1982: Familiebezoek en verbouwingen

Jarenlang kreeg ik geen bezoek van familie. Mijn broers Ted en John studeerden eerst nog en kregen toen een baan, en mijn zusje Anna zat nog op school. Mijn ouders waren geenszins van plan om het land van hun keuze te verlaten. En toen John en zijn vrouw Cathie de oversteek naar Europa maakten viel dat toevallig samen met onze reis naar Nieuw-Zeeland. Ook Ted vertrok op een gegeven moment uit Nieuw-Zeeland. Hij reisde via de USSR naar Nederland, waar hij aankwam in een winter die zo koud was dat zelfs de schaatsers van de Elfstedentocht het koud hadden. Hij vloog rechtstreeks terug naar huis.

Het dichtst was hij bij ons in de buurt in Yokohama Harbour, waar hij moest wachten op de veerboot die hem naar de Transsiberië Expres zou brengen. Het onsamenhangende gesprek van de verzameling reizigers kwam op een bepaald moment op het Midden-Oosten en Jordanië, en een van de meisjes zei: ‘Maar het mooist van alles daar is Petra. Dat mag je gewoon niet missen.’

‘Daar ben ik naar onderweg. Mijn zus woont daar. Ze is getrouwd met een bedoeïen.’

‘Dat meen je niet! Ik heb bij ze gelogeerd. Ze wonen toch in een grot? Mohammad en Marguerite!’

 

Eindelijk kwamen John en Cathie logeren, en Mohammad besloot een douche aan te leggen. Als we ons tot nu toe wilden wassen moesten we warm water in een teil gooien, de deur van de grot afsluiten en iets in de ramen proppen om privacy te krijgen, en als we dan eenmaal opgevouwen in de grote ronde teil met platte bodem zaten schepten we water over onszelf of de ander. Daarna volgde een goede schrobbeurt met een loofah en met een paar scheppen warm water spoelden we de zeep dan van ons af. Het lastigste van onze wasbeurten was het naar buiten krijgen van de ligan om het water over ons erf te gieten.

Ik vond dat ons bezoek zich maar aan moest passen. Als ze zo gesteld waren op een echte douche zouden ze heus niet komen, vond ik, maar Mohammad was onvermurwbaar.

Alsof hij zijn hele leven niets anders had gedaan dan douches aanleggen, ging hij aan de slag. Hij liet een pijp op maat zagen en van schroefdraad voorzien, en kocht een douchekop en een plugkraan in Wadi Musa. Hij plaatste een honderdzestig-litertank op de rots boven de keuken en legde de pijpen langs de rotswand en door het dak voor hij ze aansloot. Achter de keukendeur metselde hij een douchebak en buiten de keuken groef hij een afvoergoot. Daar legde hij planken overheen die hij vervolgens weer ingroef. En hij hing een douchegordijn op, zowel om het douchewater binnen te houden als opdringerige blikken buiten. We goten een paar jerrycans leeg in de tank om te testen en de leidingen werkten perfect, hoewel het water minimaal een hele dag onder de hete zon moest staan voor de temperatuur ook aangenaam was.

Toen we halverwege het bezoek van John en Cathie het nauwelijks te bevatten en bijna ongelooflijke telegram kregen, was ik eindelijk blij met onze douche. Niemand van ons had zich ooit voor kunnen stellen dat mam en pap een voet buiten Nieuw-Zeeland zouden zetten, maar ze schreven dat ze volgende week aan zouden komen. Een bad in een ligan was nu niet bepaald iets wat ik hén toewenste. Het was een hele klus om de tank gevuld te houden, maar mijn vader genoot van de tocht naar de bron en kreeg die taak dan ook vaak toebedeeld.

Mijn ouders bleven tien dagen. Tot nu toe hadden de bedoeïenen maar moeilijk kunnen geloven dat ik familie had. ‘Willen ze dan niet op bezoek komen? Zijn ze te oud?’ hadden ze me telkens gevraagd. Ze hadden geen besef van de afstand of wat een ticket kostte. En nu, terwijl ik mijn ouders Petra liet zien, pronkte ik met ze. De vrouwen kwamen op ons af om hen de hand te schudden. En terwijl ze hun handen stevig vast bleven houden verzekerden ze zich ervan dat dit echt mijn vader en moeder waren: ‘Haatha abu-ki?’ en ‘Haathi ummki?

Daarna werden ze gekust. Als mijn moeders korte haar hen niet in verwarring had gebracht, zou ze op beide wangen gekust zijn. Ze nodigden ons uit om thee te komen drinken en te komen eten. Ze keken ons onderzoekend aan om overeenkomsten te ontdekken.

Het leek wel of iedereen voor mijn ouders wilde koken. Het was ramadan, dus werden we uitgenodigd voor de Fotra (of de Iftar zoals de moderne Arabieren het noemen); het avondmaal waarmee het vasten doorbroken wordt. We brachten een bezoek aan Umm Olaidiya waar Ali tegenwoordig woonde met de lachende vrouw van de niet-lachende foto; aan het Paleisgraf waar je ’s middags heerlijk in de wind zat in Abdallahs tent; aan a-Thineb waar Maryam in die dagen haar grottencomplex moest delen met haar echtgenoot Salaama en zijn nieuwe Egyptische vrouw; en aan Dakhillah bij het Klooster waar we ons terugtrokken op dikke farrsha’s met het monument op de achtergrond als een geschilderde achterwand in een fotostudio. Het Klooster bleef mijn lievelingsmonument, groot en rustig en weg van de drukte.

Zodra ze merkten dat hij doorhad hoe hij sieja moest spelen, werd mijn vader geadopteerd door Salaama en Ali, die eigenlijk kwamen voor een potje shish-bish met John, en ook door Abdallah. Sieja is een soort damspel dat je overal kunt spelen waar je een bord in het zand kunt tekenen. Ze hadden vierentwintig ‘schijven’ de man nodig en pakten daar alles voor wat in de buurt voorhanden lag: meestal waren dat stenen, Pepsi kroonkurken of harde, droge kamelen- of geitenkeutels. Af en toe won mijn vader een potje, maar zijn grootste triomf bestond uit het niet hoeven aanraken van de keutels.

Mijn moeder had zich in Nederland beziggehouden met vogelobservatie en in de vakanties in Nieuw-Zeeland vond ze het leuk om plantsoorten te leren onderscheiden. Hier had ze altijd een opschrijfboekje bij zich waar ze alle planten en vogels in noteerde die ze herkende en de soorten die ze thuis op wilde zoeken, zoals bijvoorbeeld de grote zwarte vogels die zich schuilhielden op de rotsen boven het theater en naar beneden doken om de resten op te eten van het middagmaal dat de schoolkinderen daar achterlieten. Kraaien, schreef ze, of misschien toch raven of roeken? (Maar eenmaal thuis ontdekte ze dat ze niets aan die informatie had. In de heuvels van Jordanië leefden namelijk zowel kraaien, raven als roeken.)

Er vertoonde zich een blauwe Sinaï-hagedis op de treden van de Hoge Plek, ook op andere paden zagen we tientallen gewone hagedisjes wegschieten, en slangachtige salamanders die groen en oranje de oleanders in gleden als we naar de bron gingen. Ook ontdekten we een schorpioen toen we onze matrassen ’s morgens van buiten naar binnen wilden brengen, maar geen enkele slang.

We hadden onze wc wat meer afgeschermd, hoewel je nog steeds in hurkzit moest gaan zitten, door een laag muurtje te bouwen en een diep gat met planken te bedekken. Ik zorgde dat er altijd wc-papier was omdat zelfs ik het niet prettig vond om me in plaats daarvan te moeten afvegen met een steen. Het werkte prima, net als de douche. In de loop der jaren heb ik Mohammads verbeteringen aan het huis en zakelijke ondernemingen vaak vervloekt, maar meestal kwam er uiteindelijk een moment waarop ik moest toegeven dat hij gelijk had gehad.

De auto was ook geweldig, al pasten we er niet allemaal tegelijk in. Op een dag nam Mohammad mijn familie mee voor een uitstapje naar Akaba. Ze gingen gegrilde vis eten in restaurant Samaka en varen op een boot met een glazen bodem, en hij had de grootste moeite om de agent bij de controlepost ervan te overtuigen dat dit echt zijn schoonfamilie was en dat hij niet illegaal gebruikmaakte van zijn particuliere kenteken om geld te winnen. Ook ik werd aangehouden toen ik ze aan het einde van hun bezoek terugbracht naar het vliegveld aan King’s Highway, maar toen we onze paspoorten lieten zien werden we met open armen ‘verwelkomd in Jordanië’.