Met de auto naar de Khateeb

Nadat we de invoerrechten hadden betaald kregen we het druk. Onze auto was er een van de vier in de vallei, maar omdat die van ons vierdeurs was, werd het al snel de lievelingsauto van gezinnen die naar de dokter in Wadi Musa moesten, of naar het ziekenhuis van Ma’an, of met een speciaal cadeau naar een khateeb ergens in een door zandstormen geteisterd dorp tussen al-Guweira en al-Gatrana.

Iedere nieuwe khateeb was kortstondig beroemd voor hij weer in de vergetelheid raakte als iedereen met zijn klachten bij hem was geweest en genezen of gedesillusioneerd was.

De huidige was een man uit de Aiwanaat, een klein complex betonnen gebouwen naast de Desert Highway. Mensen met klachten kwamen helemaal vanaf de Syrische grens of uit Saudi-Arabië naar hem toe. Iedereen was welkom, zelfs zonder geit of schaap in de laadbak van hun truck als bijdrage aan het avondmaal. Zijn gezinsleden bereidden mensef in een schuur van luchtdoorlatende betonblokken en serveerden de maaltijd in het licht van petroleumlampen aan de vrouwen in de ene kamer en de mannen in de andere.

De vrouwen wisselden verhalen uit en kwamen er op die manier achter dat anderen soms slechter af waren dan zijzelf. Er waren vrouwen die miskramen hadden gehad, kinderen met spastische verlammingen en het syndroom van Down – onverklaarbare aandoeningen die alleen maar verklaard konden worden door hekserij, en er waren meisjes die op de vlucht waren voor hun echtgenoot, maar ze kwamen ook naar de man voor hardnekkige verkoudheden of griep. Na het eten kwam de khateeb, een doodgewone man in een legersurplusbroek en een versleten visgraat tweedjas, en gingen de zieke mensen om beurten op de grond liggen zodat hij over ze heen kon stappen en op ze kon spugen om ze te genezen. Inshallah. Mannen die impotent waren, onvruchtbaar, of alleen dochters verwekten, ondergingen een soortgelijke behandeling in de shig. Zelden was dit de eerste plek waar ze hun heil zochten. En vrijwel nooit beperkten ze zich tot de traditionele geneeswijzen.

Ze zochten hun toevlucht tot zoveel verschillende geneeswijzen dat je onmogelijk kon weten of de uiteindelijke genezing toe te schrijven viel aan de antibiotica-injecties die ik had toegediend of aan het spuug van de man in de visgraat tweedjas.

Er bestonden ook khateebs met oplossingen voor kleinere problemen of dingen die niets met gezondheid te maken hadden, zo ontdekte ik toen mijn schoonmoeder bittere samin had gemaakt.

Iedereen protesteerde dat hij bitter was toen ze hem over onze fatteh uitgoot. Zelfs ik proefde een vreemde smaak, iets zanderigs, maar ik zou niet geweten hebben hoe ik het onder woorden had moeten brengen. Het was haar eerste samin van het nieuwe seizoen. Ze had de vreemde smaak zelf al geconstateerd toen ze de boter aan het karnen was, maar ze had gehoopt dat hij zou verdwijnen bij het klaren. Ze had de boter gesmolten tot hij kookte en de bloem toegevoegd om de onzuiverheden op te nemen en er kruiden in gedaan om het de traditionele heldergele kleur te geven. Ze proefde het nog steeds toen ze haar vingers aflikte na het uitschrapen van de koekenpan. Ze had de samin teruggegoten en er meer kruiden aan toegevoegd, maar dat had niet geholpen. Ze was tot de conclusie gekomen dat iemand er een leeg, boos oog op had laten vallen. En ze dacht ook te weten wie dat was geweest.

De si’ins, de huiden, waarin ze de melk had verzameld waren nieuw. Ze had ze afgelopen zomer gemaakt nadat ze de nishaama had overgehaald om de voor een bruiloft geslachte geiten niet open te snijden maar af te stropen, zodat er alleen maar gaten zaten op de plekken waar de staart en de poten hadden gezeten, en de kop natuurlijk. Daarna was ze naar Bir a-Dubaaghaat in de heuvels boven Beitha gegaan, naar de bron van de tannineverzamelaars, waar ze samen met haar zus een paar dagen bezig was geweest om de tanninerijke bast, dubaagh, van de stekelige eikenbomen te schrapen. Ze was thuisgekomen met een volle zak van het spul en nadat ze haar huiden ermee gereinigd had, had ze de rest in hoeveelheden die ze afmat met een blik al-Ghazal plantaardige olie verkocht aan de andere vrouwen van de vallei. Ze had eerst de haren van de huiden geschraapt, en daarna hadden ze wekenlang onder een paar stenen ondergedompeld in de ligan gelegen, waarbij de dubaagh het water verkleurde. Ten slotte had ze de gaten dichtgemaakt door de omgevouwen uiteindes om kiezels heen te wikkelen en ze dicht te binden met repen oude huid. Alleen de halsopening bleef open om de yoghurt in te kunnen gieten.

Ik vroeg me af of de smaak niet afkomstig was van de dubaagh, of de nieuwe si’ins wel goed uitgespoeld waren geweest, maar Umm Laafi antwoordde: ‘Nee, het komt door het lege oog. Ik had gewoon niet zo snel karnemelk moeten maken. Ik had een stuk van Flana’s mudraga moeten scheuren toen ik zag hoe ze onze vette schapen stond te bewonderen zonder aan God te denken. Ik had dat stuk stof moeten verbranden en dan zou haar jaloezie geen kracht hebben gehad.’

Aangezien we die avond niets anders te eten hadden dan de fatteh zeiden we tegen elkaar dat het best meeviel en aten we allemaal een paar happen. De volgende dag ging ik uit nieuwsgierigheid met Umm Laafi en Mohammad mee naar Hmed, een plaatselijke, niet al te bekende khateeb in Wadi Musa.

We parkeerden de auto voor zijn deur in een wand die beschaduwd werd door een enorme vijgenboom. Hmed kwam naar buiten toen hij de auto hoorde en nodigde ons uit binnen te komen. Twee kamers en een keuken met een zwartgeblakerde raamopening en een zak in de deuropening gaven toegang tot een volgepropt erf. Hmed riep zijn vrouw en deed de deur naar de gastenkamer open. We deden onze schoenen uit, stapten over een rij asbakken van geslepen glas en gingen zitten op de matrassen die langs de muren lagen. Hmed verspilde geen tijd. Hij haalde een paar brokken aluin tevoorschijn waarmee hij cirkels trok boven Umm Laafi’s hoofd en verdween toen in de keuken aan de andere kant van het erf. De thee was nog niet eens klaar toen hij al terugkwam met zijn antwoord. Hij had de brokken aluin in het vuur laten pruttelen en bubbelen, en toen Hmed besloot dat ze genoeg geprutteld hadden, had hij ze eruit gehaald en hun vorm geïnterpreteerd.

Al-mishkela min al-arth, mish a-naas,’ verkondigde hij. Het probleem komt van de aarde, niet van de mens. Hiermee Umm Laafi’s theorie van tafel vagend, kwam hij met een plan van aanpak. ‘U moet wierook boven de si’ins branden en ze naar een andere hoek van de grot verhuizen, het kan zijn dat de betovering nog van vroeger stamt.’ Hij schreef een paar verzen uit de Koran in minuscule krabbels op een stuk papier, dat hij vervolgens in een plaatje tin van het formaat van een grote munt vouwde. De hoeken van deze hejab boog hij om met een buigtang en plette ze vervolgens op de betonnen trap. Umm Laafi betaalde hem met een paar yoghurtballen en toen ze thuiskwam naaide ze een klein stoffen zakje voor de hejab en hing hem om haar hals.

Uiteindelijk smaakten haar samin en laban weer heerlijk. Zelf dacht ze dat de betovering verbroken was, of dat de aardse krachten bevredigd waren. Ik dacht bij mezelf dat er intussen genoeg karnemelk in de si’ins had gezeten om de laatste resten dubaagh weg te spoelen. Maar waar het om draaide, was dat we weer samin hadden en heerlijke fatteh om erin te dippen.