, vrienden en het personeel op St. James’s Palace.

Bij zijn optredens droeg de prins een verstopt microfoontje en hij was zich altijd bewust van de nabijheid van de camera. Zowel in spontane conversaties als rechtstreeks in antwoord op vragen van Hardman sprak hij zich krachtig uit tegen genetisch gemodificeerde gewassen en de industrialisering van de landbouw en vóór een steviger aanpak van het probleem van klimaatverandering. ‘Ik bén ook een vervelende lastpost!’ riep hij trots uit. ‘U noemt dat bemoeizucht, maar weet u, in mijn ogen gaat het om mobilisatie.’

Voor het eerst ging Charles in op zijn inspanningen om met zijn ‘vermogen om mensen bij elkaar te brengen’ invloed uit te oefenen: ‘Ik doe mijn best om mensen met elkaar aan tafel te krijgen en dan ben ik weg zodat zij tot zaken kunnen komen.’ Hij liet zelfs zijn irritatie vastleggen toen vanwege helikopters boven Clarence House een serie opnamen die hij in voorbereiding had onderbroken moesten worden. Samen met de luchtige grappenmakerij met gewone mensen deden zulke spontane tafereeltjes hem authentieker overkomen.

Hij sprak over tuinieren en biologisch boeren, maar zei nauwelijks wat over zijn schilderen. Rommelend in een slordige stapel cd’s bekende hij naarmate hij ouder werd ‘merkwaardig genoeg’ de muziek van Wagner steeds beter te kunnen waarderen. Af en toe schoof Camilla in een opname even voorbij en bij één receptie had men Charles horen zeggen ‘Lieverd, lieverd, kom eens even kijken’, een vertederend moment dat boekdelen sprak.

Zoetjesaan groeide de hertogin van Cornwall in haar nieuwe rol. Op 13 september 2007 ontving ze een eredoctoraat van King’s College London voor haar werk ten behoeve van de National Osteoporosis Society. Sinds 2001 had ze zich verbonden aan zesendertig charitatieve instellingen.

Aanvankelijk stelde ze zich wijselijk slechts achter het soort goede doelen dat voor koninklijke dames gebruikelijk was, kwetsbare kinderen, daklozen, dieren, kunst, zorg voor zieken en stervenden en het bevorderen van geletterdheid, in het bijzonder in achterstandsgezinnen. Maar mettertijd kwamen daar ook gevoeliger zaken bij, zoals bezoeken aan centra voor slachtoffers van aanranding en verkrachting. Ze wendde haar eigen ‘vermogen om mensen bij elkaar te brengen’ aan om bedrijven als Marks & Spencer ertoe te bewegen toiletartikelen te doneren zodat vrouwen en meisjes die hulp zochten bij crisiscentra voor seksueel geweld in heel Groot-Brittannië van een ‘waszakje’ voorzien konden worden. Zo hoopte zij dat ze zich na hun traumatische ervaring weer ‘meer mens’ zouden gaan voelen. ‘Het verandert niets aan wat er gebeurd is,’ zei ze, ‘maar het kan op een heel moeilijk moment een klein beetje troost bieden.’

In oktober 2007 kende de koningin aan Camilla haar bijzondere eigen onderscheiding toe, de Royal Family Order, een kleine handgeschilderde broche met het portret van de vorstin in een krans van diamanten, die alleen bij formele gelegenheden gedragen wordt. De hertogin had inmiddels haar eigen versie ontwikkeld van de tegelijk conventionele en flatteuze stijl van kleden van de koningin: scherp gesneden kostuums en ruim vallende jurken die haar contouren verhulden. Ze was trots op haar boezem en haar avondjurken waren vaak licht gedecolleteerd. Ze was in alle opzichten een gedegen upper class Engelse die steeds zorgde dat de schijnwerpers op haar man gericht bleven, een hele verandering ten opzichte van de opzichtige glamour van Diana.

Camilla’s schouderlange blonde haar, dat jaren lang geverfd werd door Jo Hansford, volgens Vogue ‘de beste haarverfster op de planeet’, viel in een jeugdige pony over haar voorhoofd. Hugh Green, een van de meest modieuze kappers van Londen, gaf een parmantige draai aan haar zo kenmerkend naar achteren gekamde haardos. Behalve van zijn geruststellende zorgen maakte ze ook ruimhartig gebruik van haarstukken om tiara’s comfortabeler te laten zitten.

Voordat het najaar van 2007 begon had Charles nog eens twee huizen aangeschaft die zijn belangstelling hadden gewekt. In allebei kon hij bij gelegenheid zelf verblijven terwijl ze heel verstandig toch geld opleverden. Een ervan was Llwynywermod in een afgelegen uithoek van Zuidwest-Wales, iets waar hij jaren naar gezocht had. In november 2006 overreedde Charles het hertogdom Cornwall om het voor zo’n 800.000 pond aan te kopen.

Wat hem eraan boeide was het ‘betoverende landschap’ van 77 hectare heuvelland rond een kluitje weinig om het lijf hebbende opstallen. Hij gaf de classicistische Welshe architect Craig Hamilton opdracht om de bescheiden bouwsels om te vormen tot een hoeve rond een binnenhof. Na vijftien maanden renovatie oogde het resultaat gepast negentiende-eeuws, met witgekalkte buitenmuren en leien en rieten daken.

Het hertogdom had als voorwaarde voor de aankoop gesteld dat Charles twee pachtboerderijen zou bouwen om huurpenningen te genereren. De rijkelijk met de pluimen van de prins van Wales gedecoreerde hoeve zelf bleef gereserveerd voor eigen gebruik door Charles en Camilla. De prins stond erop dat het geheel een voorbeeld werd van wat Wales ambachtelijk en qua materialen te bieden had.

De prins wilde ook op het gebied van ‘groen leven’ het goede voorbeeld geven. Warmte werd geleverd door een boiler op biomassa, in het pleisterwerk zat gerecycled glas en voor de isolatie was schapenwol gebruikt. Charles had vastgehouden aan natuurlijk isolatiemateriaal omdat dat, beweerde hij, ‘niet brandbaar is, geen chemicaliën bevat en niet bijdraagt tot het ontstaan van allergieën’. In werkelijkheid was het een onweerstaanbaar eldorado voor motten, zolang het niet behandeld werd met precies het soort agressieve chemicaliën die Charles buiten de deur wilde houden en was de ecologische voetafdruk ervan groter dan die van normale isolatie van polystyreen. Toch bleef Charles het bij wol houden, een voorbeeld van hoe zijn goede bedoelingen tot onverwachte resultaten konden leiden.

Het tweede nieuwe bezit bevond zich in Roemenië. In de late jaren tachtig had hij aan de bel getrokken over de door sterke man Nicolae Ceauşescu geplande vernietiging van de middeleeuwse dorpen van het land. Na de val van het IJzeren Gordijn had de prins er weinig aandacht meer aan geschonken, tot hij in 1997 zijn krachten bundelde met die van zijn vriendin Jessica Douglas-Home die aan het hoofd stond van een stichting die probeerde de traditionele levenswijze in de Roemeense regio Transsylvanië te behouden. Ze probeerden plattelandsgemeenschappen nieuw leven in te blazen door de bewoners traditionele ambachten te leren en met materialen uit de eigen omgeving de middeleeuwse gebouwen te repareren.

Bij een privébezoek aan Transsylvanië in 1997 was Charles in vervoering geraakt bij het zien van de kerken vol fresco’s, de keienstraatjes, de gepleisterde huizen met hun puntdaken, de velden, bossen en dalen vol wilde bloemen, zeldzame vogels en vlinders. De prins van Wales ontwaarde er ‘Engeland zoals het er zes- tot achthonderd jaar geleden moet hebben uitgezien’ in. Hij kwam er op eigen gezag regelmatig terug, altijd precies wanneer de wilde lenteflora op haar mooist was, om op de hoogte te blijven van het verloop van restauratieprojecten.

In 2006 betaalde hij elfduizend pond voor een gerenoveerd achttiende-eeuws pachtboerderijtje in het afgelegen dorpje Viscri, dat hij vervolgens voor honderdtien pond per nacht aan vakantiegangers verhuurde. Vier jaar daarna zou hij nog een tweede pand om te verhuren kopen, een boerderij met een landhuis in het nog geïsoleerder gelegen gehucht Zalanpatak.

Afgezien van Athos kon hij zich in Transsylvanië meer dan waar ook in Europa onderdompelen in de pre-industriële levensstijl die hij zo vreselijk graag wilde ervaren. Het vee kuierde er ’s ochtends naar de weiden en schommelde aan het eind van de middag terug, vleermuizen gleden door de inktzwarte duisternis van de onverlichte straten en de prins van Wales kon er rondkeutelen met paard en wagen. Het vaakst struinde hij in gezelschap van een botanicus, functionarissen van de Soil Association en andere milieubeschermers door het met bloemen bezaaide grasland, verrukt over de ontdekking van bergvlas, een plantje waar hij lang naar gezocht had. Camilla bleef als hij op dergelijke expedities ging liever in Engeland.

Jaren van onverantwoordelijke hypotheekleningen en volledig uit de hand gelopen speculatie leidden in 2008 tot een wereldwijde financiële krach, met het faillissement van multinationale bankinstellingen, een enorme duikvlucht van de aandelenkoersen en gierende werkloosheidscijfers voordat de markten zich door reddingsacties van regeringen en renteverlagingen weer stabiliseerden. Groot-Brittannië beleefde de grootste economische teruggang in zestig jaar. Dat jaar stelde de koningin na het aanhoren van een analyse van de ineenstorting door een expert op de London School of Economics de hamvraag: ‘Waarom zag niemand het aankomen?’

Maar Charles’ schrandere adviseurs van het hertogdom Cornwall hadden schijnbaar wél een vooruitziende blik gehad. ‘We stapten nog voor de implosie uit aandelen,’ zei Bertie Ross. Ze verkochten ook voor bijna 33 miljoen pond aan commercieel vastgoed en investeerden de opbrengst in staatsobligaties en baar geld. Desondanks nam de totale waarde van wat er nog aan grond in Londen en daarbuiten over was nog steeds af, zodat de kapitaalwaarde van het hertogdom van ongeveer 550 miljoen pond terugliep tot even onder de 500 miljoen. Maar vergeleken met de meeste vermogensportefeuilles in 2008 was de teruggang bescheiden. Er was zelfs een opsteker voor Charles: door een stijging met 1 procent van de huren uit kantoren en de landbouw stegen de inkomsten van het hertogdom Cornwall in het fiscale jaar 2008-2009 tot boven de 15 miljoen pond.

In 2008 had Charles grote plannen met zijn Duchy Originals-lijn van biologische producten, een groeiend commercieel imperium dat hem met trots vervulde. In mei 2004 was hij op bezoek in Spanje met armen vol van zijn spullen in cadeauverpakking de Britse ambassade binnengewalst met de uitroep: ‘Ha! Ik ben een selfmade miljonair!’ Destijds gingen de zaken inderdaad uitstekend, met honderden duurzaam geproduceerde levensmiddelen die voornamelijk via de betere supermarkten van Waitrose en Sainsbury verkocht werden. Per 2008 bedroeg de cumulatieve bijdrage, dat wil zeggen de totale winst, van Duchy Originals aan de Prince of Wales’s Charitable Foundation (zo was dat jaar de Prince’s Charities Foundation omgedoopt) 6,5 miljoen pond.

Nu had de prins de omvangrijke en potentieel lucratieve Amerikaanse markt in het vizier. Hij gaf zijn Prince of Wales Foundation in Washington opdracht om een haalbaarheidsstudie te financieren. Robert Higdon engageerde pro-deo-advocaten, marketingspecialisten en ontwerpers. Toen er eenmaal een businessplan lag, zorgde Higdon voor een toezegging van de steunpilaren van de Prince of Wales Foundation, Barby Allbritton en haar man Joe, de vroegere eigenaar van de Riggs Bank in Washington, om 2,5 miljoen dollar in de onderneming te steken.

Drijvend op de kracht van hun eerste investering van 800.000 dollar werd in de lente van 2008 Duchy USA Inc. opgericht. De nieuwe algemeen directeur van Duchy Originals voorspelde dat dankzij de Amerikaanse dochter binnen vijf jaar de bruto jaarinkomsten van het bedrijf zouden verviervoudigen van 40 miljoen tot 160 miljoen pond.

Met cineast John Bridcut in hun kielzog maakten Charles en Camilla vanaf begin maart een tiendaagse rondreis door West-Indië, met als hoogtepunt de laatste etappeplaats: Jamaica. Jamaica was op Canada, Australië en Nieuw-Zeeland na het grootste land waarvan de koningin nog staatshoofd was, de sterkste nog resterende band met Groot-Brittanniës voormalige koloniën, waarvan de meeste volledig onafhankelijke republieken waren geworden. Het echte reisdoel was de krottenwijk Rose Town in Kingston, waar criminele bendes elkaar gewapenderhand op leven en dood bestreden en de huizen over sanitair noch elektra beschikten. De nood van die radeloze gemeenschap was hem voor het eerst opgevallen bij een bezoek in januari 2000.

Charles was erin geslaagd om donaties ter waarde van 2 miljoen dollar te verzamelen voor het opknappen van Rose Town. Maar het project kwam maar niet van de grond en Charles raakte ‘ongelooflijk’ geërgerd door de bureaucratische barricades die de Jamaicaanse regering bleef opwerpen. In 2006 gingen een paar leden van zijn team naar Jamaica om met de nieuwe Amerikaanse ambassadeur daar, Brenda Johnson, over een doorstart van het Rose Town-project te praten. Robert Higdon droeg een steentje bij door extra geld binnen te halen.

Charles drukte Higdon op het hart dat het de bedoeling was om het leven van armen te verbeteren door ‘met de vleug’ van de inheemse cultuur ‘mee’ te werken. Van leemstenen en hout moesten honderden huizen in traditionele West-Indische stijl gebouwd worden in plaats van de regering de kans te geven om flats neer te zetten. Charles zag dit als een gemeenschap die uiteindelijk de hele wereld tot voorbeeld moest strekken.

Toen Charles en Camilla in maart 2008 Rose Town kwamen inspecteren, was van de beoogde 4 miljoen dollar voor het bouwen en renoveren van huizen 1 miljoen beschikbaar. Het nieuwe programma voorzag ook in het opleiden van bewoners tot elektromonteur, loodgieter of timmerman als alternatief voor het lidmaatschap van een bende.

Maar tijdens hun rondgang door de buurt raakte de prins erover ontstemd dat ‘we al acht jaar bezig zijn, maar er is nog steeds niet veel concreets van te zien’. Dus putte hij maar hoop uit het feit dat de bewoners ‘uiteindelijk tenminste met elkaar in gesprek gekomen zijn’.

Drie maanden later opende Dumfries House in Schotland voor het eerst in bijna driehonderd jaar zijn deuren voor het publiek. Alleen betalende bezoekers werden toegelaten voor een rondleiding onder begeleiding van een gids, en zelfs dat zou niet lang duren. Niet alleen bleek dat al het meubilair met zorg gerestaureerd moest worden, het gebouw zelf was ook dringend toe aan nieuwe bedrading, nieuwe waterleiding, sanitair en verwarming. Ook het pleisterwerk moest gerepareerd en nog weer andere onderdelen van het interieur. Alles tezamen betekende dat een extra uitgave van zo’n 2,7 miljoen pond. Daarbovenop zou, nog afgezien van de 15 miljoen die nodig waren om de door de prins afgesloten lening bij de bank af te lossen, het ombouwen van de bijgebouwen en het realiseren van extra bouwsels en tuinen ten behoeve van Charles’ plannen om de gemeenschap weer op de been te helpen nog eens tientallen miljoenen gaan kosten.

Zijn fondsenwervers wierpen hun netten breed uit, van de Verenigde Staten tot het Midden-Oosten. In de meeste gevallen zorgden de fluwelen overredingskunsten van de prins voor een goede uitkomst. Patricia Hearst betaalde de foyer, Barby Allbritton nam de privéslaapvertrekken van de prins op de eerste verdieping voor haar rekening en de Franse magnaat Bernard Arnault financierde de Gobelinzaal. De Ierse geneesmiddelentycoon Thomas Lynch betaalde de restauratie van het indrukwekkende met speciaal gemaakt blauwzijden damast beklede chippendalehemelbed. Higdon hengelde filantrope Julia Kauffman uit Kansas City binnen, goed voor een zomerhuis midden in een geplande educatieve tuin voor kinderen. Vanwege de renovatie moest Dumfries House bijna zes maanden lang dicht.

De meeste donors vonden het allang mooi dat ze bij elegante bijeenkomsten in glinsterende paleizen in het gezelschap van royalty mochten verkeren, maar af en toe leverde filantropie ook rechtstreeks onplezierig commerciële voordelen op. De Ierse miljardair Martin Naughton, eigenaar van een wereldwijd opererende producent van elektrische apparaten en verwarmingstoestellen, kreeg een contract voor systemen in meer dan een half dozijn gebouwen op het goed. De namen Belling, Dimplex en Morphy Richards, drie van zijn bekendste merken, zouden op de ateliers, de centra voor hospitality training en die voor techniekcursussen prijken.

Charles moderne Medici’s kwamen eind juni voor chique diners van de Prince of Wales Foundation bijeen op Buckingham Palace en in de staatsievertrekken van St. James’s Palace. Higdon zorgde dat zich onder de genodigden een heel stel spannende beroemdheden bevonden, zoals Vanessa Redgrave, Natasha Richardson en Liam Neeson. Joan Rivers, die van Charles de bijnaam ‘Miss Potty Mouth’, juffrouw Viezepraat, gekregen had, warmde op Buckingham Palace voordat de prins sprak het publiek op. ‘Koninklijke Hoogheid, lords en lady’s, modemeisjes en goedgetrouwde lellebellen,’ grapte Rivers, ‘jullie weten wie je bent en sinds vanavond weet prins Charles het ook, want ik heb hem jullie allemaal aangewezen.’

Bij die diners zat Charles tussen vrouwen die konden beschikken over enorme sommen gelds. Bij het banket op Buckingham Palace waren zijn tafeldames Lily Safra, een van zijn vaste weldoensters, en Christine Schwarzman, de vrouw van hedgefondsbaas en miljardair Stephen Schwarzman. De kosten van de diners, waaraan per avond zo’n honderdvijftig gasten aanzaten, beliepen per plaats ruim vijfhonderd pond. Het hele circus werd verzorgd door Fawcetts bedrijf. Alleen al de menu’s waren ware kunstwerkjes: grote met de hand geschilderde kaarten in de vorm van de pluimen van de prins van Wales. Na het diner op Buckingham Palace probeerde Christine Schwarzman zo’n menu uit de handen te rukken van een zwaar met juwelen behangen vrouw die het als souvenir wilde meenemen. Na secondenlang duwen en trekken gaf de societykoningin van New York het op en ging elders een eigen aandenken zoeken.

The Passionate Prince werd op het belangrijkste kanaal van de BBC uitgezonden op woensdag 12 november 2008, twee dagen voor Charles’ zestigste verjaardag. Het was een portret van de prins ten voeten uit. ‘Hij wordt verondersteld zich niet met de politiek te bemoeien,’ hoorde men verteller Robert Hardman zeggen, ‘maar toch is hij nauwer betrokken bij het openbare leven dan velen van ons beseffen.’

Charles ging slechts vluchtig in op zijn eventuele troonsbestijging. Hij ontweek het antwoord op de vraag of hij zich ook als koning als voorvechter van ‘grote zaken’ zou profileren. Hij zei slechts te hopen zijn vermogen om mensen samen te brengen om over dingen te praten te kunnen blijven inzetten. Hij had geen idee van wat er van de twintig charitatieve instellingen moest worden die hij als prins van Wales had opgebouwd. ‘Dat zijn dingen waar als dat aan de orde komt oplossingen voor moeten worden gevonden,’ zei hij. Het klonk allemaal vaag vergeleken met de specifieke en provocerende voorstellen inzake de modernisering van de monarchie die de ronde gedaan hadden toen hij vijftig werd. Het was niet zozeer een teken van berusting als wel een aanwijzing dat hij gepast beducht was om te veel te zeggen.

Het programma eindigde met een schattig intieme ontmoeting tussen Charles en een rode eekhoorn die op Birkhall was komen binnenwippen om zich te goed te doen aan hazelnoten die de prins in een nap had klaargezet. ‘Ze zijn heel ondeugend,’ zei hij. ‘Ik ben aan het kijken of ik een fonds voor het behoud van de rode eekhoorn kan opzetten.’ Het klonk als een grap, en toen de scène in het voorjaar van 2008 werd opgenomen had niemand van zijn staf hem daar ooit eerder over gehoord. Maar op de hem kenmerkende wijze gaf Charles al in juni een diner op Clarence House dat bedoeld was om een en ander voor te bereiden en in april 2009 lanceerde hij inderdaad een fonds ten bate van de bedreigde rode eekhoorn.

Na de BBC-uitzending sprong de pers op één onschuldig stukje conversatie met Hardman. ‘Geniet u van uw werk?’ had Hardman gevraagd. ‘Tja, ik weet het niet,’ gaf Charles ten antwoord. ‘Van sommige dingen wel. Naar mijn idee is het iets dat ik nu eenmaal moet doen: zo veel mensen in dit land helpen als ik maar kan.’ Het leek wel wat op wat gebeurde toen Charles gevraagd was of hij ‘verliefd’ was op Diana. Hij worstelde met de betekenis van ‘genieten’, probeerde datgene wat hem persoonlijke voldoening schonk te onderscheiden van taken die hij uit plichtbesef op zich nam. Hij was eerlijk over zijn gevoelens en dat pakte niet altijd goed uit. Hij had al eerder gemopperd over koninklijke verplichtingen, zodat men had kunnen zien aankomen dat zijn woorden een boemerangeffect zouden hebben. Wat overbleef was de onjuiste indruk dat hij ontevreden was met zijn rol.

Bij een bezoek van zijn ouders aan het hoofdkwartier van The Prince’s Trust in de buurt van Regent’s Park sprak de koningin bij een ontmoeting met vrijwilligers en mensen die door het fonds geholpen waren in ongewoon persoonlijke termen. ‘Nu de zestigste verjaardag van de prins van Wales, onze zoon, in aantocht is’, zei ze, ‘wil ik graag zeggen dat we alle twee ontzettend trots zijn’ op zijn bijdrage aan zo’n ‘opmerkelijke organisatie’.

Die zaterdag was Camilla op Charles’ verjaardagsfeest op Highgrove ten volle aanwezig als zijn partner, eentje die zijn leven in balans bracht. Er waren minder dan vijfenzeventig gasten, nog geen derde van het aantal van toen hij vijftig geworden was, en de sfeer was die van een ‘vrolijke plattelandsfuif’. Anders dan tien jaar eerder waren Charles’ broers en zuster er nu wel, met hun eega’s. Rod Stewart, popster en goodwill-ambassadeur voor The Prince’s Trust, gaf ‘You Wear It Well’ en ‘Maggie May’ ten beste.

De opgewekte stemming werd de volgende dag tenietgedaan door een artikel van Jonathan Dimbleby in The Sunday Times. Dimbleby stond als trouw aanhanger van wat de prins voorstond nog altijd bij het hof in een goed blaadje. Als Dimbleby iets zei over de troonopvolger, werd er naar hem geluisterd.

Dimbleby gooide in zijn artikel een knuppel in het hoenderhok met de opmerking dat er in de onmiddellijke omgeving van de prins ‘discrete stappen werden gezet’ om het voor de toekomstige koning Charles III mogelijk te maken om ‘zich uit te spreken over zaken van nationaal en internationaal belang’ op een wijze die op dat moment nog ‘ondenkbaar’ was. Dimbleby erkende dat breken met de traditie van neutraliteit van de koningin ‘brisant’ kon zijn. Maar hij meende dat Charles als ‘activistische’ koning zijn wijsheid en ervaring optimaal zou kunnen benutten bij het zoeken naar een nieuwe invulling van het begrip nationaal leiderschap, beter dan zolang hij opgesloten zat in het ‘staatsrechtelijke dwangbuis’ van de vorstin.

Dit was een scenario waarin Charles meer een positie als die van de presidenten van Duitsland en Ierland zou nastreven, die vrij waren om hun mening in het openbaar te uiten. Graham Smith, hoofd van de antimonarchistische groep Republic, vermoedde een proefballon boven Clarence House en merkte op dat Charles en diens adviseurs ‘klaarblijkelijk niet begrepen hadden dat de presidenten van die twee landen verantwoording verschuldigd waren aan het democratisch gekozen parlement en dat de benoeming van degene die de functie bekleedt langs democratische weg tot stand komt, niet door het toeval van de geboorte’.

De scherpste aanval kwam van de monarchist Max Hastings, voormalig hoofdredacteur van The Daily Telegraph en The Evening Standard. In de Daily Mail schreef hij dat heel wat intelligente lieden het diepgaand met Charles’ opstelling oneens waren. Zou hij de troon gebruiken als platform om ‘zijn ideeën te propageren’, dan zou zijn regeerperiode ‘weleens een van de kortste in de geschiedenis’ kunnen worden.

The Sunday Times was het hartgrondig met Dimbleby’s voorstel eens. In een commentaar dat op dezelfde dag verscheen als het artikel van de biograaf noemde de krant Charles ‘een in eigen land niet geëerde profeet’ en stelde ze dat hij ‘de ruimte moest krijgen om zich ook na zijn troonsbestijging te blijven uitspreken over wat er speelde (...) zelfs over controversiële kwesties’. Maar achter die bijval ging wel een tijdbom schuil: ‘Een koning met een mening moet zich wel openstellen voor stevig debat’ met zijn critici en dat stond haaks op de levenslange aversie van de prins tegen tegenspraak.

Prins Charles
cover.xhtml
bee.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html
Section0098.html
Section0099.html
Section0100.html
Section0101.html
Section0102.html
Section0103.html
Section0104.html
Section0105.html
Section0106.html
Section0107.html
Section0108.html
Section0109.html
Section0110.html
Section0111.html
Section0112.html
Section0113.html
Section0114.html
Section0115.html
Section0116.html
Section0117.html
Section0118.html
Section0119.html
Section0120.html
Section0121.html
Section0122.html
Section0123.html
Section0124.html
Section0125.html
Section0126.html
Section0127.html
Section0128.html
Section0129.html
Section0130.html
Section0131.html
Section0132.html
Section0133.html
Section0134.html
Section0135.html
Section0136.html
Section0137.html