Epiloog

Drie jaar later

Hodder Valley, Lancashire, Engeland

‘Oké, je had gelijk,’ fluisterde ik. Ik stond op uit mijn stoel en keek vol bewondering naar Vee, die de sacristie van de kerk binnen kwam terwijl ze de zoom van haar lange lichtgrijze zijden japon ophield. Het licht dat door de glas-in-loodramen viel, verleende de stof een flonkerende, metaalachtige tint. ‘Ik had je aangeraden het bij traditioneel wit te houden, maar ik had ongelijk. Vee, je bent beeldschoon.’

Ze wervelde in de rondte, waardoor de legerkistjes zichtbaar werden die ik sinds de middelbare school niet meer had gezien. ‘Je weet wel: iets ouds, iets nieuws…’ zei Vee.

Ik beet op mijn lip. ‘Ik moet bijna huilen.’

‘Je gaat toch mijn boeket opvangen? En als niemand kijkt, geef je het weer terug, zodat ik het vakkundig kan laten drogen en inlijsten. Dan kun je me er de rest van mijn leven mee blijven pesten dat ik zo truttig ben.’

‘Ik ben Nephilim. Ik heb die bloemen al in mijn handen voordat je andere vriendinnen ook maar in de gaten hebben dat je ze gaat gooien.’

Vee slaakte een zucht van geluk. ‘Schat, ik ben toch zo blij dat je bent gekomen.’

‘Er is wel wat meer voor nodig dan vijfduizend kilometer om me bij de bruiloft van mijn beste vriendin weg te houden.’ Ik glimlachte veelbetekenend. ‘Waar ga je naartoe op huwelijksreis?’

‘Dat wil Gavin niet zeggen. Dat is geheim. Hij heeft alles geregeld. Ik heb gezegd dat ik maar één wens heb: een hotel waar ze donuts op de roomservicekaart hebben. We blijven tien dagen weg en daarna gaan we allebei op zoek naar een baan.’

‘Denk je er nog wel eens aan om terug te gaan?’

‘Naar Coldwater? Echt niet. Engeland bevalt me prima. De Engelsen zijn dol op mijn accent. De eerste keer dat Gavin me mee uit nam, deed hij dat omdat hij me wilde horen praten. Hij bofte, want daar ben ik erg goed in.’ Plotseling keek ze ernstig. ‘Thuis zijn er te veel herinneringen. Ik kan geen straat doorrijden zonder te denken dat ik Scott ergens zie lopen. Denk je dat er een leven na de dood is? Denk je dat hij gelukkig is?’

Ik kreeg een brok in mijn keel en kon geen woord uitbrengen. Sinds Scotts dood was er geen dag voorbijgegaan zonder dat ik hem even in stilte bedankte voor het offer dat hij had gebracht.

‘Hij zou hier horen te zijn, ik zou toch zo graag willen dat hij hier was.’ Vee boog haar hoofd en frummelde aan haar pas gelakte nagels.

‘Ik ook.’ Ik pakte haar handen vast.

‘Je moeder vertelde me dat Marcie een paar maanden terug is gestorven.’

‘Ze heeft langer geleefd dan iedereen verwachtte.’

‘Een rotte appel tot op het laatste moment?’

‘Mijn moeder is op haar begrafenis geweest. Er waren maar vijf mensen aanwezig, inclusief Marcies moeder.’

Vee haalde haar schouders op. ‘Typisch een geval van karma.’

Aan de andere kant van de kamer ging een eikenhouten deur open en mijn moeder stak haar hoofd om de hoek. Een week geleden was ze hiernaartoe gevlogen om samen met Vee’s moeder de bruiloft te regelen. Volgens mij genoot ze stiekem van haar rol. Ze had eindelijk geaccepteerd dat Patch en ik – een combinatie waar ze in de loop van de jaren geleidelijk aan gewend was geraakt – onze gelofte hadden afgelegd onder de blote hemel en bezegeld met bloed. Voor ons geen trouwerij met alles erop en eraan, dus dit was haar kans. Toch was het wel ironisch. Wie had gedacht dat Vee het allemaal traditioneler zou aanpakken dan ik?

Mijn moeder lachte stralend. ‘Drogen jullie je traantjes, lieve meisjes, het is bijna zover.’

Ik trok snel nog even een paar plukjes van Vee’s kapsel los om haar gezicht te omlijsten, en bevestigde geurige stefanotis op haar diadeem. Toen ik klaar was, sloeg Vee haar armen om me heen en greep me stevig vast. Opeens hoorden we een naad scheuren.

‘Godsamme,’ zei Vee, en ze inspecteerde een gesprongen naad op haar zij. ‘Ik heb een maatje kleiner genomen omdat ik van plan was voor de bruiloft vijf kilo af te vallen. Ik wil mezelf niet dik noemen, maar er zouden best een paar overtollige Nephilimpondjes af kunnen. Maar wat wil je als er steeds gevulde koeken in je kast liggen?’

Ik kreeg de slappe lach.

‘Mooie boel. Zo meteen loop ik half in mijn onderbroek langs al die mensen en jou kan het geen bal schelen,’ zei Vee grinnikend. Ze pakte een pleister uit haar tasje en plakte die over de gescheurde naad.

We begonnen zo hard te lachen dat onze gezichten rood aanliepen en we naar adem hapten.

De deur ging weer open. ‘Naar jullie plaatsen. Schiet op!’ zei mijn moeder, en ze duwde me naar buiten. Uit de kapel zweefde orgelmuziek. Ik sloot me aan bij de rij bruidsmeisjes, die allemaal dezelfde gele tafzijden zeemeerminjurken aanhadden en kreeg een boeketje van Vee’s broer, Mike, in mijn handen gedrukt. Vee ging naast me staan en haalde diep adem.

‘Klaar?’ vroeg ik.

Ze gaf me een knipoog. ‘Reken maar.’

De bewerkte houten deuren werden geopend door twee kerkdienaars. Arm in arm liepen Vee en ik de kapel binnen.

Na de huwelijksvoltrekking werden buiten foto’s gemaakt. De heldere namiddagzon bescheen de groene weiden waarop pittoreske schapen in de verte graasden. Vee straalde en ik had haar nog nooit zo sereen gezien. Gavin hield haar hand vast, streelde over haar wang en fluisterde iets in haar oor. Hoewel Vee me niet had verteld dat hij menselijk was, zag ik het meteen. Omdat Vee geen eed van trouw had afgelegd, zouden ze samen ouder worden. Ik wist niet precies hoe haar veroudering, of die van mij, in zijn werk zou gaan, want tot nu toe was het nog nooit voorgekomen dat een Nephil onbeperkt kon doorleven zonder trouw te hebben gezworen. Hoe dan ook, ze was onsterfelijk. Op een dag zou Gavin overlijden en nooit weten dat zijn vrouw hem niet naar de andere wereld zou volgen. Ik nam het Vee niet kwalijk dat ze dit voor hem verzweeg. Ik bewonderde haar omdat ze haar best deed herinneringen aan de mooie momenten te bewaren. Punt uit. Ik zag Gavin vandaag pas voor het eerst, maar zijn liefde en adoratie voor haar waren zonneklaar, dus wat wilde ik nog meer?

De receptie was ook buiten, in een grote witte tent. Terwijl de flitsen van de camera’s nog steeds voor mijn ogen dwarrelden, liep ik naar de bar en vroeg om een glas water met bubbels. Paartjes dansten op de muziek van een bandje, maar ik sloeg er nauwelijks acht op. Ik had alleen maar oog voor Patch.

Hij had zich opgedoft voor de bruiloft: zijn zwarte smoking benadrukte zijn atletische figuur en zijn ondeugende grijns deed mijn hart sneller slaan. Hij zag mij ook en uit zijn donkere ogen spraken alleen maar liefde en verlangen. Mijn huid begon verwachtingsvol te tintelen. Ik had hem de hele dag nauwelijks gezien en ik verlangde naar hem. Heel hevig.

Patch kwam naar me toe met een glas wijn in zijn hand. Hij had het jasje van zijn smoking over zijn schouder geslagen en door de vochtigheid was zijn haar vrolijk gaan krullen. ‘Even verderop is een herberg. En achter die bomen staat een schuur, mocht je zin hebben,’ zei hij, omdat hij blijkbaar wist welke kant mijn gedachten op gingen.

‘Zei je “zin”?’

Patch legde zijn handen op mijn heupen en trok me naar zich toe. ‘Jawel. Moet ik je laten zien wat ik bedoel?’ Hij kuste me. En toen kuste hij me iets langer en liet zijn tong speels zijn werk doen. ‘Ik hou van je.’

‘Dat kan ik nooit genoeg horen.’

Hij streek de krullen uit mijn gezicht. ‘Ik had nooit gedacht dat mijn leven zo compleet zou zijn. Nooit gedacht dat ik alles zou hebben wat ik wilde. Je bent alles voor me, engel.’

Mijn hart liep bijna over van geluk. Ik hield zoveel van hem dat ik het nooit in woorden zou kunnen uitdrukken. Hij was een deel van mij. En ik was een deel van hem. We waren tot in de eeuwigheid met elkaar verbonden. Ik boog me naar hem toe en gaf hem een kus. ‘Misschien ga ik wel in op je aanbod. Een ouderwets plattelandshotelletje, zei je toch?’

Aan de voorkant staat een Cadillac en aan de achterkant een motor, zei Patch tegen mijn gedachten. Wil je op de traditionele manier vertrekken of stilletjes ontsnappen?

Wat mij betrof had ik vandaag wel genoeg traditie meegemaakt. Ontsnappen.

Patch tilde me op, en ik gaf een gilletje van vreugde toen hij me naar de achterkant van de kerk droeg. We gingen op de motor zitten, stoven de weg op en raceten over de groene heuvels naar de herberg.

In onze knusse, gezellige kamer maakte ik de knoop in zijn stropdas los. ‘Kleren maken de man,’ zei ik goedkeurend.

‘Nee, engel.’ Hij boog zich naar me toe en beet zachtjes in mijn oorlelletje. ‘Géén kleren maken de man.’