29

BLACKADDER NEEMT WRAAK

In juni verkeerde de koninklijke familie in een heel wat feestelijker stemming vanwege de festiviteiten in verband met het gouden regeringsjubileum van de koningin. Het hoogtepunt was een dubbelconcert in de tuinen van Buckingham Palace: een avond klassiek en de avond daarna pop. Op beide avonden streek een gehoor van zo’n twaalfduizend mensen neer op het gazon, terwijl nog heel veel meer mensen een en ander volgden op enorme schermen in de nabijgelegen parken. Aan het eind van het popconcert sprak Charles een charmant eerbetoon uit aan ‘Uwe Majesteit... Mammie’, waarmee hij aan het publiek een enthousiast applaus ontlokte. Hij noemde zijn moeder ‘een baken van traditie en standvastigheid te midden van ingrijpende, soms gevaarlijke veranderingen’.

Op de eerste avond zat Camilla met haar dochter Laura op de vierde rij, de volgende avond op de tweede tussen Charles’ nicht prinses Alexandra, die al vroeg haar kant gekozen had, en Michael Peat, de man die nu verantwoordelijk was voor Camilla’s toekomst. De missie van de nieuwe privésecretaris ging verder dan het stroomlijnen van de hofhouding van de prins en Charles, zoals een van zijn vrienden het noemde, ‘redelijker’ maken. De hofdignitaris diende ook de betrekkingen met Camilla te ‘normaliseren’.

In de publieke opinie deed ze het nu beter. Een peiling in de late lente van 2002 liet zien dat 57 procent van de Britten het paar graag zag trouwen. En in juli van hetzelfde jaar stemde de Church of England voor toestemming aan gescheiden echtelieden om te hertrouwen, ook als de voormalige eega nog in leven was.

Begin augustus toog Camilla met de prins naar Mey Castle, het met kantelen bezette buiten van de koningin-moeder aan de noordkust van Schotland. Camilla was er in geen dertig jaar geweest. Eertijds had ze er kort na haar huwelijk met Andrew Parker Bowles een weekend gelogeerd. Na het overlijden van de koningin-moeder was het beheer van het landgoed overgegaan in handen van een charitatief fonds en was het opengesteld voor het publiek. Er was met ingang van die zomer één jaarlijkse uitzondering, en die gold het ruim een week lange bezoek van Charles, dat niet toevallig rond de verjaardag van zijn overleden grootmoeder viel. Dan maakte hij zolang het kasteel tot zijn eigen huis.

Charles en Camilla waren in gezelschap van Debo Devonshire. Zoals ze daar met hun drieën door de velden struinden, vormden ze een levendig groepje. Dubbel van het lachen lagen ze toen ze zagen hoe een stier van een naburige boerderij over het hek sprong en een van de Aberdeen Angus-koeien van de koningin-moeder begon te dekken.

Michael Fawcett zorgde dat alles naar wens van de prins geregeld was. Meubels werden verplaatst, met uitzondering van die in de slaapkamer van de koningin-moeder, waar alleen Charles mocht overnachten. Toen de prins en zijn entourage weer vertrokken, werd alles weer teruggezet zoals de koningin-moeder het had achtergelaten: de vijftig jaar oude turquoise regenjas over een stoel bij de voordeur, de tafel vol schelpen die ze in de loop der jaren verzameld had, alles in overeenstemming met Charles’ vaste voornemen om Mey als schrijn voor zijn grootmoeder te behouden.

Zoals zij gewild had, betrok haar oudste kleinzoon Birkhall in Schotland en Clarence House in Londen. Het duidelijkste bewijs van de achting die Camilla aan het hof van Charles genoot was de suite die hij haar op Clarence House ter beschikking stelde, die van top tot teen gerestaureerd werd. Camilla’s vertrekken werden volgens haar instructies opgeknapt door Robert Kime en Charles wees zelfs een gastenverblijf toe aan haar vader Bruce Shand, die bij Annabel en Simon Elliot in Dorset woonde. Op York House was er niet voldoende ruimte voor hem geweest, maar nu had hij een plek om te wonen als hij Londen bezocht.

De grondige opknapbeurt van de uit 1825 daterende stadsvilla – asbest eruit, bouwkundige gebreken verhelpen, nieuwe elektra en leidingen, schilderwerk – nam meer dan een jaar in beslag. De kosten bedroegen ruim 4,5 miljoen pond en werden gedekt uit openbare fondsen voor het onderhoud van paleizen. Daarbovenop fourneerde Charles uit de kluizen van het hertogdom Cornwall een dikke 1,5 miljoen pond voor de binnenhuisarchitectuur.

Robert Kime kreeg van hem twee aanwijzingen: behoud in essentie het stempel van de koningin-moeder en gebruik zo veel mogelijk oude stoffen en materialen. De ontwerper zwierf door de koninklijke pakhuizen in Windsor en maakte een eerste selectie, die Charles tot in details keurde en goedkeurde.

De voor het publiek opengestelde vertrekken op de begane grond ademden de sfeer van een rijk landhuis. De zitkamer deed het meest aan de koningin-moeder denken: lichtgrijze wanden, gordijnen van zijden damast met ruches en vergulde chippendalestoelen en sofa’s met voor haar kenmerkende grijsblauwe bekleding. Haar favoriete doeken van Augustus John, Duncan Grant, Claude Monet en Walter Sickert hingen aan de muren, net als het eerste portret van prinses Elizabeth, in 1933 geschilderd door Philip de László.

De uitgesprokener stoffen en oosterse borduursels in de tuinkamer en de Lancasterkamer droegen het stempel van de prins, met op de piano een hommage aan het verleden: een liedboek van Noël Coward met opdracht aan de koningin-moeder. De eetkamer deed nog het minst denken aan de vorige eigenaresse. De kroonlijst boven de beige wanden tegen het plafond was antraciet geschilderd met vergulde biezen. Maar op die wanden had Kime veertien schilderijen van Windsor Castle gehangen die John Piper tijdens de Tweede Wereldoorlog op verzoek van de koningin-moeder vervaardigd had, samen met een portret van haar in een tulen baljurk vol twinkelende lovertjes door Augustus John.

De stijl van de niet voor het publiek toegankelijke eerste verdieping was nog imposanter, met hogere plafonds en meer verfraaiing. De zeven slaapkamers waren nu elk voorzien van een moderne eigen badkamer. Camilla’s zitkamer had achttiende-eeuws Chinees behang dat Kime ontdekt had, die ook de illusie van bladzilver gecreëerd had in de studeerkamer van de prins om het speciaal voor hem geweven blauw-wit gestreepte brokaat beter uit te laten komen.

De kelder bood plaats aan een bioscoop met eenentwintig roodpluchen zetels en lichtgroene wanden met daaraan een enorme zwart-witfoto van een jonge koningin-moeder die bevallig een witte parasol vasthield. Voor gasten was er op de tweede verdieping een keur van comfortabele suites en helemaal boven was plaats voor wel dertig bedienden om alles soepel te laten draaien.

Niet lang nadat Charles zijn intrek had genomen, kwam zijn vriend Andrés Duany op bezoek. Ze wandelden wat rond in de tuin toen Duany omhoogkeek. ‘Boven de koetspoort zag ik een raam een klein stukje openstaan,’ herinnerde hij zich. ‘En daar, uit dat prachtige neoclassicistische huis, hing door dat raam een doorzichtige plastic slang.’ ‘Wat is dat nou?’ vroeg Duany. ‘O,’ zei Charles, ‘ik maak mijn badkuip leeg met een handpomp om de planten water te geven.’

Michael Peat had in september 2002 nog maar net het ruime kantoor betrokken dat naast Clarence House in St. James’s Palace aan de privésecretaris ter beschikking stond toen de hofhouding van zijn nieuwe baas door een schandaal werd getroffen dat nog maar het eerste van een hele reeks zou blijken.

Bijna twee jaar tevoren had de politie Paul Burrell gearresteerd, de drieënveertigjarige gewezen butler van Diana, op beschuldiging van diefstal. In de maanden na Diana’s dood zou hij meer dan driehonderd voorwerpen die toebehoorden aan de prinses, Charles en William ontvreemd hebben uit het appartement in Kensington Palace. De schat omvatte vele tientallen foto’s en negatieven, brieven en memo’s, een robe en handtassen van Gianni Versace, een Cartierklok en een zilveren blad. De bediende hield vol dat de op zijn zolder verstopte bezittingen door de prinses aan hem waren toevertrouwd.

De rechtszaak tegen Burrell liep spaak in oktober 2002, nadat de koningin Charles en Philip verteld had over een ontmoeting die zij drie maanden nadat Diana was overleden met de butler gehad had. Bij die gelegenheid had hij haar tussen neus en lippen door verteld dat hij ‘voor de zekerheid’ een deel van de papieren van de prinses had meegenomen. Vijf jaar later hield ze die onthulling voor zo onbetekenend dat ze er zonder nadenken over sprak met vrienden die haar op Balmoral bezochten. Voor zover men destijds wist, vertelde ze haar man en haar zoon pas voor het eerst over de ontmoeting toen het proces al begonnen was.

Charles begreep het belang van die informatie – de vooronderstelling waarop de aanklacht gebaseerd was, was immers dat de butler in het geniep gehandeld had – en lichtte de autoriteiten in. Op 1 november 2002 werd het proces stilgelegd en werden alle aanklachten geseponeerd. Verbitterd over hoe hij door de koninklijke familie behandeld was, sloeg Burrell terug in The Mirror, die hem meer dan 300.000 pond betaalde voor een exclusief interview.

Te midden van alle commotie kwam een voormalige huisknecht, George Smith, in The Mail on Sunday met de aantijging dat hij in 1989 door een van de leden van Charles’ staf was verkracht. De vermeende dader werd in de pers aangeduid als een adjudant ‘over wie al vaker klachten wegens pesterijen en intimidatie waren geweest’ en die ‘door de prins onmisbaar geacht werd, bijna op één lijn met Camilla’. Smith beweerde dat hem, toen hij adviseurs van de prins in 1996 verteld had wat hem naar zijn zeggen was overkomen, 40.000 pond betaald was voor medische hulp en als zwijggeld.

Ook andere bladen deden een duit in het zakje en schreven over St. James’s Palace alsof het het hof van de Borgia’s was. De boel liep nog verder uit de hand toen uit een onderzoek van The Times naar voren kwam dat Michael Fawcett, die jaarlijks 45.000 pond toucheerde, ten eigen bate voor een slordige 100.000 pond per jaar aan cadeaus verpatste die aan de prins waren geschonken. In de boulevardbladen heette hij vanaf dat moment ‘Fawcett the Fence’, de heler.

De over elkaar heen buitelende sensationele onthullingen dwongen Peat er uiteindelijk toe om op 12 november te verklaren dat hij in samenwerking met een vooraanstaande jurist een ‘grondig’ onderzoek zou instellen en dat hij het verslag daarvan openbaar zou maken. Het zou zich richten op vier punten: had de hofhouding van de prins inderdaad geprobeerd om de beschuldiging van verkrachting van George Smith in de doofpot te stoppen; deugde er iets niet aan de afloop van het proces tegen Burrell; waren er officiële geschenken die aan de prins toebehoorden verkocht; en had enig lid van de staf van de prins betalingen ontvangen of andere vormen van beloning genoten die niet door de beugel konden?

Op donderdag 13 maart 2003 liet de persoonlijk secretaris van de prins vijftig journalisten naar zijn kantoor komen om ze in te lichten over zijn honderdelf pagina’s tellende rapport, dat in zijn geheel openbaar gemaakt werd. Peat ‘bezat de zelfverzekerdheid van een goochelaar die op het punt stond om voor het lastigst denkbare publiek zijn beste truc uit te voeren’, schreef Andrew Alderson in The Daily Telegraph.

Het rapport maakte korte metten met de controverse over het proces-Burrell door vast te stellen dat Charles correct gehandeld had na zijn gesprek met zijn moeder. Had hij verzuimd om haar onthulling te melden, dan ‘had hem dat terecht op ernstige kritiek kunnen komen staan’.

De bevindingen inzake de beschuldiging van verkrachting lagen gevoeliger en besloegen vierenveertig pagina’s protocollen van vraaggesprekken en besprekingen van documenten. Peat kwam tot de conclusie dat noch Charles noch iemand anders binnen de hofhouding geloof had gehecht aan de beweringen van Smith, en dat iedereen een onderzoek ‘zinloos’ had geacht, temeer daar zoiets aanleiding zou kunnen zijn tot negatieve publiciteit. Peat vond geen aanwijzingen dat er ‘zwijggeld’ betaald was, maar gaf wel toe dat ‘een serieuze beschuldiging van deze aard’ niet ‘zo nonchalant afgedaan’ had mogen worden.

Tot niemands verrassing bleek dat er, niet helemaal zonder medeweten van Charles, inderdaad officiële cadeaus door de staf verkocht waren, maar dat er geen bewijs was voor ‘corrupte betalingen’ of het ontvangen van ‘niet-toegestane commissie’. Fawcett had handig gebruikgemaakt van gebrekkige regelgeving om zich in onduidelijke transacties te begeven, maar het onderzoek pleitte hem vrij van ‘financiële malversaties’.

Van begin tot eind was het rapport doortrokken van voorbeelden van merkwaardige praktijken, slordig management, niet koosjere privileges en een algeheel gebrek aan discipline. Charles gaf een verklaring uit waarin hij erkende dat het rapport ‘geen geruststellende lectuur is’, en voegde daaraan toe dat Peat van nu af aan de verantwoordelijkheid droeg voor een hofhouding die ‘aan de hoogste maatstaven’ voldeed. Zelf nam de prins nergens de verantwoordelijkheid voor op zich, maar Peats rapport had Charles natuurlijk wel zijdelings medeschuldig verklaard, doordat hij zaken en zijn privéleven door elkaar had laten lopen. De prins van Wales had op zijn secretariaat een antibureaucratische en informele cultuur bevorderd die ‘niet altijd efficiënt of gezond’ was.

Peat maakte zich vooral zorgen om Charles’ blinde vlek waar het Fawcett betrof. De tot persoonlijk assistent uitgegroeide huisknecht stond erom bekend dat hij de prins negatieve verhalen over andere employés influisterde, wat nogal eens uitdraaide op hun ontslag. Een van Charles’ belangrijkste adviseurs schreef Peat ooit een brief waarin hij Fawcetts ‘achterbakse streken’ haarfijn uitlegde. Toen de prins weigerde de brief in te zien, ging Peat voor hem staan en las hem hardop voor. Zelfs dat had geen effect op de koppige prins.

Het dossier dat Peat had aangelegd over Fawcetts zelfbevoordeling verschafte hem evenwel voldoende munitie om de man na meer dan twintig jaar bij de koninklijke familie zijn congé te geven. Dankzij de prins van Wales maakte hij na zijn val een boterzachte landing op een ontslagvergoeding van 1 miljoen pond die hem in staat stelde om van het hertogdom Cornwall voor 400.000 pond het vier slaapkamers tellende huis in West-Londen te kopen waar Charles hem altijd gratis had laten wonen. Daarbovenop bedacht de prins van Wales hem ook nog met een contract dat het nieuwe ‘evenementenbedrijf’ Premier Mode van Fawcett een jaarlijkse vergoeding van 100.000 pond garandeerde.

Peat zette zijn financiële gewiekstheid ook voor de hofhouding in door te proberen aan te tonen dat men met de activiteiten van zijn broodheer wel degelijk ‘waar voor zijn geld’ kreeg. Tegen het eind van juni deed hij twee glanzende brochures het licht zien, waarvan de een, getiteld ‘Organisatie en financiën’, voor het eerst een glimp toonde van de persoonlijke en zakelijke bestedingen van de prins. De ander heette ‘Werken voor het goede doel’ en beschreef zijn doeleinden en prestaties als prins van Wales. De brochures onthulden dat de prins jaarlijks 6 miljoen pond schoon ontving uit de opbrengst van het hertogdom Cornwall, waarvan een geschatte 2 miljoen opging aan persoonlijke uitgaven. Charles had een hofhouding van eenennegentig mensen, van wie er zeventien zijn persoonlijke staf vormden. Peat probeerde Charles neer te zetten als een man van eenvoudige behoeften, maar kon niet verhullen dat de prins in grote weelde leefde.

Evenmin als zijn voorgangers slaagde Peat erin om Charles ertoe te brengen zijn meningen wat minder luid te verkondigen. In november 2003 richtte de prins zijn pijlen op Norman Fosters nieuwe rechthoekige kantoortoren in de City van Londen en het voorstel om op de zuidoever van de Theems een al even onconventionele piramidevormige glazen wolkenkrabber van Renzo Piano te bouwen. Charles riep uit dat ‘Londen lijkt te veranderen in een absurdistische picknicktafel – er staat al een reusachtige augurk in de City, en nu ziet het ernaar uit dat we er ook nog een enorm zoutvat bij krijgen’.

Het deed er niet toe dat Fosters ‘augurk’ alom geprezen werd om zijn karakteristieke vorm en slimme milieuvriendelijke techniek, en dat de ‘Shard’ – de scherf, de benaming ‘zoutvat’ wilde nooit aanslaan – een beeldbepalend element werd in het Londense stadslandschap. Charles bleef onverzoenlijk gekant tegen hoge gebouwen en de architecten die ze ontwierpen.

Kort nadat hij in oktober een bezoek aan India gebracht had, sprak hij over een nieuw voorbeeld van leefbaarheid in de ‘krottenwijk van Bombay’. Hij noemde de sloppenwijk Dharavi, de grootste in heel Azië, een ‘traditioneel stadsdeel in miniatuur’ dat het beeld opriep van ‘mieren die bijeenkomen om een nest te bouwen [en] zich instinctief met elkaar verbinden’. Hij ontwikkelde een zwak voor dergelijke primitieve samenlevingen en meende dat het Westen daarvan veel kon leren over duurzaamheid en onderlinge afhankelijkheid.

De neerbuigende ondertoon daargelaten – hij verheerlijkte uiteindelijk een smerige, onwelriekende en ongezonde gribus waarvan de bewoners in diepe armoede verzonken waren – klonk in zijn visie een manier van denken door die gangbaar was onder bepaalde stedenbouwkundigen, die bewondering koesterden voor de mengeling van woonhuizen en bedrijfspandjes en de mentaliteit van aanpakken die de sloppenwijken kenmerkten. Dharavi zou, toen het via de met Oscars overladen film Slumdog Millionaire bekend geworden was, zelfs een toeristische attractie worden. Maar Charles maakte zichzelf kwetsbaar voor kritiek met zijn lof voor een nederzetting met bijna een miljoen inwoners die met 172 hectare half zo groot was als zijn landgoed Highgrove en over slechts één wc per vijftienhonderd mensen beschikte.

In de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw kreeg ook Charles’ andere principiële kruistocht, zijn al meer dan twintig jaar volgehouden pleidooi voor alternatieve geneeswijzen, nieuw elan. In mei 2003 maakte zijn Foundation for Integrated Health bekend dat zij zich vijf jaar lang zou gaan inspannen om complementaire therapieën op gelijke voet met de reguliere geneeskunde in de NHS opgenomen te krijgen. Hij lobbyde met grote vasthoudendheid bij vooraanstaande regeringsfunctionarissen, tot Tony Blair zelf aan toe, om te voorkomen dat Europese regelgeving die de verkoop van onbewezen kruidenaftreksels, inclusief Chinese en ayurvedische middelen, aan banden legde, ook in Groot-Brittannië zou gaan gelden. Na een gesprek in de maand maart van 2005 schreef Charles de eerste minister een lange brief. Door in niet mis te verstane bewoordingen op te roepen tot actie, herinnerde hij Blair eraan dat ze het erover eens waren geweest dat de EU-regels neerkwamen op ‘een voorhamer gebruiken om een noot te kraken’. Blair beloofde om de invoering ervan nogmaals met zes jaar uit te stellen. Het was de zoveelste keer dat Charles zonder acht te slaan op de staatsrechtelijke implicaties een manier vond om zijn doel naderbij te brengen.

Op midzomerdag 2003 werd prins William eenentwintig, wat gevierd werd met een verjaardagsfeest op Windsor Castle. In de aanloop daarheen gaf hij zijn eerste echte interview aan journalist Peter Archer, bij wie hij in ‘veilige handen’ was, net als ooit Charles op zijn eenentwintigste bij Jack de Manio. Bij Williams zestiende en achttiende verjaardag had Archer alleen schriftelijke vragen ingediend, waarop slechts plichtmatige antwoorden waren teruggekomen.

Bij deze gelegenheid voerde Archer, bijgestaan door Mario Testino, de fotograaf die verantwoordelijk was voor een aantal van de meest memorabele beelden van Diana, met de 1,90 meter lange prins een vraaggesprek dat het secretariaat van zijn vader aanprees als het ‘vrijmoedigste en meest onthullende interview aller tijden’. William zat in jeans en overhemd met losgeknoopt boord in St. James’s Palace op een bank van geel brokaat onder een schilderij van Adam Frans van der Meulen in een gouden lijst. Helemaal in stijl schopte hij ook nog zijn schoenen uit.

De prins gaf wel toe dat hij ‘wat koppig’ kon zijn, maar zei dat hij niet ‘overmatig dominant’ was. Hij wilde voornamelijk om zijn identiteit te bewaken zeggenschap houden over zijn leven. Advies was welkom, maar hij stond erop zelf zijn beslissingen te nemen. Hij stond achter zijn daden en probeerde anderen niet de schuld te geven van eigen blunders. Zijn kracht lag in zijn vermogen om ‘dingen tot rust te brengen’.

Hij sprak met bewondering over het belang dat zijn overleden moeder eraan gehecht had dat hij ook de onderkant van de samenleving leerde kennen door hem mee te nemen naar opvangplaatsen voor daklozen. William nam zijn vader in bescherming tegen diens critici, noemde hem een rolmodel en sprak er zijn bewondering over uit dat Charles erin geslaagd was een positieve instelling te behouden. ‘Ik zou alleen graag zien dat mensen hem eens een beetje krediet gaven,’ zei William.

Bijzondere lof had hij voor zijn inspirerende grootmoeder, die hem geleerd had hoe je koning moest zijn, en noemde in het bijzonder haar vermogen om tussen alle klippen van het koningschap door te laveren en haar eigen mening voor zich te houden. De koningin had hem laten zien dat haar rol het ‘helpen van mensen’ betrof, en ‘toewijding en loyaliteit’ vereiste.

De jonge prins was zich bewust van zijn lotsbestemming als toekomstige koning maar was vast van plan om zich zo laat mogelijk in het koninklijke leven te storten. Hij had geen behoefte aan de huisknechten en butlers die Charles van jongs af aan met hun zorg omringd hadden en trok zich ook weinig aan van zijn formele status. ‘Het is mijn persoonlijke keuze om gewoon William genoemd te willen worden,’ zei hij. ‘Ik wil overkomen als mezelf.’

Hij zei zich te ergeren aan de manier waarop de pers achter jonge vrouwen aan zat die met hem in verband gebracht werden, ‘echt verschrikkelijk voor de meisjes’. Hij zag ook wel hoe royalty van zijn generatie de mensen fascineerde, maar benadrukte dat hij er niet van hield om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Hij wilde de pers op een volwassen manier tegemoet treden en sprak nogmaals zijn waardering uit voor het feit dat de verslaggeverij zich gehouden had aan de beperkingen die na het overlijden van Diana waren ingesteld.

In de mengeling van argeloosheid en zelfvertrouwen die hij tentoonspreidde klonk af en toe ook schalksheid door. Hij had Mario Testino gekozen ‘omdat hij de enige was die zelfs van een eland nog een flatteus portret kon maken’. Voor zijn eenentwintigste verjaardag had William gevraagd om een gekostumeerd feest met als thema ‘Out of Africa’. ‘Het leek me ontzettend grappig om de familie eens niet in avondkleding te zien en ze zich allemaal te laten verkleden.’

Twee dingen maakten dat het een opmerkelijk feest werd. Het ene was de aanwezigheid van een ongenode gast die zich had uitgedost als Osama bin Laden. Het andere de aanwezigheid van een jaargenote van St. Andrews die luisterde naar de naam Kate Middleton. In de verslagen in de pers werd ze genoemd als een van de ‘tientallen mooie meisjes’, onder wie met name Jecca Craig, een vriendin van toen hij in Kenia zat, polospeelster Natalie Hicks-Löbbecke en socialite Davina Duckworth-Chad.

In het vraaggesprek met Peter Archer verklaarde William plompverloren: ‘Ik heb geen vaste vriendin’, terwijl er in werkelijkheid al een jaar lang iets broeide tussen hem en Catherine Elizabeth Middleton. Haar ouders, Michael en Carole Middleton, waren selfmade miljonairs uit een milieu van mijnwerkers en handelsreizigers in Durham en Yorkshire. Ooit waren ze in dienst getreden bij een luchtvaartmaatschappij en daarna met succes voor zichzelf begonnen. Dankzij hun postorderbedrijf in feestartikelen hadden ze een huis met vijf slaapkamers kunnen kopen in het dorp Bucklebury in Berkshire en hun drie kinderen naar de beste scholen kunnen sturen.

Kate en de jongere gezinsleden Pippa en James deden eindexamen op Marlborough College, een hoog aangeschreven gemengde kostschool in Wiltshire. Kate blonk uit in sport en was aanvoerster van het veldhockeyteam, maar onderscheidde zich nog meer door haar immer onberispelijke verschijning, zelfs in het wel heel ouderwetse schooluniform met zijn zwarte rok tot op de enkels.

Pippa was een opvallende persoonlijkheid en werd door vriendjes omzwermd, terwijl Kate vriendelijk maar gereserveerd was. Tegelijkertijd was de oudste van de twee een geboren leidersfiguur met verantwoordelijkheidsgevoel en een koel hoofd, die door de leerlingen en de docenten als prefect, een soort jaaroudste, gekozen werd. Met haar heldere verstand en consciëntieuze werkhouding behaalde Kate in twee vakken de hoogste score, een A, bij haar eindexamen, en in één vak een B. Eerder had ze goed gescoord in elf vakken bij haar GCSE-test, de voormalige O-levels, het examen dat iedereen op zijn zestiende doet.

William en zij raakten voor het eerst bevriend toen ze ingekwartierd waren in hetzelfde slaapgebouw op de schoolcampus. In de herfst van 2002 sloten ze zich aan bij een groep die een appartement in de stad bewoonde. De jeugdige prins was ondersteboven van haar schoonheid en haar zachtaardige, verfijnde en pretentieloze manier van doen. ‘Ze is traditioneel, maar zonder poeha,’ zei een van Williams adviseurs. ‘Haar accent is chiquer dan dat van William.’

William had haar niet alleen uitgenodigd voor het feest op Windsor Castle, maar was ook in mei 2003 in het geheim naar haar verlate feest voor háár eenentwintigste verjaardag geweest. Dat najaar verhuisden ze naar een cottage op het Schotse platteland, waar ze elkaar buiten het zicht van het publiek beter konden leren kennen. Het verschil tussen hun omstandigheden en het mediacircus dat Charles tot zijn overhaaste huwelijk met Diana gebracht had, met als toppunt het ‘koninklijke-liefdestreinincident’, had niet groter kunnen zijn.

Slechts twee weken nadat hij de meerderjarigheid van zijn zoon gevierd had verloor Charles zijn geliefde goeroe en vriendin Kathleen Raine. Ze overleed op 6 juli, vijfennegentig jaar oud, nadat ze was aangereden door een auto die achteruit een straat met eenrichtingsverkeer afreed. Een stom ongeluk. Ze overleed na vier dagen in het ziekenhuis, maar Charles kon er pas heen toen het al te laat was.

De diepbedroefde prins was wel aanwezig bij haar besloten rooms-katholieke uitvaart in Westminster Cathedral, een voor een lid van de koninklijke familie zeldzame persoonlijke geste. Charles eerde haar nagedachtenis ook met een ongebruikelijke dienst in de Queen’s Chapel van St. James’s Palace. Charles hield daar een bijna pijnlijk persoonlijke grafrede vol citaten uit de vele brieven die ze aan hem geschreven had.

Hij noemde hun door Laurens van der Post gearrangeerde ontmoeting een daad van ‘doelbewuste synchroniciteit’. Charles zei dat hij zich gevoeld had als een mot die werd aangetrokken door de ‘onweerstaanbare gloed’ van haar ‘verzengende persoonlijkheid’. Ze had hem ‘inspiratie’ gegeven, ‘liefde (...) en hartverwarmende bemoediging (...) Ze was er altijd voor me, omdat ze bovenal begréép wat mij dreef en dat gaf mij diepgaande troost in een tijd vol groeiend onbegrip en welhaast opzettelijke onwetendheid.’ Haar ‘gepassioneerde toewijding aan spirituele waarden in een tijdperk van seculiere zielloosheid’ had hem gesterkt en ertoe geïnspireerd om ‘de grote strijd te blijven voeren’ tegen het materialisme en ‘niet alleen de Natuur, maar de ziel van de wereld’ te redden.

Zonder Mark Bolland was de hofhouding van de prins niet langer zo rancuneus als tevoren, maar de ex-hoveling kon nog altijd moeilijkheden veroorzaken doordat hij een eigen column had in News of the World, die hij begonnen was nadat Michael Peat een eind gemaakt had aan zijn lucratieve verbintenis als consultant voor Charles en Camilla. Bolland schreef onder de schuilnaam ‘Black Adder’, een grapje op de bijnaam ‘Lord Blackadder’ die Charles’ zoons hem gegeven hadden. Door zijn contacten binnen de pers uit te horen, kwam hij er gemakkelijk achter wat er aan het hof gefluisterd werd, geruchten die opgeblazen konden worden tot een nieuw schandaal. Zo kon hij elke poging om de acceptatie van de relatie tussen Charles en Camilla te bevorderen, dwarsbomen.

Voor het eerst sloeg hij toe in oktober 2003 tijdens de golf van negatieve publiciteit waarmee de verschijning gepaard ging van de memoires van Paul Burrell. Ondanks zijn fanatieke loyaliteit aan Diana kwam de gewezen butler met nieuwe schandalige onthullingen over haar en nam hij zowel haar voormalige echtgenoot als diens maîtresse op de korrel. William en Harry spraken hun afschuw uit over het verraad van Burrell.

Binnen een paar dagen volgde een flankaanval van Bolland. Hij noemde de manier waarop de koninklijke familie met Burrell was omgegaan ‘een verbijsterend schot in eigen doel’ en deed een felle aanval op ‘verwaande lieden in grijze pakken’ die de publicitaire vooruitgang die hij ten behoeve van Charles geboekt had te grabbel gooiden. Hij waarschuwde ervoor dat het draagvlak onder de koninklijke familie zou zijn weggesmolten tegen de tijd dat de koningin in 2016 negentig werd.

In een interview in The Guardian hakte Bolland op zijn voormalige broodheer in. Charles ‘gelooft niet erg in zichzelf’, zei Bolland. ‘Het ontbreekt hem aan innerlijke kracht.’ De zwakte van de prins, voegde hij eraan toe, was juist ‘een van zijn ontzettend aardige en aantrekkelijke kanten. (...) Hij is geen arrogante man.’ Nog geen jaar later zou Bolland in zijn eigen column precies het tegenovergestelde beweren en de prins een ‘buitengewoon arrogante en onverdraagzame houding ten aanzien van zijn “visie” op bijna elk onderwerp dat zich voordoet’ verwijten. De prins was naar Bollands mening allerminst gebaat bij de ‘merkwaardige alliantie van mystieke excentriekelingen, subsidieverslaafde boeren en traditionalisten die elke vooruitgang afwezen’ die hem omringde.

Bollands harde taal over Charles en de koninklijke bureaucratie was nog niets vergeleken bij de ophef die hij veroorzaakte toen George Smith, de afvallige gewezen bediende, in november 2003 beweerde dat hij een van de voornaamste leden van de koninklijke familie met een huisknecht in bed had gezien. Te midden van de stroom van verdachtmakingen vond Michael Peat het verbijsterend genoeg nodig om te verklaren dat met dat vooraanstaande lid niet de prins van Wales bedoeld werd, dat de aantijging onwaar was en dat het veronderstelde incident niet had plaatsgevonden.

Bolland deed er nog een schepje bovenop door in zijn column te schrijven dat Peat hem ooit had gevraagd of Charles biseksueel was. De gewezen topfunctionaris wist nog dat hij Peat gezegd had dat ‘dat uitdrukkelijk níét het geval was’, en hoe de privésecretaris het in zijn hoofd haalde om zo’n vraag zelfs maar te stellen. Bolland hield later vol dat hij ‘een eind aan het verhaal hielp maken, omdat het inderdaad de volgende dag uit de wereld was’. Maar hij vroeg zich vervolgens wel af: ‘Was dat misschien wat ondeugend van mij geweest? Och, waarschijnlijk wel. Achteraf bezien was het misschien niet erg slim van me, omdat ik er daardoor midden in kwam te zitten. Het ware verstandiger geweest als ik me erbuiten had gehouden.’

Nu het apparaat dat zijn imago moest verbeteren in duigen lag, haalde Charles een nieuwe communicatieadviseur binnen. De eenenveertigjarige Patrick ‘Paddy’ Harverson, met zijn 1,95 meter een indrukwekkende verschijning, bleek te beschikken over de vaste hand waar men zo naar snakte. Hij was na zijn afstuderen aan de London School of Economics in New York voor de Financial Times gaan werken, met als portefeuille de zakelijke kanten van sport. Op basis van die ervaring had hij zich een baan als eerste communicatiedirecteur van voetbalclub Manchester United in gekletst.

Harverson wist weinig van de koninklijke familie. Voor zijn benoeming had hij Charles maar één keer ontmoet, bij zijn sollicitatiegesprek op Highgrove in oktober. Op Harversons afscheidsfeestje sprak Alex Ferguson, de manager van Manchester United, niet zonder cynisme: ‘Veel geluk, je gaat naar de enige plek waar het gekker toegaat dan bij Manchester United.’

Prins Charles
cover.xhtml
bee.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html
Section0098.html
Section0099.html
Section0100.html
Section0101.html
Section0102.html
Section0103.html
Section0104.html
Section0105.html
Section0106.html
Section0107.html
Section0108.html
Section0109.html
Section0110.html
Section0111.html
Section0112.html
Section0113.html
Section0114.html
Section0115.html
Section0116.html
Section0117.html
Section0118.html
Section0119.html
Section0120.html
Section0121.html
Section0122.html
Section0123.html
Section0124.html
Section0125.html
Section0126.html
Section0127.html
Section0128.html
Section0129.html
Section0130.html
Section0131.html
Section0132.html
Section0133.html
Section0134.html
Section0135.html
Section0136.html
Section0137.html