Het lot tarten

Ik vertrok in mijn eentje naar Amman toen ik dacht dat ik zwanger was. Het was augustus en alweer Eid Ramadan, maar het was nog tien dagen tot onze eerste trouwdag omdat de islamitische kalender de maancyclus volgt en elk jaar ongeveer tien dagen vooruitschuift. Kevin stelde me voor aan hun arts in het Italian Hospital en de uitslag van de testen was positief.

Ondanks de hitte liep ik huppelend terug door de Siq en dacht ik eraan om een zakje snoep te kopen om de jongens bij de Schatkamer te trakteren. Ze vroegen Mohammad naar de reden.

‘Jullie tarten het lot,’ mopperden ze toen hij vertelde dat ik anderhalve maand zwanger was. ‘Er gaat vast iets mis.’

Hun vrouwen noemden het woord baby pas wanneer het kind al krijste. Ze wierpen steelse blikken op me en ik zag ze denken: ‘Die onverantwoordelijke buitenlandse gewoontes worden nog hun ondergang,’ maar ze sloegen Mohammad op zijn schouders, feliciteerden hem met zijn ‘prestatie’ en smeekten God om een jongen… ‘Een kamelenhoeder, inshallah.’

Meestal praatten we niet over dit soort dingen, maar toen we naar huis liepen zei Mohammad: ‘Ili yeji min Allah, hai
ya-u-Allah
,’ iets wat je zou kunnen vertalen als: Wat God ons ook stuurt, het is welkom. Maar het betekent nog veel meer. Zoiets als: Om het even wat God ons stuurt, we zullen de komst ervan vieren. En ik wist dat we dat zouden doen.