Een blik op de bruid

De avond dat we uit Akaba terugkwamen werd Elizabeth door Ali naar het hotel gebracht, en ik ging met Mohammad naar de bruid. De lage zwartharen tent waarin ze woonde was op een kleine vrijgemaakte plek tussen de neergestorte blokken van eeuwenoude gebouwen opgezet. De rimpelige kleine moeder, Fraija, en haar dochters Heyaiya en Rakhiya, waren de eerste vriendinnen die ik die avond maakte.

Het enige licht kwam van een kleine petroleumlamp die aan een dwarstak van de houten tentstok hing, en binnen rook het vreemd. Rokerig en onbeschrijfelijk. Heyaiya, de oudste en getrouwde zus, legde een stoffen mat, een jannabiya, op de grond bij de vuurkuil, en daar gingen we in kleermakerszit op zitten. Rakhiya, de bruid, blies in de gloeiende kooltjes, hing een theeketel aan de ijzeren driepoot die eroverheen stond, en keek Mohammad dreigend aan in antwoord op zijn opmerkingen. De taal was zo onverstaanbaar dat ik niet eens mijn best deed te begrijpen wat er gezegd werd, maar de dreigende blik begreep ik. Ik dacht dat het over mij ging, maar op de een of andere manier voelde Mohammad aan wat ik dacht en hij verzekerde me dat het niet zo was. ‘Haar aanstaande echtgenoot is veel ouder, maar hij is rijk en heeft een goede bruidsschat aan haar vader betaald. Ze is nog niet eerder getrouwd geweest en daarom heeft niemand haar gevraagd of dit wel de man is die ze wil… en dat is hij niet,’ legde hij uit. Misschien verstond ze zijn Engels of misschien begreep ze gewoon wat hij zei, en ze giechelde als een schoolmeisje. Ik schatte haar nauwelijks ouder dan dertien. En, dacht ik, waarschijnlijk had ze, zelfs als haar naar haar mening was gevraagd, niet geweten wat ze dan wel wilde.

Het huwelijk was niet iets waar ik romantische dromen over koesterde. Ik had nooit aan trouwen gedacht en dus ook geen uitzet bij elkaar gespaard. De pil had het huwelijk misschien niet helemaal achterhaald, maar in ieder geval ouderwets gemaakt, en ik was dan ook niet van plan te trouwen. Ik besefte hoeveel geluk ik had gehad dat ik was opgegroeid in een omgeving waarin ik de vrijheid had om zelf te bepalen wat ik deed.

De meisjes en hun moeder droegen donkere gewaden. Het enige wat je zag in het licht waren hun gezichten en handen: die van Fraija klein en donker, die van haar dochters lichter en langer. Ik was blij dat ik mijn felroze bloes met lange mouwen aangetrokken had, en ik lette erop dat mijn rok mijn benen bleef bedekken. We waren net op tijd voor het make-upritueel. Het huwelijksfeest scheen in de tent van de bruidegom ergens in de bergen al in volle gang te zijn, en de volgende ochtend vroeg zouden de mannen komen om Rakhiya naar haar echtgenoot te brengen. Het was de taak van haar familie om voor een groots feestontbijt te zorgen, en ook de bruid zelf moest vroeg opstaan om te helpen. Maar haar make-up kon ze nu vast aanbrengen.

Heyaiya zat op haar hurken bij de vuurkuil en schepte roet uit een soort enorme wok op een stuk plastic zak. ‘Dat roet komt van mutty-struiken, het beste hout voor kohl,’ legde Mohammad uit. De wok was een saj, die ondersteboven gebruikt werd om brood te bakken boven het vuur, vandaar het roet aan de binnenkant. De meisjes hadden een scherf van een spiegel en omrandden hun donkere ogen met zelfgemaakte kohl met een zacht, natgemaakt en in het roet gedoopt takje.

Ik kwam ook aan de beurt. Heyaiya ging naar haar eigen tent, die zo dichtbij stond dat de tentkoorden door elkaar heen liepen, en kwam terug met een zwarte jurk die ik over mijn eigen kleren aan moest trekken. Hij was mouwloos, maar aan de zijkanten zaten slierten stof die naar beneden bungelden als vergeten vleugels, en het lijfje en de zoom waren zwaar geborduurd met goudbruin draad. Ook bedekte ze mijn haren met een felroze gebloemde sjaal die ze in mijn nek vastknoopte. Ik weet niet of dit haar enige reservesjaal was of dat ze hem speciaal had uitgezocht bij de kleur van mijn bloes. Daarna ging Rakhiya voor me zitten, en na een korte blik van verstandhouding met Mohammad smeerde ze kohl rond mijn ogen. Aangezien ik me nooit opmaakte was dit een hele overgave voor me, maar het was een kleine prijs voor zo’n intieme blik in hun wereld, dus boog ik me naar voren zodat ze de kohl aan de binnenkant van mijn oogleden kon smeren, likkend en dopend en smerend met hetzelfde takje dat ze voor zichzelf had gebruikt, en haar glimlach sprak boekdelen. Toen we onze thee ophadden en klaar waren voor vertrek, smeerden ze henna aan de binnenkant van mijn handen. De pasta was dik als modder en rook naar petroleum, kennelijk om hem nog donkerder te maken. Giechelend smeerden ze mijn handen in en daarna duwde Rakhiya mijn handpalmen tegen elkaar en wikkelde Heyaiya er een lap omheen. Ze hielpen me opstaan en Rakhiya zei in duidelijk verstaanbaar Engels ‘Tot morgen,’ en ‘Welterusten,’ en met hulp van iedereen deed ik een poging om hetzelfde in het Arabisch te zeggen. Het resultaat maakte zelfs Fraija aan het lachen.

Mohammad leidde me door de door sterren aangelichte duisternis naar Nazzal’s Camp. Met mijn samengebonden handen en mijn door de lange jurk gehinderde voeten had ik zijn hand op mijn elleboog hard nodig, maar ik denk dat ik zijn hand anders ook vastgepakt zou hebben. Ik was blij met het excuus om hem dichtbij te hebben. ‘Voorzichtig, derri-by-lki, zo gaat het goed.’ Uit zijn niet-aflatende gebabbel maakte ik op dat hij er hetzelfde over dacht. Dit had ik niet verwacht. Ik was teruggekomen voor een bedoeïenenhuwelijk, en had op de koop toe een vakantieliefde ontmoet.

‘Wil je me losmaken, alsjeblieft?’ Ik voelde me niet lekker met die lap rond mijn handen, en misschien ook niet met onze snelle intimiteit, dus liet ik hem de lap losmaken en wandelde op eigen kracht verder zodra we in het licht van het hotel kwamen. Ik liep rechtstreeks naar de badkamer om mijn handen te wassen. Ik kon me geen voorstelling maken van de kleur waarop de bruid en haar zus hoopten; zij zouden hun handen insmeren voor ze naar bed gingen en pas de volgende ochtend wassen in de hoop op een diepe, langdurige kleur. Wat mijn ogen betrof: die waren opgemaakt met authentieke kohl en het zwart zou er nog dagenlang op blijven zitten. Ik gaf het op en ging weer naar buiten om me bij Mohammad, Elizabeth, Ali en verschillende andere bedoeïenen te voegen die door Abu Majid voor een visdiner waren uitgenodigd.